Erbij zijn en niet ingrijpen

Eefde juli 1991 | Vrijdagavond

Inleiding
[download]

De meesten van jullie zijn al heel lang bezig met de meditatie. De reden waarom je begon is misschien geleidelijk aan uit het zicht geraakt, omdat je merkte dat meditatie iets heel anders was dan je je had voorgesteld. En je vraagt je af: wat gebeurt er nou eigenlijk?
Bij yoga, bij massage, bij tai chi, is dat heel duidelijk. Daar is ook een element in wat je ontgaat, maar toch, waaraan je bezig bent is een duidelijke zaak. Of je bereikt wat je bereiken wilt, dat is een zaak waar je ook bij díe manieren van bewustwording van merkt dat dat eigenlijk op den duur niet zo belangrijk is.
En je begint geleidelijk aan gevoel te krijgen dat meditatie iets totaals is. Dat het niet iets is naast je leven, als verfraaiing van je leven, als verbetering van je leven, maar dat het een nieuwe ingang is. Dat het is om de wereld – en dat betekent dus eigenlijk: jezelf – ruimer te ervaren. 

Je bent opgevoed, je hebt geleerd, je bent door situaties heengegaan, en dat heeft in je geest een patroon veroorzaakt aan de hand waarvan je je leven ervaart, je idealen hebt die je probeert te verwezenlijken. En natuurlijk, je moet voorzien in je levensonderhoud.
Maar je merkt ook dat dat hele bestand van ervaringen, van verwachtingen, van idealen, toch maakt dat je niet een geheel bent. Dat je opgedeeld bent, soms zus, soms zo. Dat de ene situatie je blij maakt, de andere beangstigt je, een derde laat je koud. En als je een beetje oplet, merk je dat het eigenlijk allemaal afdelingen zijn waar je in functioneert, afdelingen die niet eens een behoorlijk gesprek met elkaar hebben. En je vraagt je af of dat niet anders kan.

Dat betekent dat je gaat letten op je maníer van leven. Dat je gaat letten op wanneer je in een versnelling raakt, wanneer het leven saai voor je is, wanneer je bezorgd bent, wanneer je blij bent.
Als je daarop gaat letten, merk je dat het eigenlijk allemaal te maken heeft met de manier waarop je in relatie staat tot de wereld, tot de mensen, tot je naaste. En dat komt allemaal samen in jezelf. Dat betekent dus: welke verhouding heb je tot jezelf?
Heb je een verhouding tot jezelf? Of leef je grotendeels onbewust, vanuit de drijfveren die er zijn: de instinctieve drijfveren, de individuele drijfveren, de impulsen die komen en die gaan. Als je zo leeft, heb je eigenlijk geen verhouding tot jezelf, je leeft alleen maar. En dat is niet slecht, maar je merkt, vooral als je ouder wordt, dat je dan jezelf herhaalt, eindeloos herhaalt. En dat maakt dat je behoefte hebt aan nieuwe sensaties om de herhaling te doorbreken. 

Je merkt dan niet dat in die nieuwe impulsen, in die ‘doorbraken’, in dat wat je gewoontepatroon doorbreekt, al al het oude zit. Want je ervaart het, en je denkt erover soms, en je voelt het met het hele instrumentarium wat je tot nu toe ontwikkeld hebt – en je hebt het vrij onbewust ontwikkeld, je hebt gedaan wat prettig was, het liefste, en nagelaten wat niet prettig was. 

Maar de zin van dat hele leven wat je leeft, van de mensen om je heen, van de wereld, dat heeft alleen maar betekenis voor je in de mate waarin het jouw wereld raakt, jouw ervaringswereld raakt. En als de gebeurtenissen ver weg zijn, dan raakt het je nauwelijks. Daardoor ontgaat je dat tussen wat er ver weg gebeurt en wat er dichtbij gebeurt en wat er in jezelf gebeurt, een verband is. En dat je dat verband kunt leren kennen, als je je daartoe zet. Dan merk je ook dat je geest onrustig is, dat je al gauw denkt: nou ja, het zal wel, ik leef mijn leven… 

Dat is eigenlijk het dilemma waar iedereen zich in bevindt die probeert te mediteren. Het dilemma van: hoe verkrijg je een ongehaaste, stille geest, die de tijd heeft om wat er in de wereld gebeurt, wat er met je naaste gebeurt, wat er met de mensen gebeurt, wat er in jezelf gebeurt, te verbinden. Zodat die deling: de wereld, je naaste, de dingen om je heen, de situaties waar je in bent, niet meer los naast elkaar opereren, maar dat ze samen iets betekenen. Dat ze elkaar ook beïnvloeden, dat wat in jezelf gebeurt, betekenis geeft aan wat er in de wereld gebeurt. Dat je eigen zorgen en verdriet en vreugde, teruggevonden worden in wat er in de wereld gebeurt en wat je naaste aangaat.
Met die stille, ongehaaste geest ga je ontdekken hoe oneindig complex dat leven is waar jij instaat, waar jij van bent en dat jij bent. 

