Meditatie is een avontuur

Eefde juli 1990 | Vrijdagavond

Inleiding
[download]

Ik wilde proberen om dit hele gebeuren een experimenteel karakter te geven.
Ik heb in de vakantie vijf weken lang ook stil kunnen staan bij wat meditatie is. En wat ik geleidelijk aan eigenlijk al in mezelf wel wist, maar nu heel zeker weet, is dat meditatie niet is af te dwingen. Meditatie is een onderzoek. En in een onderzoek zijn geen fasen. In een onderzoek zijn ook geen van te voren bedachte resultaten en geen van te voren bedachte punten waaraan je zou moeten kunnen voldoen. Een onderzoek is een onderzoek.
Een onderzoek betekent in ons geval, dat je zelf degene bent die je onderzoekt en dat je ook de onderzoeker bent. Dat is dus een dubbelfunctie, en die maakt het heel ingewikkeld.
Eigenlijk zijn alle pogingen van meditatiesystemen [erop gericht] om één van de twee uit te schakelen. Namelijk net te doen alsof je iets onderzoekt en vergeet dat je zelf de onderzoeker bent. Of ook dat jij de onderzoeker bent, maar dat hetgeen wat je onderzoekt iets heel anders is. En dat is natuurlijk eigenlijk niet waar.

Daarbij komt dat een mededeling van Krishnamurti, die mij eigenlijk mijn hele leven begeleid heeft, in dezelfde richting wijst: dat meditatie moeiteloos is, dat meditatie iets liefelijks is, iets wat je overkomt. Twee kwalificaties die aangeven dat je dat niet af kunt dwingen en dat je er niet voor kunt oefenen.
Het is zeer fundamenteel, wat ik hier zeg. Want dit is in tegenstelling tot wat traditioneel gedaan wordt. En dat komt omdat traditioneel de ene sector, de ene kant, van de meditatie een overaccent heeft gekregen.

In de lichaamskant – dat is de adem, dat is de houding, dat is de energie – is eindeloze herhaling noodzakelijk. En daar kun je in oefenen, je kunt energie ontwikkelen, je kunt een doorbraak krijgen. Dat is allemaal vanuit de lichaamskant heel goed mogelijk. En er zal aan de lichaamskant hard geoefend moeten worden, want zonder die lichaamskant begin je niets.

Maar we moeten goed beseffen dat dat de voorwaarde is dat het andere kan gebeuren – de voorwaarde, dus niet het doel. Want wat altijd weer gebeurt, en wat ik ook heel vaak gemerkt heb, is dat zo’n doorbraak nog heel vaak in dienst is van het ‘ik’. Dat je inderdaad bij een doorbraak plotseling bevrijdt bent van een heleboel remmingen en blokkades, die in jezelf aanwezig zijn. En dat geeft een geweldig gevoel van vrijheid. Maar wat doe je ermee!
Wat ik gemerkt heb – en daar is niets mee gediscrimineerd – is dat zo vaak niet gemerkt wordt dat het in dienst is van het ‘ik’. Dat het toch een verrijking is van datgene wat maar een tijdelijke functie heeft in je menszijn: het ‘ik’ heeft maar een tijdelijke functie in je menszijn, het ‘ik’ zoals wij het ontwikkeld hebben.

Als het ‘ik’ uitsluitend zou zijn een praktisch, concreet instrument om te overleven, dan was er niks aan de hand. Maar het ‘ik’ is uitgegroeid tot een psychologisch gezwel. En daar gaat het om. Je kunt niet in dienst van het ‘ik’, het ‘ik’ opheffen.
We verwisselen zo gauw zo’n gevoel van bevrijd zijn – en dat is dan eigenlijk bevrijd zijn van alles wat je tegenhoudt, tot op dit moment – met een echte doorbraak. Een echte doorbraak is het definitieve einde van de zelfhandhaving. Maar dat is niet iets wat je af kunt dwingen, dat overkomt je als alle voorwaarden daartoe vervuld zijn. En dat weet je ook niet. Vandaar dat die uitdrukking van Dogen me zeer lief is, waarin hij zegt: ‘sommige monniken worden verlicht en anderen niet’, letterlijk waar is. Dat is iets wat onvoorspelbaar is, wat verborgen is, waar je je niet mee bezig moet houden.
Maar wat Krishnamurti daarover zegt is volstrekt waar: het is moeiteloos en het is liefelijk. En je hebt er niet over gedacht, je hebt het niet eens verwacht.

