Alleen zijn

Eefde juli 1991 | Vrijdag

Inleiding
[download]

Er is tussen gisteren en vandaag heel veel met mij gebeurd in de gesprekken die er geweest zijn. En dat resulteert eigenlijk in één ding: in hoeverre beseffen wij onze situatie, in hoeverre beseffen wij in wat voor maatschappij wij leven, en wat dat betekent voor ieder mens die daarin leeft.
Dan komen we met de psychologie niet uit de voeten, want die gaat eigenlijk uit van die toestand waar hij is en tracht daarin verbetering aan te brengen. Die gaat niet terug op de basis van het menselijk bestaan.

Als je dat heel kort zou willen samenvatten, is in de loop van die miljoenen jaren in het bewustzijn van de mens een notie ontstaan dat hij een afgescheidenheid is, die op zichzelf kan bestaan. En als je oppervlakkig kijkt, is dat ook zo. Maar dan ga je voorbij aan de meest diepgaande uitdaging die er is, namelijk dat de mens als zelfstandigheid, verbinding moet maken met het geheel wat hij is. Dat is een paradox, maar het zit hem in het bewuste je verbinden met het totaal. 

Zoals wij leven en zoals de maatschappij is, worden wij van die uiteindelijke opdracht, van die uitdaging, afgehouden door nevenzaken. En we zijn er meesters in om die nevenzaken tot hoofdzaken te maken. Maar iemand zei me, en dat heeft me diep getroffen: ik heb een groot gevoel van alleen zijn – en dat is eigenlijk onzin, want het is eigenlijk allemaal prima om me heen, maar ik voel toch dat ik alleen ben, dat ik alleen op reis ben.
Aan de ene kant klinkt dat heel tragisch, heel bitter. Maar aan de andere kant is dit een reden tot grote blijdschap, als iemand echt voelt dat hij alleen is. 

Ik heb het er vaak over gehad, dat een wezenlijke verbintenis tussen mensen, afhankelijk is van het volstrekt alleen kunnen zijn. Want alle verbintenissen die gesloten worden buiten dat alleen zijn, zijn inderdaad vergankelijk. Ze hebben niets te maken met wat er werkelijk gebeuren kan.
Als een mens niet vrijwillig, en zonder argumenten en zonder verdriet en zonder verwachting, alleen kan zijn, kan er in feite niets gebeuren.
Je kunt een knap mens worden, je kunt een groot mens worden, je kunt een succesvol mens worden, maar in het wezenlijke kan dan niets gebeuren. Want je bent in de waan dat die verbintenissen, die je aangaat zonder volstrekt alleen te zijn, verbintenissen zijn. Maar het is een voorlopige siteseeing, en niet meer. En die kan er heel leuk uitzien, die kan je leven lang doorgaan, maar het is siteseeing.

Je hoeft je geen mysticus te zijn om te beseffen dat alleen de enkele mens het totaal is. Dat het dus niet zit in de verbintenis, maar dat het zit in het realiseren voor jezelf dat jij dat totaal bent, voor zover jouw bewustzijn reikt. Het is niet anders.
Je kunt jezelf natuurlijk zoet houden met de idee dat het zo goed klikt en dat het zo fijn is enzovoorts, maar dat is het niet. In die gang van de mens door de tijd is dit toch hetgeen waar het om gaat: dat hij de totale verbondenheid met alles –niet alleen met dat wat toevallig in zijn omgeving is – vindt, of liever gezegd: dat het aan hem geopenbaard wordt. 

En dan komen we natuurlijk terug op de stille geest. Die stille geest die geen verlangens heeft en geen wensen heeft, maar die kan waarnemen, die kan ervaren. En die niet in alles wat hij ervaart, iets van zichzelf instopt. Want dat is het waar we allemaal aan mank gaan: we stoppen er iets in. En dan kunnen we natuurlijk niet echt waarnemen, dan kunnen we niet echt ervaren wat er is. Daarvoor is het nodig dat je situaties schept in je leven waarin die stille geest tot rijping kan komen. 

En dat kan niet in het gewone gewoel van het leven. Dat is onmogelijk, dat moet je echt goed zien. Dat vraagt een discipline. Maar niet een harde, botte, opgelegde discipline, maar een inzicht-discipline, omdat je ziet dat het nodig is.
Als ik met die gesprekken niet telkens, als het even kan, een half uur inlas, waarin ik alleen maar met mezelf ben, dan ben ik geen goed iemand om mee te spreken. Dat is gewoon zo. En dat hebben we in ons gewone leven ook nodig, wat je ook doet. En dan is het zitten, met de aanwijzingen van Okada, die ik jullie gegeven heb[1], een noodzaak, is even noodzakelijk als voedsel, is even noodzakelijk als de lucht die je inademt. Want anders blijf je gevangen in verwachtingen waarvan je je niet bewust bent. Zodat je altijd de wereld ingaat met een vernauwde blik. En ook behoorlijk doof. Je eigen gedachten volgt, je eigen gevoelens volgt en niet beseft wat dat inhoudt. 

