Laten gaan en erbij zijn

Eefde juli 1989 | Woensdagmorgen

Inleiding 
[download]

We hebben ons gisteren bezig gehouden met de vraag wat je belet om iets volledig te doen. Naar aanleiding daarvan hebben we geprobeerd de oefening iets anders te doen, onszelf de vrijheid te gunnen om op te merken wat er gebeurt nadat je jezelf het commando gegeven hebt, om zo steeds dichter in de buurt te komen van wat zich voltrekt.
Ik heb gemerkt dat dat voor velen een hele moeilijke zaak is. Abusievelijk werd gedacht dat dat betekent: laten gaan. Maar ‘laten gaan’ is maar een van de twee. Bij laten gaan behoort ook erbij zijn. Want het gaat om het laatste: om het erbij zijn. En je kunt er niet bij zijn, zolang je nog vastzit in een voorstelling. Daarom is laten gaan noodzakelijk. Maar het is slechts de halve waarheid als je in het laten gaan blijft steken: het laten gaan is een voorwaarde om erbij te zijn, maar het gaat om het erbij zijn.

Een heel simpel voorbeeld.
Als je ‘zit’ kun je weten dat het nodig is om de adem in je basis te hebben. Je geeft dan het commando dat je de adem omlaag laat gaan. Als dat het enige is wat je doet, en dan misschien teleurgesteld bent dat hij niet beneden komt, zul je nooit een steek opschieten. Als je het commando gegeven hebt en er zet zich iets in beweging, en de adem komt niet beneden, dan komt de tweede kant naar voren: het erbij zijn. Dat betekent niet blijven steken in de teleurstelling, in een moedeloos gevoel, maar zijn bij de werkelijkheid die zich op dat moment aan jou voltrekt: de adem is net bij je maag gekomen in zijn tocht omlaag; als je daar dan bij blijft voltrekt zich méér. Want het commando dat gegeven is luidt ‘in het bekken komen’. Dat commando werkt door in de mate waarin jij erbij bent.
Dus dan moet je niet tegen jezelf zeggen: ik heb het niet goed gedaan, dat is een uitvlucht. Maar blijf bij de gegeven situatie: je adem is tot je maag gekomen. Op een bepaald moment moet je weer inademen en begint weer de tocht omlaag. Als je, zodra de tocht omlaag inzet, er weer bij bent, voltrekt zich weer iets.

Het gaat er eigenlijk om alleen maar erbij te zijn. Wat er met ons allemaal gebeurd is dat wij, op het moment dat we merken dat niet datgene gebeurt wat we verwachten of vinden dat gebeuren moet, tegelijk afgeleid zijn. We gaan dan wat anders doen. En dat kan best iets leuks zijn, maar toch is dat het niet: dan heeft geen voortgang plaats, dan blijf je je hele leven dwalen. Maar als je er wel bij blijft, en dus niet zo kinderachtig bent dat je in de teleurstelling of in de boosheid glijdt, dan zul je merken dat het eens gegeven commando blijft doorwerken, steeds verder en steeds verder. En tenslotte kom je in je basis.

Als je daar dan bij blijft, merk je dat je lichaam vanzelf tot rust komt. Dat is één kant. Daarnaast bouwt het kracht op in de basis. Dat gebeurt in één beweging: het rust – en het bouwt kracht op. Je moet weer inademen, daar hoef je niks aan te doen. En bij de volgende uitademing ben je onmiddellijk in je basis. De kracht is er al, en die kracht zoekt de natuurlijke wegen die universeel aanwezig zijn in het lichaam van ieder mens. Het gaat dan door je ruggengraat omhoog, terwijl tegelijkertijd de zwaarte in je stuit zwaarder wordt. Bij het omhoog gaan door de ruggengraat gaat de energie ook door je schouders, door je armen, je nek wordt gestrekt, en je hebt het gevoel te zitten in de basis van de wereld – dat is ook zo.
Vanuit die positie ben je vrij om ieder gedeelte van je leven in ogenschouw te nemen. Het dient zich vanzelf aan wat dat is. Je bent dan eindelijk niet meer in de reactie, je bent eindelijk niet alléén maar een antwoord. Je bent eindelijk op het punt dat jij vrijwillig, zelfstandig, ongehinderd – ook door het verleden – daarnaar kunt kijken, kunt luisteren naar wat op dat moment voor jou belangrijk is.