Wat heeft dit alles te maken met deze zeven dagen?
Ik denk dat het er heel veel mee te maken heeft. We willen dus proberen hier met elkaar onszelf te leren kennen, zoals we zijn. En alle mechanismen te leren kennen die horen bij die staat waarin we zijn.
Daar is dus niets in alles wat we gaan ontdekken – misschien – wat af te keuren is. Er is dus niets fout. Het is zoals het is. Als we zenuwachtig zijn, zijn we zenuwachtig. Als we angstig zijn, zijn we angstig. Als we overmoedig zijn, zijn we overmoedig. Als we denken dat we de zaak wel in de klauw kunnen krijgen, dan is dat onze werkelijkheid.
En daar is niets mee aan de hand. Dat is prima. Alleen, weet het, hoe je bent. Weet het gewoon. En kijk eens wat er gebeurt, als je accepteert dat je bent wie je bent.
Want het grootste deel van ons leven brengen we door om te zijn wat we niet zijn. Om beter te zijn, stiller te zijn, wijzer te zijn, gelijkmoediger te zijn, opgewekter te zijn, dan we zijn. Ons hele leven is één lange inspanning om iets anders te zijn dan we zijn. En de hele maatschappij en alle boeken en bijna alle leraren, stimuleren je daarin, om anders te zijn dan je bent.
Er is bijna geen leraar die tegen je zegt: ben je zo, prima! Maar weet het, besef het. Besef ook waar jouw staat van zijn toe leidt, wat je veroorzaakt in de wereld. Wees daar eens helemaal bij – zonder dan direct weer te zeggen oh, dat is niet goed…
Want als je dat zegt: ‘oh dat is niet goed,’ dan kun je nooit van zijn levensdagen iets ontdekken. Dan ben je altijd je eigen vijand, dan zit je altijd tegen jezelf in te roeien. En dat is natuurlijk eigenlijk heel dwaas…

Wat we nu willen proberen – en het is heerlijk dat we daarvoor een week hebben – is dat ieder voor zich, zichzelf een beetje leert kennen. Een heel klein beetje is al voldoende. Als je de smaak maar beet hebt van een beetje jezelf leren kennen.
Dit zijn natuurlijk hele ideale omstandigheden. Alle, laten we zeggen: moeilijkheden, zwarigheden, zijn nou even weggenomen en je kunt je nu wijden aan dat onderzoek. Waar je thuis nauwelijks de tijd voor krijgt, want daar is zoveel wat gebeuren moet, daar krijg je de tijd niet voor. Nou krijg je dus de tijd er wel voor.
En nou kun je natuurlijk tegelijkertijd hartstikke de fout ingaan als je over jezelf gaat zitten denken. Als je gaat zitten denken: hoe is dat nou eigenlijk. Moet je niet doen! Want dat is de zekerste manier om geen stap verder te komen, over jezelf denken. Moet je niet doen, gewoon onzin.
Gewoon kijken naar jezelf. Zoals je kijkt naar een kind waar je veel van houdt. Dat doet allerlei dingen die niet zo best zijn, doet allerlei ontzettende leuke dingen, ook dingen die niet zo best zijn en dan ga je daar niet onmiddellijk héél streng op in, je geeft het een pak voor zijn billen en zo. Nee, dat doe je niet. Je kijkt ernaar en je probeert dat kind bewust te maken wat het aan het doen is. Een kind wat bijvoorbeeld een vlieg pootjes uittrekt – dat kan gebeuren, dat heb ik wel eens gezien – daar kun je heel razend over worden, maar je kunt ook proberen om begrip bij te brengen voor wat het aan het doen is.
Nou, datzelfde eigenlijk moet je met jezelf doen. Dat is niet makkelijk. Dus niet over jezelf denken. Zéker niet jezelf veroordelen, dat is het allerlaatste. Maar gewoon kijken hoe je dat doet…
En dan zul je merken dat die beoordelaar je grootste vijand is, je allergrootste vijand. Een grotere vijand kun je je niet in de wereld bedenken dan je eigen beoordelaar. En omdat je dat bent, omdat je inderdaad een ongelooflijke grote beoordelaar bent, blijf je gevangen in je eigen kleine wereld. Want je voldoet natuurlijk nooit aan de eisen van die beoordelaar. Dat is godsonmogelijk. Als je er al eens een keer aan zou mogen voldoen, dan vindt hij heel gauw een nieuwe lading eisen.
En dat houdt je in een hele kleine bekrompen, smalle wereld.

