De benoemde wereld

Eefde juli 1989 | Zondagmorgen

Inleiding 
[download]

Het blijkt dat ook in een goed gesprek zoals we dat gisteren hadden, uitsluitend de oppervlakte geraakt wordt en niet dat wat eigenlijk gebeurt.
Sinds duizenden jaren zijn wij gewend de benoemde wereld te ervaren, de wereld die we door woorden leerden aan te duiden. Zonder het te beseffen, gaan we zo ver dat we de wereld niet alleen aanduiden, maar de aangeduide wereld voor de echte wereld te houden. We stellen dus het fragment – het benoemde is het fragment – in de plaats van waar het voor staat. Waar het voor staat is oneindig veel wijder, complexer, fijner, vertakter, meer verbonden. De uitspraak van de nieuwe fysica dat alles met alles te maken heeft, is overal geldig, ook voor de wereld die we om ons heen zien, ook voor de wereld die we in onszelf ervaren.
De wereld die er is ervaren we in onze positie niet, onze horizon beperkt zich tot de benoemde wereld. Alles wat daar niet toe behoort zullen we hooguit af en toe vermoeden. We leven dus in een fragment. Dat fragment kan groot en kan klein zijn – naarmate je kennis groter is is dat fragment groter – maar het blijft een fragment. Kenmerk van een fragment is dat het afgescheiden is. Als wij niet iets heel bijzonders doen in ons leven, verloopt het in die benoemde, afgescheiden wereld.

Ik denk dat de opgaaf van ieder mens op aarde is zich bewust te worden dat hij maar een fragment is. Dat is de eerste stap. Dat gaat gepaard met veel gevoelsbeweging: er zijn mensen die doodsangst krijgen, er zijn mensen die heel verdrietig worden, die het gevoel hebben dat ze de woestijn ingaan. In de religieuze literatuur komt dit alles eindeloos voor. Maar daaraan vooraf gaat een bewuste keuze: de keuze dat je beseft waar je voor staat, ook beseft dat het een vergaande oefening is, geen huiswerk maar iets waar je je toe moet zetten. Al die lagen van benoemingen, laag na laag, moet je bewust maken – je kunt ze niet loslaten voor ze bewust gemaakt te hebben.
Wat betekent bewust maken? Het betekent dat je er bij stil staat, dat je lang kijkt en luistert hoe die benoemde wereld is. Je moet dus geen haast hebben, alle geklets over verlichting en bevrijding moet totaal uit je verdwijnen. Dat is gewoon lachwekkend, het gaat veel dieper, ‘bevrijding’ en ‘verlichting’ zijn termen uit onze benoemde wereld, ze hebben niets van doen met waar het om gaat. De ernst waarmee iemand bezig is meten we meestal af aan de tijd besteed om te oefenen, dat is ons idee dat we met onze wil iets kunnen doen. Maar als je eenmaal beseft dat het erom gaat je bewust te maken van de gekende wereld – de wereld die je kent en de wereld die je ervaart vallen voor ons samen, we beseffen niet hoe klein de wereld die je kent is – begrijp je dat die oefening nooit ophoudt.
Dat is geen ‘huiswerk’, want er valt niets te bereiken, je probeert je te openen voor iets wat je niet kent. En er is geen duidelijk doel, maar slechts een vermoeden dat de wereld heel anders is dan jij nu ervaart, dat zelfs onze twee maatstrepen van geboorte en dood fictief zijn, echt fictief! Want we zitten vast aan de benoemde wereld, aan de wereld van de zintuigen, en daarmee aan ons lichaam – ons lichaam dat in de tijd is, dat geboren wordt en sterft. Nu hebben we het vermoeden dat die sterfelijke, benoemde, gekende, geweten wereld, opgenomen is in iets totaal anders. Wij hebben het vertrouwen dat als wij hier ons leven aan wijden, die benoemde, gekende, geweten en voor ons ervaren wereld, zijn eigenlijke plek kan krijgen in het totaal, dat we met een vaag woord ‘het leven’ noemen.
Als je dat beseft, dan begrijp je dat wat wij doen, ook in deze kring, het absolute minimum is. Want je hele leefwijze, je hele zienswijze, je hele wijze van luisteren, je hele wijze van ademen, je hele wijze van stofwisseling, je hele wijze van slapen-waken – het zal zich moeten gaan richten naar dat wat je op het ogenblik niet kent, waar je af en toe een vage glimp van opvangt, waar je blij mee bent of waar je van schrikt. En dan ga je verder, in de benoemde, gekende wereld.
Je hoort hierover uit de boeken of uit de overlevering of van een levend mens. En omdat je nu eenmaal een mens bent en dus eigenlijk behoort tot die totaliteit, zul je, als je niet al te haastig bent en al te vervuld van jezelf, je hierin verdiepen. Daarom zitten we hier. Maar je brengt je hele bagage mee die je in dit leven hebt opgedaan: je haast, je onrust, je oppervlakkigheid, je korte baan denken, je belangengerichtheid; al je kennis neem je mee, alles wat je geleerd hebt en alle trucjes. Dat breng je allemaal mee! En aan de hand daarvan oordeel je over de wijze waarop je oefent. Maar het staat natuurlijk totaal niet in verhouding tot de opgaaf waar je voorstaat.
Voor ons is de uitspraak van die Zenmeester, die zegt: “Als je niet vierentwintig uur per dag oefent, dan oefen je niet,” eigenlijk een lachertje. We vinden het wel aardig, maar we denken: nou ja, kom. Maar het is natuurlijk letterlijk terecht.