Waar ik het gisteren over had was een poging van mij om dit wat ik nu wat uitvoeriger beschreven heb, voor jullie invoelbaar te maken, nog een beetje dichterbij te komen bij waar het om gaat. Want zolang wij in reactie leven zullen we voortgaan de wereld te hebben zoals hij is, wat we er ook aan doen.
Dus dit is een heel fundamenteel iets: dat ieder van ons zijn eigen zelfstandigheid vindt. Een zelfstandigheid die niet bepaald is door de omstandigheden, niet bepaald is door je verleden, noch door je begaafdheden, noch door één van de dingen waar we altijd mee bezig zijn, maar die heel diep in jezelf verankerd is. Dat is ook de enige positie vanwaaruit jij in contact kunt komen met de wereld: dat je zo stil bent dat er niets hoeft, dat de wereld tot je door kan dringen.

Het is echt heel belangrijk dat je ziet dat die twee elementen nodig zijn: jezelf vrijaf gegeven, en tegelijkertijd erbij zijn in wat dan gebeurt. Ook dat is één beweging. Zodra je die ene beweging in tweeën deelt, probeert alleen maar te laten te gaan, of alleen maar erbij te zijn, gaat het niet. Ze zijn allebei nodig. Maar omdat ons leven in het algemeen erg ingekapseld zit en wij dus in het gewone leven al het gevoel hebben dat we ingesloten zijn, dat we niet kunnen doen wat we doen willen, is het heel begrijpelijk dat, als we dan gaan mediteren en op een ander niveau hiermee geconfronteerd raken, onze eerste neiging is om te zeggen: aha, laten gaan. Dan vergeten we dat daar bijhoort: onophoudelijk zijn bij wat gebeurt, geen seconde verliezen.
Als ik dat zo zeg, klinkt dat als een dwang. Maar het is onze enige, enige mogelijkheid, want anders blijf je in voorstellingen gevangen – dat doen we voortdurend, we maken ons voortdurend gedachten over: zal het zo, of zo, of zo… ? Dát, samen met dat gevoel van ingesloten zijn, maakt dat wij een geweldige verlangen hebben om te laten gaan… We merken dan niet dat we in dat laten gaan – dat heel eenzijdig is – vanzelf in een energieloos niks vallen. Als alle pret voorbij is, is er niets meer, is de volheid verkwanseld.
Zo werkt het. Dat moeten we zien, of we het nou prettig vinden of niet: zo werkt het.

