Totale aandacht

Eefde juli 1991 | Zaterdag

Inleiding
[download]

Gisteren na afloop vroeg Epi[1] mij: vat het even samen wat je vanavond als thema gesteld hebt.
En ik had er helemaal geen zin in. Toen zei hij: één woord is voldoende.
Toen zei ik: ‘aandacht’.
En ik besefte toen ik wegliep, dat dat natuurlijk eigenlijk een loze kreet is. Aandacht is een zeer complex iets. Wij kennen van aandacht eigenlijk maar een heel klein stukje: gerichte aandacht. We kennen geen andere aandacht dan gerichte aandacht: je hebt aandacht érgens voor. Ook als je in een landschap bent, heb je aandacht érgens voor. 

Maar aandacht is aandacht. Aandacht is dus open zijn, ontvankelijk zijn voor alles, maar echt alles. En dus ook voor pijn, voor verdriet, voor bezorgdheid. Zonder dat je dat wegwerkt.
Kijk, zodra je het probeert weg te werken, is het geen aandacht meer. Dan ben je terug in je verdedigingsmechanisme. 

Waar ik eigenlijk nu aandacht voor vraag, dat is dus voor die totale aandacht. Die totale aandacht die niet in de reactie blijft hangen. Wij kennen eigenlijk maar één soort van aandacht en dat is dat er iets gebeurt en dat wij daar een antwoord op hebben. En dat is dan dat, dan is het afgelopen. En dan gaan we naar een ander punt.
Dat geeft dus aan hoe verdeeld we zijn. We zijn altijd verdeeld, we zijn niet in onszelf totaal verbonden. Er zijn een heleboel componenten in onszelf die zelfs op voet van oorlog met elkaar zijn. En als we tevreden, gelukkig zijn, dan zijn ze toevallig even niet in oorlog met elkaar. Dan is er even een pauze.

Als ik dat zo zeg, dan is de stap naar wat er in de wereld gebeurt niet groot. Waarmee ik alleen maar wil zeggen dat wat er in de wereld gebeurt – laten we zeggen dat er vrede is – dat is een pauze tussen twee oorlogen in, een pauze tussen verdediging en aanval. En zo is het in ons net zo.
Daar moet je je van bewustworden. Je moet je bewustworden van het feit dat dat de toestand is waarin je verkeert. En die kan niet veranderen doordat je je voorneemt om aandacht te hebben, dat gaat niet. Dat instrument wat je bent, dat bewustzijn wat je hebt, is zo zoals het is. Het hoogste wat dat bewustzijn kan bereiken, is dat het zich bewust is van zijn eigen werking. Dat is het hoogste wat het kan bereiken. Maar dat het verbonden raakt, is iets wat aan ons bewustzijn ontsnapt.

Dat laatste is dus heel belangrijk, dat je beseft dat dat aan je bewustzijn ontsnapt. Dat je daar dus niet aan gaat zitten kriebelen met je denken-voelen, want dat heeft totaal-geen-zin. Het hoogste wat je kunt bereiken met het instrumentarium wat je hebt, is dat je bewust zijn hoe het werkt. En in die constatering blijven.
Dat is de volgende stap: in die constatering blijven. Ik heb gemerkt dat dat voor iedereen ongelooflijk moeilijk is, in die constatering blijven, je niet afvragen: wat moet ik nou doen, kan ik het veranderen, kan ik eruit los, kan ik me niet verbeteren…
Dat is wat meestal gebeurt. Zodra je dat doet ben je terug in je oude instrumentarium. En dat kan uit zichzelf niet veranderen. Maar in die aanhoudende constatering, in dat niet aflaten te blijven constateren wat gebeurt, in jezelf, buiten jezelf, om jezelf heen; en wat er gebeurt doordat jij leeft en doordat jij dingen doet en doordat jij denkt, doordat jij voelt. Doordat je dat constateert, gebeurt er iets.

