Liefde komt ongenood

Eefde juli 1988 | Dinsdagmorgen

Inleiding
[download]

Wat is het belang van de oefeningen die we vanochtend hebben gedaan, onder andere buiten het gebied waarin ze plaatshebben. Daar is heel duidelijk dat ze van heel groot belang zijn dat je iets leeg kunt doen. Dat is duidelijk.
Maar wat heeft het voor belang voor je leven? Want na deze week ga je weer het gewone leven in. Dan is de kans heel groot dat alle patronen die daarin liggen, alle dingen die je nu een week lang hebt laten liggen, bij je binnenkomen. En je gaat  eigenlijk op dezelfde manier door. Je herinnert je dat het een mooie week was en dat je er echt wel iets opgestoken hebt, zoals dat heet. En dat is dan dat.

Maar wat je in deze oefening kunt leren, is dat het eigenlijke zich pas voltrekt op het moment dat jij afwezig bent. Je kunt het proces voorbereiden door te weten hoe het verlopen kán. Maar het eigenlijke moment dat het gebeurt is als jij onschuldig bent, als je argeloos bent, als je niet meer iets wilt.
Als je dat nu terugbrengt naar je leven wat je elke dag leeft, dan merk je dat je eigenlijk altijd iets van plan bent, dat je iets bedoelt, dat je iets wilt bereiken. En dat doe je natuurlijk in je oefening ook, in je zitten op het bankje.

Maar als je nu de betekenis van deze oefening echt tot je door laat dringen, dan begrijp je dat dat in je leven eigenlijk óók zou kunnen werken. Dat je dus in je leven, waar een heleboel dingen gewoon gebeuren moeten, dat je die zou kunnen doen op een hygiënische manier, zonder er allerlei bedoelingen en gevoelens aan te verbinden. Die bedoelingen en gevoelens zijn namelijk ontstaan voordat je doet. Dat is het akelige punt. En omdat die gevoelens en die bedoelingen ontstaan zijn voordat je doet, kun je niet opmerken wat er gebeurt terwijl je het doet.

Ik zal een heel eenvoudig voorbeeld geven. Iedereen beseft wel dat, als hij een beetje gezond wil blijven, dat ie af en toe uit de mensenmassa weg moet, uit zijn huis wegmoet, uit alle lieve vrienden en vriendinnen wegmoet, om alleen te zijn in de natuur. Dat weten we. Maar het overkomt ons natuurlijk altijd weer, dat we dan in de natuur zijn en dat er eigenlijk niks gebeurt.
We zijn er naartoe gegaan met de bedoeling om te genieten, om te ontspannen. En dan gaat het niet. Het gaat wel als je dat niet bedoelde, en toevallig zijn we in de natuur en we hoeven niks te doen. En plotseling komt het binnen. En je verbaast je erover dat je daar eigenlijk je hele leven geen rekening mee houdt. Dat je je tafel en je stoel en je bed en je man en je vrouw en je kind, eigenlijk op dezelfde manier gebruikt als alle andere dingen in je leven. En dat er dan dus nooit een echt gevoel kan geboren worden, dat er nooit een echt verband, een echte verbinding kan zijn. Dat dan nooit de adem van de eeuwigheid door je relatie heen speelt.

Het is jammer genoeg zo, dat we ons leven bijna altijd doorbrengen in de wereld die we bedoeld hebben, of die we bij een ander gezien hebben, of die we vergelijkenderwijs proberen te verwerkelijken. En al die tijd, al die tijd, zijn we dood. Oh, we kunnen best heftige gevoelens hebben, je kunt best hartstochtelijk zijn. Maar dat heeft niet met gevoel te maken. Dat is een heel natuurlijk iets wat op het moment dat het voorbij is, ook voorbij is. Daar blijft niets van achter. Daar blijft niets wat je verder draagt. Daar is niets wat jou het gevoel geeft dat het leven een geweldig geschenk is.