Dus als je voor jezelf het gevoel hebt dat je eindelijk eens wilt ophouden met die zinloze reis door de tijd, waarin je jezelf eindeloos herhaalt… En het gaat niet om welke top je bereikt, want je daalt altijd weer af.
Kun je inzien dat je dat doet, dat je jezelf herhaalt, herhaalt, herhaalt, dan zus en dan zo? En zolang die herhaling plezierig is denk je: oh, prachtig, en als hij dan weer niet plezierig is denk je: oh, wat vreselijk, en zo ga je door. En als je het ongeluk hebt dat je maatschappelijke erkenning krijgt, duurt het nog langer.
Als je dat echt inziet, niet alleen vandaag, maar morgen en overmorgen en alle dagen die er nog komen, dan bundelt zich vanzelf je aandacht. Dan doet het er echt niet meer toe wat je doet: dan bundelt je aandacht zich en dan ben je bij wat zich voltrekt. Dan doet het er ook niet toe of dat wat zich voltrekt plezierig is of onplezierig is: het voltrekt zich en jij bent daarbij. Zoals ik daarnet heel simpel beschreef aan die adem.
Dan is het eindelijk zo dat de universele wetmatigheden samenvallen met je menselijke mogelijkheden.
Ik heb eindeloos uitgelegd, hoop ik, dat wij inderdaad een heel kostbaar vermogen bezitten, namelijk om ons bewust te zijn van wat zich aan ons voltrekt. We zijn zelfs in staat om ons bewust te zijn van wat dat uitwerkt in het geheel. Dat kan. Ik heb ook geprobeerd uit te leggen, hoop ik, dat wij nog heel weinig gebruik gemaakt hebben van dat vermogen. We stellen het altijd nog in dienst van iets, desnoods van het verlicht worden, of van het doorslaan van een baksteen, of van het goed kunnen rooten, of goed kunnen zitten.
Dan ga je voorbij aan de veel diepere zin van jouw leven: dat je in potentie zo’n geweldige mogelijkheid bent, die in de wereld, in de hele grote wereld, van grote betekenis kan zijn, als je in staat bent om te beseffen wat er gebeurt. Want op het moment dat je beseft wat er gebeurt, ben je verbonden met het grote gebeuren en houdt vanzelf het persoonlijke gezeur op. Dat verdwijnt. Je maakt dan gebruik – iedereen die dat beleefd heeft weet dat – van een veel grotere kracht dan jijzelf vermag op te brengen. Het enige wat van jou gevraagd wordt is er zó volstrekt bij te zijn dat die verbinding gelegd wordt.
Dat is iets wat ver boven jou uitgaat. Wat van jou gevraagd wordt is maar een kleinigheid: om je leven werkelijk ernstig te nemen, werkelijk te ontdekken wie je bent, werkelijk te gaan tot dat punt in jezelf waar overwegingen ophouden en het onafgebroken ervaren een aanvang neemt. Dan geeft het niets in welk systeem je zit, welk geloof je hebt, welke visie op de wereld: dat is de manier waarop je het zult uitdrukken en voor jezelf verwoorden. Maar in verhouding tot dat ene punt is dat onbelangrijk.

We hebben het er gisteren over gehad om te gaan proberen dit hele proces in de groep met elkaar te doen. Ik denk dat dat een beetje te hoog gegrepen is, dat we er eerst een poosje voor onszelf mee moeten leven, om het dan nog eens te proberen.
Waar ik gisteren in mijn optimisme onvoldoende bij stilgestaan heb, is dat dit al een natuurlijke innerlijke discipline vooronderstelt die niet zo maar aanwezig is. Maar we hebben nu natuurlijk toch iets kunnen ervaren van onszelf, en we kunnen nog duidelijker letten op wat er eigenlijk gebeurt. Ook opmerken dat we er gedachten over hebben, ook opmerken dat we hopen dat het zus en zo zal gebeuren, opmerken dat we er ook wel een beetje bang voor zijn, en ook wel een gevoel hebben van: nou kijk eens… Enzovoorts. Ik denk dat dat allemaal nodig is.
Dus waar we het gisteren allemaal over gehad hebben, is natuurlijk helemaal niet voor niets, dat is heel nuttig. Maar waar ik nu eigenlijk een beetje voor waarschuw, is dat je je niet moet vergissen in dat gevoel van ‘laten gaan’ – als je dat niet onmiddellijk in dezelfde beweging aanvult met ‘erbij zijn’.
Ik hoop dat jullie begrijpen dat ik dan niet bedoel dat je tegen jezelf zegt: oh, ik heb het fout gedaan. Dat bedoel ik niet. Of dat je jezelf veroordeelt omdat je toevallig gisteren een overmaat aan ‘laten gaan’ hebt gepraktiseerd. Wat ik bedoel is dat het heel nuttig is dat je van jezelf opmerkt dat je eerste impuls bij zo’n experiment ligt in het ‘laten gaan.’ Dat komt voort uit het leven wat we allemaal hebben: ik denk dat er geen is die het gevoel heeft dat hij echt volkomen vrij is in het leven. Bijna alle mensen hebben het gevoel dat ze een beetje ingeperkt zijn, sommigen door economische omstandigheden, anderen door psychische omstandigheden, anderen door lichamelijke omstandigheden. Dus je wilt er natuurlijk uit.