En wat er gebeurt ontgaat je. Alleen achteraf merk je dat je verandert, dat je anders tegenover de dingen staat –dat is dus daarná. Het bewustzijn wat wij hebben is niet in staat, heeft niet die helderheid en die zachtheid om te kunnen ervaren wat er gebeurt, als je in de constatering blijft. Als je daar niet vandaan gaat.
Het is namelijk een heel ding als je beseft wat mogelijk is en wat niet mogelijk is. En als je gaat beseffen dat de wereld die jij ziet en die je ervaart, uitsluitend jouw wereld is. Dat dat niets zegt omtrent de werkelijkheid.

Ik herinner me in het laatste jaar van het kamp, toen de uithongering systematisch dus zijn hoogtepunt bereikt had, toen kregen we nog maar een kwart kopje rijst per dag. En dat is zo op het eerste gezicht natuurlijk volstrekt te weinig. Maar omdat ik niet meer te doen had dan daarmee te experimenteren, heb ik geprobeerd om bij het erop kauwen – maar dat hoefde eigenlijk niet eens, want het was nog kledderige rijst ook – er zo lang mogelijk over de doen dat het verteerd was, dat het naar binnen was. En ik heb toen gemerkt – dat was helemaal aan het eind van het kamp – dat ik dat kopje rijst eigenlijk als het meest fantastische ervoer wat er was, het meest fantastische voedsel wat ik kon krijgen. Ik heb nadien, na het kamp, nooit meer zo van voedsel genoten als toen. En mijn haren bleven groeien en mijn nagels bleven groeien en ik bleek intact. Ik was natuurlijk broodmager.

Waarmee ik maar wil zeggen – want dat is dus een echte, gewone concrete ervaring – dat je ervaring, je beleving, afhankelijk is van je instelling, van je vermogen om totaal iets tot je te nemen. En alle gedachten die je erover kent en alle meningen die je erover kent, gewoon te vergeten. Dan merk je dat alles, echt alles in de wereld, echt anders is dan je denkt. Dat is dus die kwestie van de aandacht.
Dat wat ik nu vertel, is natuurlijk een uitzonderlijke toestand. Ik bedoel, jullie hebben niet het voorrecht om in zo’n toestand te zijn. Jullie hebben altijd voldoende te eten. Je kunt zelfs kiezen uit allerlei soorten eten. Je kunt je voorkeuren hebben. En eigenlijk ontgaat je dan wat eten is. Hoe er dus niet alleen een verband is via je spijsvertering, maar dat er een veel directer verband is tussen leven en leven. Jij bent leven, dat voedsel is leven, zelfs als het gekookt is. Het is l
even. En leven en leven kunnen samen groter leven worden.

Want dit wat geldt voor een kwart kopje rijst, geldt voor alles in je leven. Wat dan gebeuren moet is dat je je gedachten omtrent alles opgeeft. Dat je je probeert te bepalen tot het ervaren sec.
En daar stuit je bij op een geweldige weerstand, want je weet al zoveel – althans je denkt al zoveel te weten. Oók omtrent je eigen lichaam. Want daarom hebben wij in al onze oefeningen ook zo’n moeite. We kunnen het niet overlaten aan iets wat ingebouwd in onszelf is, maar wat nooit de kans krijgt om zich te manifesteren. Daarom moeten we onze houding met onze spieren opbouwen, en afijn, onze adem moeten we corrigeren. We moeten aan de energie sjorren. En eigenlijk is het niet nodig.

Als je helemaal stil bent en je ademt, gebeurt alles vanzelf. En dat is dus een kwestie van aandacht. Aandacht die alles tegelijkertijd in verbondenheid laat werken. Dat is het grote geheim: dat het in verbondenheid werkt. Dat het dus niet een bepaalde sector is, en alle andere sectoren gaan niet mee en zijn dus eigenlijk een rem. Maar alles tegelijkertijd. En dat is dus het geheim van aandacht.
En daar moet je mee leren leven. Met deze gedachte, dat aandacht iets totaals is. En dat dat niet te commanderen is, dat dat geboren moet worden in je, die aandacht, doordat je eerbied hebt voor jezelf, eerbied voor die onbekende mens in jezelf. 