Je hebt eigenlijk altijd het gevoel dat als je je nou maar heel erg hard inspant, nou ja, dan komt er iets, dan wordt een verhouding goed.
Maar mensen, het gaat zo niet. Echte gevoelens worden pas geboren als jij niet weet dat ze ze komen zullen… Ze komen ongenood. Op een tijd die jij niet kent. En op een moment dat je niet bepaald hebt. Dat zijn de gevoelens die je bevrijden, die je uit de kerker halen.

En wat jullie vanochtend weer gedaan hebben, is een eerste begin van leren hoe dat werkt. Omdat je zelfs bij die oefening niet kunt zeggen: beter en best, maar dat je alleen kunt zeggen: in hoeverre kon ik mezelf vergeten, in hoeverre kreeg het een kans. Maar in het leven, dat zóveel ingewikkelder is en waar zóveel meer vastligt…  Elke relatie die je hebt, ligt vast. En die ligt vast, omdat jij vastligt.

Wat je in deze, in verhouding daartoe, eenvoudige oefening kunt leren, is dat je je aandacht ergens bij kunt hebben, dat je kunt weten hoe het proces verloopt. En dan alleen maar hopen dat het zo gebeuren zal. En als het niet gebeurt, inderdaad gewoon tegen jezelf zeggen: ik heb pech gehad. En niet daaruit de conclusie trekken: dan moet ik meer willen. Je moet wel doen, maar niet meer willen. Want met dat willen ben je terug in de wereld die je zelf gemaakt hebt.
Ik ken eigenlijk geen dingen die de mens gemaakt heeft, die de majesteit hebben van wat de mens níet gemaakt heeft. En dat moet je eens een keer beseffen. Je moet eens een keer beseffen dat wat de mens maakt klungelwerk is, in verhouding tot dat wat geboren wordt, tot dat wat uit zichzelf vorm aanneemt – niet alleen de verhouding, maar ook het gevoel, de kleur … alles.
Wij kennen eigenlijk geen dingen die geboren worden, die uit zichzelf geboren worden.

Een vrouw die een kind baart, kan een moment het gevoel hebben dat er iets aanwezig is, wat ze voor die tijd in haar leven niet kende. Maar dat is al heel gauw weg.
Dat is zo’n moment, dat je dat kunt registreren. Het is al gauw verworden tot allerlei, ja … armzalige menselijke overwegingen van: ‘t is een groot kind, het is een klein kind, hij heeft zo’n leuk kuiltje in zijn kin en afijn, al die andere onzin er omheen. En dan is het mysterie al weg. En bovendien hebben én de moeder en de vader het zich dan ook al helemaal toegeëigend. Het is hún kind geworden… Terwijl dat natuurlijk baarlijke onzin is, het is nooit je kind, nooit! Het is een mens, die een nieuwe reis begint En jij begeleidt dat kind, of liever gezegd, je begeleidt de nieuwe mens.

Maar in het gewone leven is het v´éél minder duidelijk. Maar eigenlijk doe je met alle dingen hetzelfde, je eigent het je toe, je neemt het in bezit. Als je in de winkel  iets koopt, dan eigen je het je toe.
Je hebt helemaal niet het besef dat het iets is wat in de stroom van de tijd voorbij gaat, zoals jij voorbij gaat – in deze zin ga jij voorbij. Dat bolwerk van in bezit nemen, gaat godzijdank voorbij, na alle lamentaties die we er omheen hebben gehad. Maar alles gaat voorbij…

En als je het niet in die zin kunt voelen, kunt ervaren, dan kun je niet geopend zijn, dan ben je dicht. En de wereld gaat ten onder aan dichte mensen – hele knappe mensen, hele voortreffelijke mensen, hele eminente mensen. Dat zijn allemaal kwalificaties in de gesloten wereld.
Maar je komt dan niet toe aan waar zelfs die gesloten wereld van afhankelijk is. Dat is namelijk afhankelijk van dat voortdurende scheppingsproces, wat nog altijd voortgaat.
Wat je je af kunt vragen is: heeft mijn leven betekenis in het scheppingsproces, of is het alleen maar een mechanische herhaling van wat ik ooit geleerd heb. Ben ik iets in de beweging van die grote beweging, ben ik iets in de grote beweging van geboren worden en sterven. Of ben ik alleen maar dat verharde stuk tussen die twee punten in. Dat stuk wat je kunt vaststellen, wat je kunt definiëren, waar je van kunt vragen: ‘hoe zit het,’ en: ‘bewijs me dat eens…’
Dat stuk, dat bewijsbare stuk, daar leven we in. Maar dat heeft niets met het scheppingsproces te maken. Dat heeft niets te maken met jouw waarde als mens, jouw factor in de evolutie. Daar heeft het niets mee te maken, absoluut niets!