En je gaat opmerken dat je denken-voelen zelf – niet je denken alleen, maar je denken-voelen – hoe dat niet in staat is om al die delen van jezelf te begrijpen, en te verbinden vooral. Want soms ontdek je een nieuwe mogelijkheid voor jezelf, nieuwe oefeningen, nieuwe wijzen van je uitdrukken, en je denkt dan dat dat een verandering brengt. En je merkt niet op dat het nog altijd van je denken-voelen is, he denken-voelen wat héél oud is, duizenden jaren oud, en dat nu in dit leven deze vorm heeft die je van jezelf kent. Maar dat niet in staat is om al die complexe verbanden die er zijn tot zich toe te laten en er bij stil te staan.
Want wat de psychologie je biedt is nog maar een hele ruwe schets. En dat is dan meestal om iets wat je hindert of wat je kwelt, iets leefbaarder te maken. Maar dat is natuurlijk niet een poging om die ongelooflijke complexiteit van het leven tot je door te laten dringen. Daar heb je geen tijd voor als je in het nauw zit – en wie van ons zit niet op een of andere manier in het nauw; wie streeft niet; wie wil niet anders zijn dan hij is; wie wil niet meer kunnen dan hij kan; wie wil niet meer begrijpen dan hij tot nu toe begrijpt; wie wil niet meer beheersen dan hij tot nu toe beheerst.
En al die werkingen van de geest stellen je niet in staat om het geheel, waar jij van bent, dat je bent, te beleven.

Als we in deze week hier met elkaar zijn, willen we proberen ons te verdiepen in dat totaal wat we vagelijk het ‘leven’ noemen. Dat het dichtste bij is in onszelf en dat daar het beste benaderd kan worden. Maar dan moeten we wel bereid zijn om een aantal mechanismen waar we erg aan gewoon zijn, een poosje stil te leggen.
Want eigenlijk is meditatie een poging om de wereld opnieuw te ervaren. Dus niet met de apparatuur die je tot nu toe hebt opgebouwd, maar helemaal nieuw, heel direct. Alsof je het nog nooit gezien had, nog nooit gehoord had, nog nooit gevoeld had. 

Dat is een hele vermetele onderneming, dat is geen aaipoes. Het is eigenlijk een fundamentele revolutie. Die natuurlijk veel verder gaat dan het leven wat je gewoon bent te leven.
En als je meditatie ziet als een mogelijkheid om dat leven wat je gewoonlijk leeft, beter te leven, heb je nog maar een deel begrepen van waar het om gaat. Het gaat om een totaal nieuwe wijze van beleven.
Dat kan natuurlijk onmogelijk met al die automatismen, die mechanismen die in ons werken: onze manier van kijken, luisteren, handelen, maar vooral van ervaren. We beseffen niet dat we ervaren volgens vaste patronen. En je kunt natuurlijk tegen jezelf zeggen: ja, dat wil ik niet meer, ik wil nu nieuw…
Maar je merkt dat dat niet gaat, want je bent het patroon, je bent de gewoonte, je bent de herhaling. En die mens kan niet plotseling nieuw willen zijn. Ja, hij kan het wel willen, maar het is gewoon een loze kreet. 