Heb dat door. Dus stuur hem uit flierefluiten, die beoordelaar, als je dat kunt. Want die beoordelaar is bijna ouder dan jij bent, die is ontstaan in de loop van duizenden jaren. Dus je moet van goede huize zijn om die beoordelaar naar huis te sturen.
Maar dat kunnen we allemaal uitvinden, we kunnen uitvinden hoe dat werkt.

En één van de mechanismen die ons op de plek houden, in de versmalling, is dat wij in het praten kunnen vluchten. Je kunt ook in het zwijgen vluchten. Daarom wou ik het zo doen dat we nu drie dagen nu zwijgen, helemaal, aldoor zwijgen. De vierde dag praten [gemurmureer in de zaal]
Ja? Allemaal praten. En kijken hoe dat is, kijken of dat praten dan nog precies hetzelfde is als toen je hier kwam. En dag vijf, zes en zeven zwijgen we weer. Dan hebben we alles gehad [gelach]
Dat is gewoon leuk. Dan kun je jezelf nagaan. Want je kunt in zwijgen natuurlijk jezelf verschrikkelijk vermommen. Want er zijn er heel veel, hoor, die zich in zwijgen vermommen. Die zijn dan zó heilig en zó stil, je wordt er niet goed van… [gelach]
Daar is het heel goed voor om weer eens uit volle borst te kletsen [gelach]
Want zo leer je jezelf kennen.

Mensen, het is zo interessant. Het is echt, meditatie is ongelooflijk, het is een echt avontuur. Ik heb het wel eens gezegd, maar ik méén het echt, het is enig. En het is ook enig om jezelf op de hak te nemen. Dat kun je doen, je kunt merken hoe dat allemaal gaat. En hoe je – ja, soms, dan heb ik wel het gevoel dat mensen net zijn als een hond die je heel meewarig toespreekt. Als een hond veel van je houdt en je zegt tegen een hond: oh, wat is het moeilijk…
Nou, het duurt niet lang of hij huilt, hoor. Nou, dat is met ons krek net eender vaak. Dus laten we dat van ons af laten glijden. Laten we dus én ernstig én humor hebben hier, in die week. Laten we ook plezier hebben. Laten we dat proberen, zodat het levend blijft. Dat we niet ondergaan in een systeem.
Want die lichaamskant, dat is wel degelijk een systeem. En we zijn dwaas als we daar geen gebruik van maken.