Behalve de mens die je natuurlijk heel goed kent, is er die onbekende mens in jezelf, die totale mens. En de gedachte alleen al dat hij bestaat, dat hij er is, kan je helpen om hem te ontmoeten.
Daar moet je natuurlijk tijd voor inruimen. Dat kun je niet ongeduldig afdwingen. Dat komt op het moment dat jij afwezig bent, de oude mens afwezig is, omdat die oude mens beseft dat hij het niet klaren kan.
Dat is erg moeilijk voor ons. Want we zijn natuurlijk toch allemaal een beetje ijdel. We denken dat we het wel kunnen. 

Maar als je het probeert, zul je merken dat het werkt. En dat zullen we deze week dus telkens proberen. We zullen proberen helder erover te worden over dit hele geval. Zodat we beter welke oefening dan ook kunnen doen.
Nou, dit is dus een klein stukje, dat is dat ene woord ‘aandacht’ wat ik gister tegen Epi zei.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Als ik aandacht heb voor pijn, dan zet ik altijd een lijntje uit naar hoe het verder zal gaan. En jij zegt: gewoon de pijn voelen en niet in de reactie blijven. Dus je moet verder. Maar wat bedoel je daar eigenlijk mee.

– Maarten: Ik bedoelde eigenlijk dat er niet alleen die pijn is, dat er ook degene is die die pijn voelt.

A.: Ik blijf dus in de reactie als ik eigenlijk wil dat de pijn overgaat als ik er aandacht aan besteed.

– Maarten: Dit is heel subtiel. Dat kan in de reactie blijven zijn, het kan de aanvang zijn van het verder kunnen voelen. Als je er namelijk helemaal in bent, dan zit daar al de aanvang in van dat je voelt dat er iemand is die pijn lijdt. Als er dus geen poging meer is om eraan te ontkomen.
Dat is het begin van het beseffen dat, behalve degene die pijn heeft er iets anders is, wat daar wel degelijk bij hoort, maar wat geen pijn heeft.

B.: Dus dat is het niet hechten, waar het boeddhisme het over heeft.

– Maarten: Ja, dat ‘niet hechten’ heeft geleid tot ontzettend veel misverstanden. Namelijk dat je eigenlijk los moet komen van de pijn – we hebben het nu over pijn.
Dat is niet bedoeld. Bedoeld is dat je loskomt van je reactie op de pijn. Dat is bedoeld. Ik kan het nog anders zeggen: aan de ene kant is er die mens die geworden is in tijd en ruimte. Die heet A. en die ken je heel goed. Maar er is ook een ander iets, wat geen naam heeft, wat nooit geboren wordt, nooit sterft. En dat is ook aanwezig. En dan gaat het er om dus om A., zoals je die heel goed kent, te ervaren en tegelijkertijd te beseffen dat dat andere er is. Dan worden alle ervaringen van A. anders.

B.: Van minder belang op de een of andere manier?

– Maarten: Zo zou je het kunnen zeggen. En aan de andere kant, ja, ik zal het je moeilijk maken, je hebt erom gevraagd: aan de andere kant wordt alles wat A. doet ongelooflijk belangrijk!

B.: Omdat je je bewust wordt?

– Maarten: Ja. omdat je beseft dat wat jij doet. Dat dat er op aankomt, dat elke gedachte die je hebt belangrijk is, elk gevoel. Want het leidt naar de ene kant of naar de andere kant; het werkt mee naar de verbinding of het werkt mee naar afscheiding, alles wat je doet. Als je een tijdlang je schoenen gedragen hebt en je dankt ze af, dan is het heel belangrijk hoe je ze afdankt. Of je denkt: vort ermee, of dat je beseft dat daar iets is tussen jou en die schoenen.
Je gaat merken dat alles in je leven betekenis heeft, dat alles erbij hoort. En wat wij doen dat is voortdurend een heleboel wegmoffelen.
Het gaat erom te beseffen dat er niets, helemaal niets onbelangrijk is. Helemaal niets! In wezen. Wij doen als barbaren dat we denken dat we weten wat belangrijk en onbelangrijk is. Kijk maar naar onze wegwerpmaatschappij, kijk maar naar de ogen en de bewegingen van de mensen.
That ‘s it, sir.

[1] Epi van de Pol gaf tai chi tijdens de Tao-zen meerdaagse sessies.

naar boven