Dus je moet proberen die werking van je geest, van je bewustzijn, te leren kennen. En dat betekent dus niet meer – want dat doe je tot nu toe – reageren op wat die ervaringen je brengen – de ene vind je prettig, de ander vind je niet prettig. Daar gaat het nu niet om, of het prettig is of niet prettig. Het gaat erom wat er gebeurt, hoe je ervaart, wat dat betekent als je jezelf herhaalt.
Naarmate je ouder wordt voeg je alleen maar toe aan alles wat je al weet. Dus het wordt wel groter, het ervaringsgebied wordt steeds groter… Maar het verandert niet van karakter, het blijft van het oude. Meer van het oude, nog meer van het oude, en nog meer…

Als je dat wilt doorbreken, moet je beginnen met de gewoontes eens een keer stil te laten vallen: gewoontes van praten, van luisteren, van actie. Dat betekent dus dat je dat leven wat je leeft, op een nieuwe wijze moet gaan ervaren. En dat kan alleen maar als je de gewoontemanier van elkaar benaderen, van een situatie bekijken, kunt laten vallen.
Het makkelijkste is om het eens een poosje gewoon  niet te doen, niet te praten, niet de gewoonte-opmerkingen te maken – maar eigenlijk nog eerder in je geest op te merken hoe je op bijna alles wat je tegenkomt een pasklaar antwoord hebt. Ook zonder dat je iets zegt. En het kan natuurlijk nooit waar zijn, want elke seconde is anders. Dat weten de kernfysici wel, elke seconde – weliswaar volgens patronen die we steeds beter leren kennen – elke seconde is anders. Dus als je antwoordt op de manier van gisteren, dan is er iets loos.

Als je dat beseft, dan krijgt meditatie een totaal andere betekenis. Dan is dat stille zitten, waarin zo van buitenaf gezien niets gebeurt, een ongelooflijk actief werk. Je gaat dan opmerken hoe je geest, ook als je stilzit, zichzelf eindeloos herhaalt. En je merkt dat je het niet stil kunt zetten. Maar je kunt je wel bewustworden wat daar gebeurt. En als je dan niet afglijdt, naar dat je het bijvoorbeeld vervelend vindt wat daar gebeurt, of leuk vindt wat daar gebeurt, maar er echt bij blijft, dan gaat er een nieuwe wereld voor je open. 

En dan kom je niet meer met al die vragen van: ja, zou ik vandaag wel eens gaat zitten, of …
Dat zijn de vragen van iemand die denkt dat zijn oude leven kan veranderen. Dat oude leven kan niet veranderen, dat is zoals het is… Als je probeert je oude leven te veranderen, dan stop je nieuwe wijn in oude zakken. Dat gaat niet. Je kunt dus ook niet ergens naartoe werken, je kunt alleen maar opmerken wat er gebeurt in je geest. Je kunt ook opmerken welke situaties de helderheid van je geest bevorderen, en welke situaties de helderheid van je geest bemoeilijken. Dat is een studie, dat kun je doen, en dat is meditatie. Als je dan maar niet denkt dat als je opgemerkt hebt dat een bepaalde situatie die helderheid bevordert, dat dat dan altijd zo werkt. Want dat is niet zo. 

Het betekent dus dat je steeds alerter moet zijn, steeds scherper moet kunnen waarnemen. En dat je ook niet vast komt te zitten aan de situaties waar je in bent.
Dat is echt een grote valkuil. Natuurlijk, bepaalde situaties zijn bevorderlijk, andere zijn storend. Dat is duidelijk. Maar niet altijd en overal. Dat hangt af van hoe je bent. Net zo goed als je het beste voedsel van de wereld niet kunt verteren, als je stofwisseling niet deugt. En je stofwisseling wordt heel duidelijk beïnvloed door de wijze waarop je eet, het gevoel wat je hebt, de aandacht die je eraan geeft. Zo is ook de situatie om je heen, waarin je bent, niet doorslaggevend. Het enige wat doorslaggevend is, is jouw-manier-van-leven. Dat is doorslaggevend! 

En je besef dat je denken-voelen – dat is je ‘ik’ – een instrument is wat niet in staat is om dat leven helemaal te beseffen, dan zul je ophouden van regels en van oefeningen het onmogelijke te verwachten. Dan zul je gaan beseffen dat alle oefeningen, welke ook, of het nou meditatie oefeningen zijn of tai chi oefeningen of yoga oefeningen of wat ook maar, allemaal hulpmiddelen zijn. Die maken dat je een beetje dichter bij je allereerste metgezel komt: je lichaam. Maar dat je, als je die metgezel beter leert kennen, als je beter met je lichaam leert leven, het dan net zo goed weer in dienst kunt stellen van de oude patronen die in je zijn: patronen van beheersen, patronen van… enzovoorts. En dan hebben die oefeningen niet de plek die ze moeten hebben, namelijk om jou in staat te stellen nieuw te zijn.
Dat moet je je eens goed beseffen: welke oefeningen je ook doet, daarvoor is het nodig dat je op een eerbiedige manier je lichaam leert kennen, dat je het niet forceert voor een vergankelijk doel. Dat je het niet in dienst stelt van iets wat niet kan raken aan de complexiteit, de schoonheid, van je lichaam.