Maar je kunt je dus geleidelijk aan bewust worden van alles, zowel van die beweging van weggaan als van die beweging van terugkomen – en daar overheen, als accolade, het onafgebroken erbij zijn. Dan weet je dat je, als je eenmaal een commando gegeven hebt, niet bang hoeft te zijn dat dat commando niet uitgevoerd wordt. Als dat gebeurt komt dat niet omdat het commando niet goed gegeven is, maar omdat wij wegdromen, weggaan van wat zich voltrekken wil.
Dat is een hele fundamentele misvatting: wij denken altijd dat het er om gaat voortdurend maar te willen. Dat is niet zo, het is blijven bij het commando wat gegeven is. Dan voltrekt het zich. Dat is voor ons heel moeilijk.

naar boven

Gesprek (fragment)

– Vraag: Wat bedoel je met ‘het commando geven’?

– Maarten: Ik bedoel dat je op een bepaald moment bijvoorbeeld zegt: ik wil graag met mijn adem beneden komen. Dat vind je echt. Want je hebt het al een keer ervaren, of je hebt van anderen gehoord dat het alleen vanuit die basis mogelijk is echt te ervaren en waar te nemen, en niet in de reacties te blijven hangen. Dus van daaruit geef je dat commando. En vanuit het commando probeer je dan te zijn bij wat er gebeurt. Dus dat commando komt niet vanuit de kosmos, maar het komt vanuit jou.

– Vraag: Dat is een wilsbesluit.

– Maarten: Dat is een duidelijk wilsbesluit. Waar ik op wijs dat je op die manier kunt kijken hoe dat wilsbesluit uitwerkt. Het is heel menselijk om, als je zo’n commando gegeven hebt, iets te verwachten. Als je dan bent bij wat zich voltrekt, en er voltrekt zich niet wat je verwacht, dan heb je de neiging het commando nog sterker maken. Maar dan ben je buiten het proces.
Zolang je ervaart wat er gebeurt, heb je plotseling geen last van gedachten en voornemens. Maar zodra jij in dat ervaren wat er gebeurt teleurgesteld bent over wat je ervaart, ben je eruit. Dat is wat ons overkomt. Natuurlijk niet alleen bij dit simpele voorbeeld van de adem, maar het overkomt ons in het leven aldoor. We zijn dan steeds weg van wat plaatsheeft.
De moeilijkheid ontstaat dus vanaf het moment dat je het commando gegeven hebt – wat gaat er dan verder gebeuren? Dat is het punt waar we meestal struikelen, want dan komt ons hele manier van leven om de hoek kijken.

– Vraag: Je gebruikt dus even de ik-wil om een richting van je adem naar beneden uit te zetten, en dan besef je eigenlijk direct dat je helemaal niet weet wat dat betekent: ‘de adem beneden’, en: ‘aandacht geven aan wat er dan zich voordoet’.

– Maarten: Nee, inderdaad, je weet niet hoe dat tot stand komt. Daarom is het juist zo interessant om erbij te blijven, om te zien wat er gebeurt, en dan elke keer dat je dat opmerkt, niet zeggen: hè wat jammer, maar: zo is het.
Het is zo heerlijk dat we ons er niet bezorgd over hoeven te maken dat we niet zullen inademen, dat gebeurt toch wel vanzelf. Dus we hebben alle vrijheid om erbij te zijn.


naar boven