Dat is hetgene wat ik in al die jaren door eigenlijk het meest opmerkelijke vind, en wat ik een tijdlang eigenlijk niet heb willen aannemen, maar wat ik nu volledig erken: dat er bijna niemand is die belangstelt in zichzelf. Bijna allemaal hebben we alleen maar belangstelling in wat het ons doet. En we vinden het goed als het ons goed doet en we vinden het slecht als het ons slecht doet.
Maar dat is geen belangstelling voor jezelf hebben, dat is belangstelling hebben voor de reactie in jezelf. Bijna alle mensen die ik krijg, hebben het daarover. Maar belangstelling in jezelf wil zeggen: dat je het totaal wat je bent, met alle beperkingen die je hebt, met alle frustraties die je nog hebt, met alle angsten die je nog hebt, dat je
dáárin belangstelt. En niet in één van die dingen.

Zolang je dat doet, blijf je broddelwerk verrichten, dan kom je niet tot het hart van de zaak. Daarom was ik zo blij en ontroerd met die bekentenis dat iemand zich alleen voelde. Iemand met een gezin en alles wat erbij hoort. En toch…
Dat is het begin, het begin van de eigenlijke reis. Dat je erkent dat je alleen bent, dat dat de toestand is tussen jou en de eeuwigheid. Dat kun je niet met een ander delen, dat is een fictie. 

Het huwelijk is een voorlopig iets, net als alle tussenvormen. De eigenlijke reis is de reis van de enkele mens in de eeuwigheid. Op die reis kan hij een ander mens ontmoeten, die dat ook beseft. En dan kunnen die mensen samengaan. Maar ze zullen geen moment – uitdrukkelijk zeg ik dat: geen moment – vergeten dat ze alleen zijn, en dat ze een tijdlang samengaan.
Als je dat kunt voelen, vallen plotseling al die dingen waar wij ons zo druk over maken weg. Want dan besef je dat het om die grote uiteenzetting gaat. En heeft sterven ook een totaal andere betekenis, sterven kan dan zijn: de vreugde dat je opnieuw kunt beginnen. Niet het afsluiten als een zwart gat, maar de vreugde dat je opnieuw kunt beginnen om je reis voort te zetten, de reis naar de verbondenheid.

Dan komen álle oefeningen in een totáál ander licht te staan. Want dan zijn die oefeningen heel kostbare werktuigen om voort te kunnen gaan. Dan blijf je niet steken in een prestatie, dat is zo enorm kinderachtig. Maar dan besef je dat het noodzakelijk is.
En dan is discipline ook een geschenk wat je elke dag ontvangt. Daar hoef je niet veel woorden aan vuil te maken, dan is dat heel duidelijk. Want je weet voor jezelf: het is de enige mogelijkheid, al het andere heb ik al gehad…
Als je een beetje sensitief bent, kun je dat bij jezelf herinneren gewoon: dat heb ik allemaal al gehad … what’s next. Dan houdt het allemaal op. En komt er ook ongelooflijk veel energie vrij, die je tot nu toe verdaan hebt in al die kleine frutsels waar de mensen zich zo druk over maken.

Dat is de enige manier waarop je echt op reis kunt zijn.
Dan besef je ook dat die reis eindeloos is, want naarmate je meer verbonden raakt, wordt het heel duidelijk hoe oneindig groot de wereld is. En ook hoe nodig het is dat je je reis voortzet, dat je niet in een of andere herberg blijft hangen – de herberg van het geluk, of van de tevredenheid, of van de zogenaamde overwinning. Maar elke dag verdergaat. En zo diep leeft, dat het voor andere mensen duidelijk wordt waar het om gaat.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Je hebt het over alleen zijn, maar ik voel me vaak eenzaam. Is dat hetzelfde?

– Maarten: Eenzaamheid is dat je je verlaten voelt in de gewone betekenis, dat geen mens meer iets om je geeft. Dat is eenzaamheid. Maar dat bevindt zich nog altijd in hetzelfde veld. En je kunt die eenzaamheid natuurlijk op de een of andere manier oplossen door weer in relaties te gaan, maar dat blijft dus in hetzelfde vlak rondkarren.
Dat heeft dus niet te maken met dat gevoel dat je totaal alleen bent en dat daarin de mogelijkheid ligt om te gaan beseffen wie jij bent. Dan word je niet meer afgeleid door waar je anders door afgeleid wordt, dan ga je beseffen wie je bent.
Dat gaat veel verder dan je positie in de maatschappij, de betekenis die je voor andere mensen hebt, en afijn, je kennis, je vaardigheden. Daar heeft het helemaal niet mee te maken. Je gaat dan beseffen wie je eigenlijk bent. Daar ga je dus ook naar leven. En dat kan zo duidelijk zijn, dat een ander die op zijn manier dit ontdekt heeft, ziet dat daar iets mogelijk is. 

– B.: Je kunt het gevoel hebben dat niemand wat om je geeft, maar kan het ook zo zijn dat je het gevoel hebt dat je wat er hier leeft, niet met een ander kan delen.