Dus het leren kennen van je lichaam is bijzonder belangrijk. Maar nog belangrijker is: wat doe je ermee, met die kennismaking. Stel je dat toch weer in dienst van alles wat je tot nu toe geleefd hebt, of wordt het zó belangrijk voor je dat je verder gaat. Dat je de boeken en de regels en de leraren achter je laat. En dat je beseft dat je alleen moet zijn, omdat het anders te druk in je is, omdat je anders niet goed kunt onderscheiden. En dat je anders de schaduwen en de achtergebleven gebieden in jezelf niet voldoende kunt herkennen, kunt opmerken. Omdat je dan toch weer met een ander erover gaat praten en daarmee de dialoog in jezelf verstoort.

Als wij dus hier in die week iets proberen te doen, dan moeten we dus goed beseffen waar het om gaat. En ik heb geprobeerd om dat een klein beetje aan te geven. Want het is heel ingewikkeld. En het is heel ingewikkeld, omdat onze geest ingewikkeld is geworden. Als wij een simpele geest hadden, dan was het heel simpel.
Maar het is ingewikkeld geworden, omdat wij – en zeker ons leven hier, in het Westen, met de techniek en alles wat dat inhoudt en de veelheid van mensen die een heleboel regelingen vraagt – heel ingewikkeld is geworden. Het enige wat helpt is dat je daar niet boos over bent, dat je daar niet uit probeert te springen, maar dat je probeert het tot je toe te laten. Zodat je op een hele natuurlijke manier de dingen die misschien níet nodig zijn kunt laten vallen. Als je gaat ontdekken hoe je dingen najaagt die eigenlijk niet de moeite waard zijn, die niet te maken hebben met dat innerlijke gesprek in jezelf. Dan kun je ze heel natuurlijk, zonder moeite, laten vallen. Dat is dan geen opoffering, dat is vanzelfsprekend. 

En daar kunnen we natuurlijk, iedere dag dat we leven, hieraan werken. Want dit is ons leven, dit is ons dagelijks leven. We kunnen het niet alleen hebben van dat uur dat we zitten of misschien die twee uur of die drie uur, maar het hele leven wat we leven moet erbij zijn, moet erin betrokken zijn. Zodat er eigenlijk geen overgang is tussen het zitten of het liggen of het staan terwijl we oefenen, en dat gewone leven wat we de hele dag door doen. Alleen, dat zitten helpt ons om de werkingen van onze geest te leren kennen. En dat betekent dus inderdaad dat je niet anders op het oog hebt dan de werkingen te leren kennen. Dat je niet poogt iets te bereiken. Iets wat je geweldig lijkt, Bijvoorbeeld stil zijn. Of heilig worden.
Want zo werkt het niet. Je bent vanzelf stil als je aandacht hebt voor wat er in jezelf gebeurt. Voor wat er altijd eigenlijk gebeurt. En wanneer je door die aandacht een andere verhouding krijgt tot al datgene wat je leven tot nu toe bevolkt heeft, inhoud gegeven heeft. Zodat je een nieuwe verhouding krijgt tot je hele leven. Ook tot je naaste.
Dat je ook een andere verhouding krijgt tot je intieme leven met de ander. Want als een mens verandert, moet hij totáál veranderen. Daar kan geen gebied buitengesloten worden. Dat is een van de tragische kanten van de religies, dat ze inderdaad de intieme relatie van mensen onderling eigenlijk altijd buiten de deur gehouden hebben, want dat was te moeilijk. Maar dat kan natuurlijk niet, je kunt niet wat ook maar weglaten, alles hoort erbij.
Daarom is meditatie, wat een poging is om door te dringen in de werkingen van je geest, een revolutionair iets, omdat het alle gebieden in jezelf betreft.