En we zijn ook meesters om elke kleine, schuchtere poging van dat scheppingsproces – als we dat al opmerken –  om zeep te helpen door te zeggen: bewijs me dat eens, bewijs me dat eens in mijn mausoleum van de dood. Want dáár moet het in bewezen worden.

[stilte]

We lachen schamper als iemand de moed heeft om dat naar voren te brengen. Want het is niet bewezen, het is niet comme il faut. En we sterken elkaar in flinke mensen te zijn, die zich niet ophouden met onzin.
Maar dat gaat allemaal terug op een onvermogen. Dat gaat terug op dat onvermogen om iets over te laten, om dingen tot je door te laten dringen. Dat kunnen we niet. Zelfs als we dat dan willen, als we dan naar de natuur gaan om daarvan te genieten, dan kunnen we dat niet. Want er is een voornemen met ons meegegaan. En daarom kunnen we niet genieten. Liefde komt ongenood, onvoorspelbaar, en zou kunnen blijven als wij het herkennen. Maar we brengen het om zeep in de emotie er omheen, of in de hartstocht.

Dat kun je allemaal terugvinden in de oefeningen van vanochtend, daar zit dat in. Als je eenmaal heel diep doordrongen bent van dat onvermogen, dan kún je anders in je leven gaan staan. Dan kun je je eigen prioriteiten voor de dood leren kennen, je eigen prioriteiten voor verstarring. Het stellen van doelen of werken ergens naartoe, terwijl je ogen dicht zijn en je gevoel afgesloten is.
Als je al een keer een gevoel gehad hebt wat heel, heel mooi is, dan heb je het opgeborgen in je herinnering. En ik heb het gisteren al gezegd: dan is het dood. Dat is alleen maar de huls van de ervaring, van de beleving. En dat weerhoudt je ervan om een volgende keer argeloos onschuldig te zijn om te beleven.

Dus het enige wat er opzit is dat je die optel- en aftrek-machine in jezelf eens een keer stilzet. Dat je eens ophoudt met alles onder te brengen in je wereld –
dat betekent twijfelen aan al je voornemens, altijd weer de mogelijkheid open laten dat het totaal anders loopt. Dat je omtrent jezelf eigenlijk nog helemaal niets weet. Wat je weet is niet belangrijk om te weten, dat is het hele reactiepatroon en alle kwetsuren en al die onzin bij elkaar. Dat weet je wel, maar dat is niet belangrijk. Eigenlijk weet je van jezelf nog heel weinig.

Om die repeterende breuk van je denken ook eens stil te zetten. Want het is echt een repeterende breuk, die gaat altijd door. De ene vraag is nog niet gebeurd of de andere vraag komt er al boven overheen. En als je een beetje minder intelligent bent, dan duurt dat een poosje, dan denk je dat die vraag beantwoord is. Vragen worden nooit beantwoord. Wat jijzelf ontdekt, dat is belangrijk, Onvermoed, ongedacht ook. Soms schrik je ervan. Dat is het echte.

Maar probeer dat eens – dat lijkt negatief – probeer eens in je leven de prioriteiten van de dood te herkennen. Wat houd je op de plek. Wat maakt dat je altijd bezig bent om aan iets te voldoen.
Wat is dat eigenlijk? Wie heeft je dat ooit gezegd, dat je voldoen moet… Dat hebben we elkáár aangedaan.
Maar dat is niet de diepste bedoeling. De diepste bedoeling is dat wij volledig vrij worden. Een pluisje in de wind van de eeuwigheid – en niet meer dan een pluisje! Elke milligram meer is teveel.
Probeer eens te ontdekken hoeveel kilo je eraan toegevoegd hebt. En laat het vallen.

naar boven