Wat wil ik hiermee zeggen? Besef, welke oefening je ook doet, dat je nog moet leren die oefening te doen! Je moet gaan leren ervaren wat je jezelf opgelegd hebt: op één been staan of op twee benen staan, je voetzolen voelen, wat ook maar. Je moet nog leren daarop in te gaan en daarmee al je vorige ervaringen te vergeten.
Dat is de enige weg waarop je de evolutie tot nu toe als hindernis kunt kwijtraken. Evolutie is natuurlijk een heel mooi ding, maar om tot besef te komen van het totaal moet je de noodzakelijke beperktheid vrijwillig kunnen vergeten. Zodat je open komt te staan voor iets totaal anders. Waarbij je zoveel van je angst verloren hebt, dat als je het nieuwe ervaart, je nalaat het opnieuw te benoemen! Want als je het benoemt ontkracht je het, maak je het dood.
Dat is een van de moeilijkste dingen, om als je ervaart het open te laten. Want je denken wil onmiddellijk classificeren, wil onmiddellijk thuisbrengen in de benoemde wereld.
Betekent dat dat je vaag wordt? Nee, allerminst! Het betekent wel dat je weet waar je mee bezig bent, dat je al die waarden, al die regels, al die geweten dingen, laat waar ze thuishoren. En dat je beseft dat je voor een totaal onbekend wezen staat, dat wel jouw naam heeft en wel jouw kennis heeft, maar waar je eigenlijk nog totaal niets van weet. De enige verbinding die je hebt is jouw ervaring – mits die ervaring niet al bij voorbaat afgeknepen is door wat je denkt, weet en benoemd hebt.
Dus je weet ook dat als je vraagt: ja maar, wat is het nou?, je een dwaze vraag stelt. Die vraag kan niet beantwoord worden, want het is iets wat zich onttrekt aan jouw benoemde wereld. Dat is voor ons misschien wel het zwaarste wat er is, dat toe te geven, want we hebben zo’n geweldig respect voor mensen die het zo goed kunnen zeggen.
Dus uitsluitend je eigen ervaring te laten gelden en daar trouw aan te zijn, wat er ook moge gebeuren. Je daar niet van af te vragen: wat voor nut heb ik ervan? – vanuit de fragmentarische wereld is het totaal nutteloos, vanuit de gekende wereld volslagen overbodig, je kunt er nog geen theeblaadje voor kopen.
Je moet goed beseffen wat dat inhoudt wat ik nu zeg: dat je er geen theeblaadje voor kunt kopen. Zou je er dan überhaupt wel aan beginnen?

naar boven

Gesprek (fragment)

Vraag: Wat voor zin heeft het te praten over deze dingen. We gebruiken de woorden van de benoemde wereld, terwijl je daar juist voor waarschuwt.

Maarten: Logisch geredeneerd heb je gelijk. Toch blijkt het mogelijk te zijn om iets aan te duiden dat niet gepakt kan worden: we kunnen de lading aanduiden. De vraag aan jou is: kun je de benoemde wereld laten zoals die is en proberen om in jezelf de aangeduide lading te ervaren?

Vraag: Ik heb de neiging om fanatiek op jacht te gaan naar het onbekende.

Maarten: Dat kan dus niet, je kunt niet met het bekende op het onbekende jagen. Het is goed als je je onmacht beseft, want uit de onmacht groeit op natuurlijke wijze de noodzakelijke aandacht.

Vraag: Moet ik nu de ogen dicht doen om als een prinses uit de droom te ontwaken?

Maarten: Je moet vertrouwen hebben om te laten gebeuren wat er gebeuren wil, zonder te benoemen. Misschien ga je je dan stierlijk vervelen – dat komt uit de gekende wereld. Het kan ook zijn dat er op een bepaald moment iets binnenkomt dat niet is van wat je al kent en waarin je wel kunt rusten.
Wij zijn helemaal ingemetseld, doordrongen van het bekende. Wees niet boos op jezelf: het zijn allemaal schijnbewegingen. De oefeningen die we doen zijn bedoeld om het toelaten van het onbekende te bevorderen. We zoeken hier eigenlijk naar een houding waarin oefenen mogelijk wordt.


naar boven