Als ik dan in deze week van jullie vraag om een beetje oplettend te zijn op hoe je bent – met de anderen bent, met jezelf bent – dan is dat een hele voorzichtige, een hele kleine poging eigenlijk om aan dat immense werk waarvoor je staat, een klein beetje inzicht in te geven. Maar als je echt beseft waar het om gaat, dan kun je geen haast meer hebben. Dat is onmogelijk. Want je beseft ook dat haast betekent dat je niet kunt waarnemen, dat je niet kunt doordringen.
Welke leeftijd je ook hebt, of je nou tachtig bent of dat je twintig bent, de uitdaging is precies eender. Want meestal is een hogere leeftijd alleen maar een méér van hetzelfde. In zekere zin heeft een ouder mens het dus moeilijker. Aan de andere kant weet je als oud mens ook langzamerhand dat alles wat je bedacht en gevoeld hebt, het niet is. Dat is weer een voordeel voor een ouder mens. Waarmee ik maar zeggen wil dat we allemaal in dezelfde positie zijn. 

Het enige waar het op aan komt is dat je doorhebt waar het om gaat. En dat je beseft dat het alleen maar geklaard kan worden door rustig, ongestoord verder te gaan. Je niet te laten afleiden door tegenslagen – die betekenen dat je weer verwachtingen had die niet uitkwamen. Maar dat je rustig verder gaat. Want deelhebben aan de evolutie van het bewustzijn is het grootste wat een mens op aarde kan proberen te ondernemen: deelhebben aan de evolutie van het bewustzijn. En dat kan natuurlijk nooit in de herhaling zijn waar we in leven.

Je zult merken dat als je de meditatie in deze zin begrijpt, dat je dan niet ongeduldig kunt worden. En dat je ook nalaat om te dwingen. Want dat kan niet. Je kunt geen inzicht krijgen als je iets dwingt. Een vogel kan alleen maar vliegen, perfect vliegen, omdat hij vanzelf doet wat gebeuren moet. Wij moeten leren precies in de beweging van het leven mee te gaan.
Dat kun je niet van te voren bedenken, je kunt het nauwelijks begrijpen. Je kunt alleen proberen er bij te zijn en daardoor in die grote beweging opgenomen te zijn. En alles vraagt dus aandacht. Een ongestoorde aandacht, wat er ook in je gebeurt. De ene keer zul je pijn hebben, de andere keer zul je blij zijn, laat je daardoor niet afleiden. Want als je daarop reageert, is je contact verloren.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Ik merk dat ik mezelf altijd doelen stel, ook als ik probeer op mezelf in te gaan.

Maarten: Kijk, waar het om gaat is dat terwijl je dit proces doormaakt van het gaan beseffen hoe je zelf werkt eigenlijk, hoe het in de wereld werkt, hoe de mensen werken, waar dat toe leidt, dan is dat een kracht – als je dat echt opmerkt, als je dan niet zegt: oh, maar dat zullen we nou eens zus of zo gaan doen, of: nou ja, dat ik dat zó doe, dat komt … enzovoorts.
En dan vul je dat in. Je probeert dan een aantal argumenten te vinden waarom jij leeft zoals je leeft. Als je dat niet doen, als je dus dat opmerken zijn werk laat doen, dan hoef je geen doel te stellen. Helemaal niet.
Dat is juist onze moeilijkheid – of liever gezegd, dat is de tragiek: we zien iets en we stellen er onmiddellijk iets tegenover en denken dan dat we wat gedaan hebben. Het gaat er juist om geen doel te hebben, maar om te blijven bij wat er allemaal gebeurt. Dat is iets op zichzelf.

B.: Ik denk dat hoe sneller je kunt zien wat er gebeurd is, hoe meer je er los van komt.

Maarten: Je komt er niet los van, nee, je gaat beseffen wat jouw – dat is nou een zwaar woord – verantwoordelijkheid erin is. Dat je gaat merken dat in jezelf dezelfde krachten werkzaam zijn als die je in het groot in de wereld ziet gebeuren. En wat in de wereld gebeurt, ja, daar kun jij nou net niet bij. Soms is het veraf, soms is het dichtbij, maar in ieder geval het is buiten je.
Maar diezelfde krachten die in jou aangrijpen, ja, daar kun je wel wat mee. Als je dus gaat beseffen wat die krachten in jezelf veroorzaken, in jezelf, buiten jezelf.
Het gaat er aldoor om te zien dat wij niet los zijn van die wereld. We horen erbij, we zijn onderhevig aan dezelfde krachten die daar werken, op allerlei manieren. En zo goed als ze daar destructief zijn, zijn ze in ons destructief.
Het kan zo zijn dat als je gaat beseffen dat die krachten die destructie veroorzaken, in jou ook werken, dat je dan op een andere manier gaat leven. Terwijl je natuurlijk dat oude bestand in jezelf tegenkomt. En dat oude bestand heeft voor elke situatie, voor elke gebeurtenis, een pasklaar antwoord.
Natuurlijk, dat is nu eenmaal nog altijd in je aanwezig. Maar als je een keer gaat beseffen wat het doet, wat het ook betekent, dan kan het niet helemaal meer bepalen. Ik bedoel met ‘niet helemaal meer’ alleen maar die reactie, ook al komt die op.
Dat betekent dus ongelooflijk alert zijn. Dat is iets heel anders dan braaf willen zijn of een goed mens willen zijn. Dat is allemaal een doel wat je hebt. Maar dit is dus opmerken wat er gebeurt en daardoor – en ik denk dat je dat bedoelt – een ietsje losser raken van de reactie die je gewoon bent te volgen. 