Onderschat die lichaamskant niet. Want ook die lichaamskant is eigenlijk razend gecompliceerd. De adem, de houding, de energie, zijn drie trefwoorden, drie sleutelwoorden, voor een héle wereld. Een wereld die veel verder reikt dan wij bij benadering kunnen beseffen.
Het is niet alleen voeding, het is niet alleen adem, het is niet alleen houding, het is niet alleen energie, het is alles bij elkaar. En nu juist ook voor die lichaamskant moet je beschikken over een stille, aandachtige geest – die al die zwenkingen, al die capriolen, al de angsten van dat lichaam, kan leren kennen.
Dus zelfs met die, naar ons gevoel, zo duidelijk lichamelijke factor van de meditatie, heb je een stille, aandachtige geest nodig, omdat je anders, júist in die lichaamskant, zo gauw in je wil schiet.
Wil is heel wat anders dan vastberadenheid. Wil is heel wat anders dan vanzelfsprekend iets doen, iets doen omdat het duidelijk is dat het gedaan moet worden, wat het ook mag zijn. Als iets duidelijk is voor jezelf waarom het gedaan moet worden, dan heb je geen wil nodig. Dan is het heel zonneklaar waarom je het doen moet. En dan doe je het. En als het dan tegenloopt, dan ben je ook niet teleurgesteld, want dan is dat wat je ervan weerhoudt een duidelijke zaak.
Dan voorkom je dus ten eerste de inzet van de wil, die zoveel energie kost, omdat die veel te lang de zaak begeleidt. En het tweede is dat het geen verplichting is. Dat je niet binnen zoveel tijd iets wilt bereiken en dat je dus heel vanzelf doorgaat – wat er ook gebeuren moge, je gaat gewoon door. Want het is duidelijk dat je het doen moet.
Het is een heel andere situatie. Het is dus geen conflict meer, het is iets wat gebeuren moet. En dat is heel belangrijk.

Dus die hele meditatieweg wordt begeleidt door dat vermogen om werkelijk aandachtig te zijn. En aandachtig zijn kun je natuurlijk niet als je in conflict leeft, dat is duidelijk. Dus dat betekent dat als er conflicten zijn, dat je die conflicten eerst in de volle omvang tot jezelf toelaat. Conflicten blijven conflicten, omdat wij proberen eraan te ontkomen. Conflicten verdwijnen op het moment dat jij accepteert dat ze er zijn. En dat je ze zelfs interessant vindt.
Ik herinner me nog enige jaren geleden, dat iemand tegen me zei: ja maar, dat is van de gekke, je eigen conflicten interessant vinden.
Maar toch is het zo. Jouw conflict is een mogelijkheid om te ontdekken wat er aan de hand is. Meestal is dat wat er aan de hand is oneindig veel fundamenteler dan dat conflict. Het conflict is een signaal van een veel dieper liggend gegeven. Een gegeven waar je niet aan wilt ontkomen. Dat is namelijk het, ja, ik zou haast zeggen: het ontroerende erin. Dat wat onder het conflict ligt, daar wil je niet aan ontkomen. Dat ben jij.
En het is natuurlijk zo dat je jezelf wilt zijn. Want je bent zeer waarschijnlijk op aarde gekomen met een opgave die je jezelf gesteld hebt. En als jij jezelf een opgaaf gesteld hebt, ooit, dan wil je die opgaaf volledig kennen en volbrengen. Dat is wat onder het conflict ligt. Meestal blijven we ons leven lang bezig met conflicten, maar onder de conflicten ligt iets heel anders.

Meditatie kan je doen beseffen wat onder het conflict ligt. En dat conflict gaat dan veel verder dan de vijandigheid van een ander, de onwil van een ander, de onwil van jezelf. Gaat veel verder dan onrechtvaardigheid en rechtvaardigheid. Je staat dan oog in oog met je eigen werkelijkheid.
Dus een conflict is een poort voor een grotere werkelijkheid. Maar dan moet je natuurlijk ophouden het conflict in zijn kleinheid te laten bestaan, zodat je niet kunt ontdekken wat er allemaal plaatsheeft.

Het is zelfs al zo – dat heb ik aan het begin gezegd – dat als een conflict verdwijnt, komt er een heleboel energie vrij. Maar als je onder het conflict komt, dan komt er een ongelofelijke energie vrij. Dan voel je voor het eerst dat de mens inderdaad niet aan de tijd vastzit. En dat je niet vastzit aan de degene die je nu bent, of althans, degene die je denkt dat je bent.
Dat is op een andere manier gezegd waar in zen dus gesproken wordt over ‘de grote doorbraak’.
Maar zo langzamerhand is het, door het vele wat daarover gezegd is in de traditie, een beetje wazig geworden waar het nou eigenlijk om gaat. En daarom gebruik ik die woorden liever niet en probeer ik zo eenvoudig mogelijk duidelijk te maken waar het om gaat. Zodat je aan de ene kant ziet dat je hard zult moeten oefenen. En aan de andere kant ook, tegelijkertijd, ziet waar het oefenen helemaal geen zin heeft. Zodat je steeds vrij blijft en je steeds degene blijft die vrijwillig oefent, zonder een of ander mooi of minder mooi doel in de verte. Maar die gewoon ziet: ja, dat moet gebeuren. En aan de andere kant ook beseft: ja maar, hier moet ik met mijn vingers afblijven, hier moet ik alleen maar aandachtig en geduldig zijn, want ik weet het niet, ik weet het echt niet.

