Oefenen

Eefde juli 1989 | Zondagmiddag

Inleiding 
[download]

We zijn vanochtend geëindigd met te constateren dat met het woord ‘oefenen’ nog heel weinig is gezegd. Waar het eigenlijk om gaat is hoe je die oefening doet – hoe je innerlijke houding ten aanzien van het oefenen is. Want in die innerlijke houding tekent zich iets heel anders af: daar kan zich namelijk niet meer een bepaald resultaat aftekenen, daar is het oefenen een onderzoek. Het is niet meer het bereiken van iets, maar een onderzoek naar de verschillende gebieden die in de mens spelen. En een onderzoek kan natuurlijk nooit gehaast zijn, dat weet je. Iedereen die werkelijk iets onderzoekt, weet dat hij daar geen haast bij heeft, dat is onmogelijk. Zodra je haastig bent kún je niet meer onderzoeken, dan bij je eigenlijk op zoek naar iets wat je denkt te vinden. En dat is natuurlijk geen onderzoek.
Dus oefenen is niet iets bereiken, maar oefenen is een onderzoek, een onderzoek naar de verschillende gebieden in de mens die altijd werkzaam zijn. Enkele van die gebieden zijn voor ons heel duidelijk; andere gebieden komen maar héél af en toe eventjes omhoog. Als we teveel in beslag genomen zijn door het bekende, zullen we dat niet eens opmerken. De hele fijne nuances die je in de schemer opmerkt, merk je niet op bij het volle daglicht; en de stilte van de dag is anders dan de stilte van de nacht. Zo is het ook in de mens.

Ik had in de pauze nog een grappig gesprekje met iemand, waarin dat heel duidelijk was. Hij had opgemerkt dat als hij aan het spreken sloeg, en met name tijdens het eten, de energie omhoog ging.
Dat is een hele nuttige observatie. Want dat betekent in het algemeen dat je als je spreekt en als je eet, in het zelfhandhavings-systeem zit. Het zelfhandhavings-systeem is altijd uit op lijfsbehoud, en daar speelt snelheid een grote rol bij. Kijk maar naar de roofdieren, die eten snel. En waarom? Omdat ze het op willen hebben voordat de vijand of een collega ook iets wil hebben. Niet dat het akelige dieren zijn, maar dat zit gewoon helemaal in het zelfhandhavings-systeem.
En dat is bij ons ook nog zo, maar bij ons is er geen enkele noodzaak, er is niemand die ons bord wegpakt – normaal niet, tenminste. Maar het zit er wel in en daarom eten we ook teveel. Nu zijn er een heleboel mensen die zeggen: oh, we moeten minder eten, en die gaan dat verminderen. Maar eigenlijk is dat volkomen zinloos, want je komt niet tot de ontdekking wat er aan de hand is, je komt niet tot de ontdekking vanwaaruit je te haastig en teveel eet.
Net zo min als je tot de ontdekking komt dat je antwoord geeft of spreekt in reactie op maar een fragment van wat er gezegd is. Want als iemand iets zegt, dan zegt die persoon dat met een bepaalde bedoeling die hij in woorden vat. Maar ook woorden behoren wonderlijk genoeg tot het kosmische, die hebben een veel rijkere lading dan door die persoon bedoeld is. Goed luisteren wil zeggen dat je de totale lading van de woorden hoort, los van de bedoeling van degene die ze uitspreekt. Dat heb je nodig voor je onderzoek.
Pas als je zo luistert en zo eet, ben je bezig in het systeem van je lichaam. Want je lichaam is daar niet op uit – dat is gewoon kul – je lichaam is afgestemd op een zo hoog mogelijke efficiëntie van opname, verwerking en omzetting. Dat heeft niet te maken met zelfhandhaving.
Dus als je de verschillende rijken in jezelf tot hun recht wilt laten komen, moet je de moeite nemen om alles in zijn eigen gebied te honoreren. En dat is niet gering. Maar je moet daar eerst naar geluisterd hebben, en wel zó dat je heel natuurlijk aan de behoefte in dat gebied kunt voldoen.

Dit is een sleutel die veel verder reikt en veel meer sloten opent dan regels en systemen. Die allemaal gebaseerd zijn op oppervlakkige resultaten.
Want wat is het gevolg van onze oppervlakkige manier van omgang met onze eigen systemen? Dat is dat die systemen dagelijks aangerand worden, ze worden dagelijks beschadigd. Natuurlijk doen we dat niet met opzet, dat is duidelijk. Maar we maken ze ondergeschikt aan wat we willen in het leven: we willen een groot mens zijn, we willen veel hebben, we willen veel kennen, we willen veel weten, we willen een bepaalde positie in de maatschappij hebben, we hebben het gevoel dat wij belangrijk zijn… En alles wat er verder aan ons is maken we daaraan ondergeschikt – en we weten het niet. Dat is onze positie: doordat we dat ongeweten, onbewust, ondergeschikt maken, beschadigen we onszelf voortdurend. Vanuit dat oogpunt bekeken is het echt een wonder dat we nog zijn zoals we zijn.
Eigenlijk betekent meditatie dat je hiervan op den duur weet krijgt, dat je daar wezenlijk op ingaat; dat je weigert om wat voor regel ook aan te nemen; dat je zegt: nee, ik zal dat zelf onderzoeken, ik zal zo leven dat ik dat aan de weet kom…