[stilte]

C.: Eigenlijk is het helemaal niet zo ingewikkeld. Ik bedoel, wanneer een mens openstaat naar zichzelf, dan zul je er wel achter komen, denk ik.

Maarten: Als je kunt volharden in het ervaren wat er eigenlijk gebeurt, beleven wat er eigenlijk gebeurt. Dus niet alleen zien wat je wilt doen of wat je is aangedaan, maar tevens gaan beseffen wat er op dat moment gebeurt in jou. Als je dat kunt volhouden, ja, inderdaad.
Het is eigenlijk eenvoudig, maar wij vinden het moeilijk omdat wij zo ingewikkeld zijn, omdat we zo vol zitten met reacties. Dan wordt het ingewikkeld. Maar als je dus helemaal aanwezig kunt zijn in wat er gebeurt, zowel in jezelf als buiten jezelf, dan is dat niet meer gescheiden, dan is het een geheel: buiten je gebeurt iets, in jezelf gebeurt iets. En dat geheel, als je dat kunt beleven, ja, dan lost het zich op. Dat doe jij dan niet, maar dat gebeurt door jou heen, door iets veel groters.
Maar waar het om gaat is die bereidheid om je blik niet af te wenden, om je oor niet te sluiten, om dus voortdurend aanwezig te blijven. Dat zijn we niet gewend, we zijn gewend dat, als we iets vervelend vinden, pijn bijvoorbeeld, dat maakt dat we een reactie hebben. We willen geen pijn. Nou, als je geen pijn wilt, dan ben je uit dat proces van erbij zijn. Dan ben je met de pijn bezig. En dat maakt het ingewikkeld.
Dat betekent dus niet – begrijp me goed – dat je geen pijn zou voelen. Nee, je voelt de pijn.

D.: Je bent eigenlijk nooit bereid om elke situatie als het hele leven te nemen.

Maarten: Ja, en ook dus om te beseffen dat je het alleen kunt hebben van het toelaten, zal ik maar zeggen. Omdat dan al die aspecten in jezelf, al die kanten in jezelf, de gelegenheid krijgen om samen te komen. We zijn gewend om telkens uit een deel van onszelf te reageren.
Dat betekent dus eigenlijk niet ingrijpen in wat er in jezelf gebeurt. Niet zeggen: dat is goed, dat bevorder ik, dat is niet goed, dat houd ik tegen. Maar dus alles wat in je aanwezig is een kans te geven, ook als je vindt dat dat vreselijk slecht is – a
ls je vindt dat het vreselijk goed is, heb je geen moeite om er kennis van te nemen. Terwijl je tegelijkertijd beseft dat jij van je eigen gedachten en gevoelens die daarbij horen – die zijn onlosmakelijk daaraan verbonden, dat is de grote moeilijkheid – geen heil van kunt verwachten. Dat het iets totaal anders is. Erbij zijn en niet ingrijpen.

E.: Dat betekent zó bij de dingen te zijn, dat je zelf als persoon niet meer belangrijk bent.

Maarten: Zo zou je het kunnen zeggen, ja.

E.: Ik herinner me dat Bonhoeffer in zijn dagboek ook zo iets zei. Een vriend had hem gezegd dat hij wel heilig wilde worden. Bonhoeffer zei toen: nee, dat wil ik niet.
Maar hij wist niet waarom hij dat zei op dat moment. Dan zegt hij een eindje verder: nu heb ik pas beseft hoe ontzettend waardevol dat is, dat ik me alleen maar wil overgeven aan het leven, met zijn voorspoed en zijn tegenslagen daarin, zonder aanziens van mijn persoon.

– Maarten: Ja.


naar boven