– Maarten: Ja, dat is het begin van het alleen zijn, dat je merkt dat je op de gewone manier eigenlijk niks meer kan delen. Ook wat we hier in de groep met elkaar delen, behoort nog allemaal tot dat voorlopige. Maar doordat we in de groep ons ook bezig houden met – dat hoop ik althans – het uiteindelijke, kunnen we spiegels voor elkaar zijn, waardoor we gaan merken wat het allemaal niet is.
Maar alleen zijn is onvermijdelijk. Voor ons gevoel van menselijke nabijheid is dit een bittere pil. Want je hebt het gevoel, ja, de bedoeling is toch eigenlijk dat de mensen onderling met elkaar kunnen uitwisselen…
En dat is ook zo, dat is ook nodig. Maar het gaat erom vanwaaruit. En alleen de mens die zich heel bewust realiseert dat hij alleen is en dat alleen zijn ook beschermt voor de zogenaamde gezelligheid, kan op den duur gaan beseffen wat het leven inhoudt. Dat kun je dus niet afdwingen. Dat is het mooie erin, dat dat alleen zijn uitsluitend vrijwillig kan, dat je dat ook eigenlijk omarmt. 

– C.: Alleen zijn heeft dus niets te maken met het gevoel dat je niet afhankelijk wilt zijn of dat je niet ergens bij wilt horen.

– Maarten: Nee.

– Vraag C.: Er wordt wel eens gezegd dat de mens eigenlijk een soort reiziger is hier of een soort verdwaalde in deze wereld. Is het daar eigenlijk niet in tegenspraak mee.

– Maarten: Nee, dat is geen tegenspraak – je bedoelt de ballingschap. Nee, dat is het niet. Maar de ballingschap heeft een minteken. Dat betekent dat je verloren bent gegaan en dat je weer thuis moet komen. En zo is het niet. De ballingschap is nodig, want in het zijn hier op aarde, ga je ontdekken wat het allemaal niet is. En daar komt dan vanzelf uit voort, als je niet bij een van die ontdekkingen blijft steken, dat je ervaart dat je alleen bent. En dat je tot nu toe het verbonden zijn, het heel zijn, het tot alles behoren, gezocht hebt op de verkeerde plek.

– C.: Daarom begrijp ik ook niet zo goed dat er überhaupt mensen zijn die alleen zijn, die dat echt wezenlijk zijn. Want dan, ja, dan verwacht je niks vanuit de buitenwereld.

– Maarten: Nee, maar je bent dan open naar de binnenwereld, dat wil zeggen, naar de wezenlijke verbondenheid.

– C.: Maar zolang je nog iets verwacht uit de buitenwereld…

– Maarten: Ja, dan is dat zo. En dat is niet slecht. Eigenlijk is dat een noodzakelijke fase in dat hele proces van uit de totaliteit komen: de wereld in zijn uiterlijkheid leren kennen.
Dat begint al in de bijbel met Adam die alle dingen een naam gaf, met het benoemen. En dan het misverstand – dat is natuurlijk eeuwenoud – dat als je de naam weet, dat je dan dat waarvoor het staat ook weet. 
En dat is niet waar.
Dat is die gang. En dat je denkt dat de mens, zoals hij zich aan je voordoet in zijn zintuiglijkheid, dat dat de mens is. Dat is allemaal noodzakelijk. Je kunt niks overslaan, dat is allemaal noodzakelijk. En het idee hebben dat je met die mens in zijn tijdelijkheid voor eeuwig samen kunt gaan, dat dat eigenlijk…
Dat is ook noodzakelijk, al die dingen, al mogen het misvattingen zijn, moet je doormaken. Je kunt niet opeens … ssst, dat gaat niet.
Dus wat heel noodzakelijk is, is dat je heel eerlijk bent. Dat je ziet wat je krijgt, maar dat je het hele spel doorziet. Waardoor het niet minderwaardig wordt, maar ook ziet hoe dat spel in zijn totaliteit beperkt is. En op een bepaald moment – en dat is onvoorspelbaar – krijg je daar genoeg van. Plotseling is het hele spel je duidelijk, voor zover jouw ervaring reikt. Op dat moment verliest het zijn belang en ga je vanzelf voelen dat je, behalve als deelnemer aan dat spel, iets totaal anders bent. En op dat moment ervaar je dat je alleen bent, dat je dus, buiten dat je deelnemer bent aan het spel, alleen bent.
Ik heb gezegd dat een werkelijk samengaan geen verbintenis is. Een werkelijk samengaan is alleen maar mogelijk tussen mensen die beiden dit ervaren: dat ze alleen zijn. En ze kunnen heel goed hun spelletje meespelen in dit leven, dat is heel goed mogelijk. Niemand hoeft daar iets van te merken. Je voldoet gewoon aan al je verplichtingen en je praat over koetjes en kalfjes. Dat kunnen dan hele ingewikkelde psychologische problemen zijn, maar dat zijn net zo goed koetjes en kalfjes. Maar tevens besef je dat je iets heel anders bent.


[1] Zie: Meester Okada en het geheim van de adem, Vijfdaagse maart 1983 in Eefde, zaterdag.

naar boven

<< Terug | Einde