Wat voor het eten en spreken geldt, geldt ook voor de adem, daar doen we precies hetzelfde mee – en we weten niet dat we dat doen. Omdat we door het leven wat we leven uit zijn op bereiken, halen we die adem uit z’n ritme.
Om de adem zijn eigen ritme te laten vinden is een hele klus. Je hebt daarbij geen enkel handvat, het hangt alleen af van de doorgaande belangstelling die je ervoor hebt. Dat betekent dat je je daar geen tijd voor moet stellen.
Ik heb destijds toen ik in aanraking kwam met de oefeningen van Mantak Chia, zien staan dat bepaalde dingen zo en zo lang duren. Ik heb gemerkt dat dat nergens op slaat. Je moet helemaal niet verbaasd zijn dat als je je adem gade slaat, je daar vier uur mee bezig bent. Daar moet je echt niet gek van opkijken, dat gebeurt. Als je het tenminste wilt leren kennen, als je dus niet eigenwijs bent. Ik kan jullie overigens vertellen dat het heerlijk is om vier uur ongestoord daaraan te oefenen.

Zo kun je gaan ontdekken wat er allemaal in je speelt … als wij ooit de evolutie een kans willen geven om door te gaan. De evolutie heeft ons tot op dit moment voorzien van een organisme wat in staat is tot bewustwording, wat in staat is zichzelf te kennen, maar wat eigenlijk nu – en dat is natuurlijk al duizenden jaren aan de gang – tegengehouden wordt, wat zichzelf aldoor maar herhaalt en herhaalt en herhaalt… We vinden dat terug in de oosterse opvatting van de reïncarnatie, maar dat is maar een flauwe afspiegeling van wat het eigenlijk is.
Wij hebben als mens het vermogen meegekregen om bewust te zijn, om te merken wat er gebeurt, om ons totale organisme te leren kennen. Dat vermogen hebben we meegekregen, maar we gebruiken het niet. We gebruiken het heel brutaal en goedkoop voor allerlei dingen die in waarde daarmee niet in overeenstemming zijn. We hebben een uiterst verfijnd mechanisme – en we gebruiken het voor een mechanisch vogeltje van de Hema. Dat doen we!
Dat moet je goed beseffen: we gebruiken het voor een doel wat totaal niet in overeenstemming is met waar het voor staat. We zijn zelfs in staat elkaar met honderdduizend tegelijk af te slachten voor een of ander kortzichtig doel. Terwijl ieder van ons zo’n wonderlijke wereld van mogelijkheden is…

Als je dan ziet wat onze problemen zijn, is dat echt lachwekkend, dat staat totaal niet in verhouding. En als je gaat merken hoeveel langdurige harde arbeid het kost om een héél klein beetje te gaan beseffen wat allemaal aan de hand is in de mens, word je ongelooflijk bescheiden. Als je dan al ooit hoogmoedig was, dan is dat voorgoed achter de rug. Want je beseft dan zo ongelooflijk diepgaand wat een ongelooflijke dilettant je eigenlijk bent. Terwijl je zoveel gekregen hebt, terwijl je in potentie zo geweldig veel zou kunnen doen. En wat doe je ermee? Je bent vreselijk driftig bezig om kleine kissebis op te lossen…