En dan, dan zijn we aan het mediteren. Dat zit dus niet vast aan je kussentje, en dat zit niet vast aan je hersencapaciteit. Dat is alleen verbonden met je intelligentie. Met datgene wat niet in voorstellingen gevangen kan worden.
Wij gebruiken het woord ‘intelligentie’ vaak eigenlijk voor ‘intellect’. Maar ik bedoel dus datgene wat niet geprogrammeerd is. We zijn bijna helemaal geprogrammeerd, dus dat is het niet. Je kunt er dus ook geen cursus voor doen. Je kunt geen cursus intelligentie doen, dat gaat niet. Het is er of het is er niet. Het kan er alleen zijn als je alles wat je weet, alles wat je ervaren hebt, kunt laten voor wat het is. Beseffen dat jij, behalve dat alles – alles wat je weet, alles wat je ervaren hebt, alles wat je gehoord hebt – nog iets anders bent. Als je dat beseft, dan kan er iets gebeuren.
En het mooie is, áls je het beseft – dat is dus niet een doorbraak – als je beseft hoe het in elkaar zit, dat je vanzelf stil bent.
Dat is gewoon zo, dat is net zoiets als dat stenen naar beneden vallen. Als je echt beseft dat je denken het niet kan, dat je voelen het niet kan, dat je ervaring het niet kan, dat je weten het niet kan, als je dat echt beseft, dan ben je stil. En daarin kunnen dingen gebeuren die voor één van die andere dingen onmogelijk zijn: noch voor het denken, noch voor het voelen, noch voor afijn …

Dus mensen, het is alles eigenlijk heel eenvoudig. Héél erg eenvoudig, je moet het doen. En natuurlijk, zo dom ben je niet, beseffen dat je eindeloos op je snufferd zult vallen. En dat hoort erbij. Elke keer dat je valt, kun je blij zijn. Want dan weet je tenminste: dát is het niet. Dat maakt je leven al een heleboel lichter, als je gaat beseffen dat fouten maken eigenlijk een groot voorrecht is. Als je eindelijk van die kinderachtige idee af bent dat je geen fouten mag maken. Dat dat het geweldigste is wat er is: fouten maken. Want je leert daar ongelooflijk van.
En ik weet heel goed, dat de hele maatschappij anders in elkaar zit, mentaal anders in elkaar zit. Want ook de mensheid leert alleen maar van fouten. Kijk maar om je heen, zie maar wat er op het ogenblik gebeurt. Nu leren we ervan, milieu, ecologie. Nu beginnen we een beetje te leren, nu het al heel dichtbij is. Zo gaat het. Zou het dan voor de enkele mens niet zo zijn? Natuurlijk wel.
Dus het gaat er om, om snel je fouten te leren kennen. Dat is je enige mogelijkheid. Als je dit beseft, dit kleine facet maar, wordt je leven al een heleboel lichter. Want dan denk je: ja goh, mijn hele leven lang is in mijn oren getoeterd dat ik geen fouten mag maken, nou, nou mag ik fouten maken, goh, wat heerlijk, want daar leer ik van.

Ik zie zoveel ernstige gezichten … jullie geloven het niet, hè [gelach]
Het is echt zo.
Goed mensen, laten we het zo proberen met elkaar, dat we een heerlijke zevendaagse hebben.
En dan wou ik nu de lichaamskant, even gaan zitten.


naar boven