Wat wil ik hier nu mee zeggen?
Dat je heel veel aandacht moet geven aan de houding waarin je oefent en waarin je in het leven staat. Zonder te moraliseren. Want die moraal komt ook uit die brutale wereld van het ‘ik’ en de zelfhandhaving – moraliteit is een kanaliseren van het geweld.
Dus je kunt het van niets hebben wat we allemaal al kennen, wat al allemaal in de boeken staat. Je zult het moeten hebben van je eigen onderzoek. En je eigen onderzoek maakt je heel nederig en eerbiedig. Als je dat in jezelf ontdekt hebt, ben je het natúúrlijk ook ten aanzien van een ander, die ander is in dezelfde positie als jij. Als je in die ander wilt stimuleren dat hij zijn onderzoek beginnen gaat, kun je hem niet bars toespreken of kleineren. Daar ontneem je hem weer iets mee. Hij heeft al zo weinig – althans bewust. En je wilt proberen om hem te laten kennismaken met zijn eigen rijkdom die nog niet geëxploreerd is, maar die wel aanwezig is, die wacht om ontdekt te worden.
Het is ook duidelijk dat je je onderzoek alleen maar liefdevol kunt doen. Als jij een gesprek met iemand hebt, is dat alleen maar een goed gesprek als je elkaar mag. Niet als je die ander ergens van wilt overtuigen of meent dat je het beter weet, maar als je bereid bent om zijn of haar inbreng volledig in jezelf tot zijn recht te laten komen. Dus ook in dit geval van het gesprek, geldt dat je de ander niet gebruikt, maar dat die ander tot je komt. En door tot je te komen jou eigenlijk in de gelegenheid stelt om nog meer te ontdekken.
Als wij eenmaal beseffen wat we voor elkaar kunnen zijn, zouden we een fantastische wereld hebben. Want dan zouden we echt voor het eerst beseffen dat we in deze zin inderdaad van elkaar afhankelijk zijn, dat de ander ons nu juist iets kan tonen wat wij nog niet gezien hebben. Omdat die ander de ander is. Dan worden menselijke relaties ook van een totaal andere orde, dan is het geen geven en nemen – ik háát het – maar het met elkaar uitwisselen van nieuwe dingen. Geven en nemen is helemaal van de wereld van de zelfhandhaving.

Om dit te oefenen moeten we héél eenvoudige dingen doen: we moeten het belangrijk genoeg vinden om onze adem te leren kennen; we moeten het belangrijk genoeg vinden om helemaal het zitten, liggen, staan, lopen, dansen, te gaan ervaren. Dus niet een vooraf gemaakt iets, niet een bepaalde dans, niet een bepaalde loop, maar wat er in dat bewegen zit en wat er in dat bewegen allemaal gebeurt – ons leven is natuurlijk vol van al die verrichtingen, de hele dag is er iets aan de hand.
Wat ons alleen ontbreekt is de aandacht. Daardoor, omdat die aandacht ons ontbreekt, hebben we heel veel van niks. We veroveren heel veel lucht, ledigheid. Terwijl we bij aandachtigheid een heel klein beetje van die rijkdom tot ons zouden kunnen nemen – niet eens tot ons nemen, maar ervaren. Ervaren is ook: door je heen laten gaan, dus zonder rest. Je ervaart het en het brandt op, het laat geen spoor achter. Want jij leeft en gaat door.
Daarmee krijg je ook een totaal andere verhouding – niet alleen tot je lichaam, maar tot het hele leven. Je constateert met vreugde dat het leven vergankelijk is. Want dat betekent dat het leven zich voortdurend kan vernieuwen.
Onze grote moeilijkheid: om nieuw te zijn, is eigenlijk als principe gegeven. Maar omdat we gierig zijn en klein, willen we behouden, willen we vasthouden, wordt dat principe van de vergankelijkheid voor ons een bedreiging … dan krijgen we de doodsangst en al de angsten die daarvan afgeleid zijn. Dan kunnen we nooit de vreugde ervaren van iets wat vergaat, wat nieuw kan worden. Zoals mensen stervende bloemen altijd lelijk vinden … ze hebben nooit gekeken. En een stervend mens per definitie iets akeligs is. Meestal is het wel iets akeligs, maar dat komt omdat die mens geen goede verhouding tot het leven heeft. Dan wordt ook de dood iets akeligs. Maar van een mens die echt geleefd heeft, in nederigheid en eerbied, in verbazing en verwondering, is de dood iets majesteitelijks, iets wat je nooit vergeet.

Al deze dingen hangen samen: hoe je eet, hoe je spreekt, hoe je ademt, hangt samen met dood en leven; hangt samen met hoe je een ander ervaart; hangt samen met hoe je met een ander kunt zijn; hangt samen met hoe lang je intens kunt zijn, hoe lang je kunt luisteren zonder jezelf te verlaten, zonder haastig te worden.
Dat mensen maar zo kort kunnen luisteren, hangt gewoon samen met haast. Je kunt eindeloos luisteren, echt waar, je kunt uren luisteren en je wordt er frisser van. Dat wij niet kunnen luisteren is omdat we haast hebben, we moeten gauw een zaakje klaren.
Dit heeft dus allemaal te maken met je houding in de oefening. Er staat niet voor niets in de Tao Te Ging: “Het zachte overwint het harde.” Het zachte is datgene wat liefdevol volgt wat er gebeurt. En in dat liefdevolle volgen gebeurt heel veel, omdat dan elk rijk wat in ons vertegenwoordigd is, op zijn niveau, in zijn tempo en in zijn behoeften erkend wordt. We halen geen rijken, geen gebieden meer door elkaar. Want dat doen we voortdurend.
Als dit duidelijk is, kunnen we oefenen.


naar boven