Verminking

Eefde juli 1989 | Maandagmiddag

Inleiding 
[download]

Vanochtend had ik het geluk dat iemand, door wat hij vertelde, een gelegenheid gaf iets te ontdekken. Het ging om een bijna klassiek geval:
Iemand heeft een verminking opgelopen, vrij vroeg in zijn leven. Daar wordt hij zich geleidelijk aan van bewust. Eerst is het alleen een verminking, dan is het een bewuste verminking, dan is het een pijn, dan is het een verstikkend iets.
Als die verminking door iemand is veroorzaakt, is het heel menselijk te gaan denken in termen van rechtvaardigheid, in de zin van: die ander moet dat goedmaken – dat hoeft niet eens bij mij, maar hij moet dat goedmaken.

Er zijn heel veel inzichtelijke stelsels gebouwd op dit principe van het persoonlijke goedmaken. Het is jammer voor die vele duizenden die zo denken, dat het zo niet zit.
Kosmisch gezien is elke ontmoeting een mogelijkheid om dichter bij de totaliteit te komen. Dat zou ook gebeuren als wij ons maar bewust waren van die totaliteit. Die totaliteit is ook in ons, wij zijn een weerspiegeling van die totaliteit – alleen ons spiegeltje is te klein. Het is een heel klein speelgoedspiegeltje, dat die totaliteit niet kan bevatten. We zijn ons alleen maar bewust van dat stukje wat in die spiegel zit.
In dat stukje van die spiegel staat die gebeurtenis die diepe indruk gemaakt heeft centraal, en volgens dat spiegeltje – wat maar een klein stukje is van het hele gebeuren – moet het dáár in orde gemaakt worden. Maar wat gebeuren moet is dat het contact met het geheel hersteld wordt.

Nu komt het belangrijke: wie is degene die dat kan herstellen? Wij zijn geneigd om te zeggen: degene die dat fout gedaan heeft. Nee, nee, het is degene die zich ervan bewust is. Dat kan degene zijn die de schade veroorzaakte, maar het kan ook degene zijn die beschadigd is. Als degene die beschadigd is zich bewust wordt, dan is die aan bod.
Als hij zich bewust is van hoe het eigenlijk gaat in het grote spel, dan kan hij inderdaad – niet als huiswerk, maar uit liefde – dat wat scheefgegroeid is in zichzelf aanhoren, voelen, beleven. Dat roept dan meestal in het lichaam allerlei akelige repercussies op.
Wij zijn gewend ons met die repercussies bezig te houden, maar dat is niet intelligent. Dat wat gebeurd is moet geheel tot je doordringen. Dan wordt de pijn die het doet, de angst die het oproept, of de woede die het opwekt, de poort waardoor je er op een nieuwe manier mee in contact kunt komen. Nu ben je namelijk niet meer alleen maar het slachtoffer, maar je bent ook degene die herstelt – én die niet herstelt voor zichzelf alleen, maar voor de voortgang van de totaliteit.

Het is iets ontroerends, dat zo’n persoonlijke verminking kan leiden tot een verwerkelijking voor het geheel. Waar ook die ander, die de beschadiging aanbracht, bij betrokken is. Dat neemt niet weg dat zo iemand op een andere manier dat beschadigen zal tegenkomen. Maar dat is geen straf, dat is een genade. En dat is mede mogelijk geworden doordat degene die beschadigd is geweest, zich ervan bewust is geworden, het persoonlijke aspect heeft gezien, het totale aspect heeft gezien, kiest voor het totale en de stroom herstelt.
Het kan heel veel pijn en moeite kosten, maar op het moment dat je beseft wat je aan het doen bent, valt dat weg tegen het besef van die totale verwerkelijking.
Het is grandioos hoe daar op zo’n moment het persoonlijke heel natuurlijk overvloeit in het kosmische, in het totaal; en dat dat gebeurt vanuit het hart, vanuit die compassie met het leven als geheel – want dat was ook in jou beschadigd. Je bent het kleine smalle segment uit het kleine spiegeltje van jezelf vergeten: je bent plotseling die grote spiegel, waarin dat weer opnieuw rechtkomt – en vooral in beweging komt. Waarbij al dat terugkijken en al dat navelstaren plotseling achter de rug is.

Dus door iets waarvan wij geneigd zijn te zeggen: dat moet eerst hersteld worden voordat er iets kan gebeuren, blijkt dat in één beweging met het herstellen tegelijkertijd contact met het geheel gemaakt wordt. Dus in feite is er nooit een persoonlijk herstel, maar altijd een totaal herstel. Persoonlijk herstel leidt tot nieuwe vergroeiing, het kan alleen maar in het geheel.
Het is heel belangrijk dat je dat ziet. Eigenlijk is er nooit iets persoonlijks; het voelt wel zo, maar het is eigenlijk nooit zo. Dat is onze misvatting, die wordt gesteund door vele wijze boeken – maar het is een misvatting: het voelt zo, maar het is niet zo.

naar boven

Gesprek (fragment)

– Vraag: Zou je dat aan de hand van een voorbeeld wat concreter kunnen maken?

– Maarten: Een fanatiek gelovige ouder probeert een kind helemaal volgens de wet op te voeden, en ontneemt het kind zo heel veel echte levensvreugde en levenskansen. Zo’n kind wordt zich daarvan bewust op den duur en vervloekt de vader of de moeder daarvoor. Het heeft dan het gevoel dat als er één is die het goed moet maken, het die ouder is.
Wat ik gezegd heb is dat elke ontmoeting tussen twee mensen – en ouder-kind is in wezen ook een ontmoeting – een mogelijkheid in zich draagt tot bewustwording. En bewustwording is de voortgang van de evolutie. Dat is het uitgangspunt.
Nu is de vraag alleen hoe die bewustwording gediend wordt. Die kan niet gediend worden als je uitsluitend het persoonlijke segment eruit snijdt, namelijk van een verminker en een verminkte. Zodra je ziet dat hierin de mogelijkheid zit van het bewust worden, is de notie omtrent de verminker en de verminkte echt weg!

– Vraag: En dan komt opeens dat persoonlijke er weer doorheen.

– Maarten: Dan komt opeens dat persoonlijke er doorheen, maar dan zie je het anders: dan zie je dat het de ergernis van de gebeurtenis is die jij doorwerkt. Maar het grote verschil is dan dat jij dat wilt doorwerken, dat je je niet meer verzet. Want eigenlijk is het aanwijzen van een schuldige een verzet tegen het aangaan van de uitdaging.

– Vraag: Ik denk dat ik het eigenlijk wel zie. En toch voel ik iets van …

– Maarten: En dat blijft zo. Dat heb ik vanochtend ook tegen die persoon gezegd, dat kan nog maanden, jaren doorwerken. Maar jij staat er anders tegenover, jij hebt, in het geval je de verminkte bent, niet meer het gevoel dat die ander eerst moet. Maar – en dat is het draaipunt – omdat ik me ervan bewust ben geworden, is het nu aan mij om daarmee in het reine te komen, om de uitdaging dus opnieuw op me te nemen. De uitdaging was bewustwording, en daar ben je nu aan bezig: bewustwording van de hele situatie, zowel van de verminker als van de verminkte.

– Vraag: Waar ik zelf van schrik is dat ik, daarmee bezig zijnde, een heel eind kan komen, maar als ik een plotselinge persoonlijke confrontatie heb, dat er dwars doorheen komt zetten.

– Maarten: Ja natuurlijk! Want dat is oud, dat is het bekende. Dat is dat kleine segment, en dat kleine segment is een groef geworden.

– Vraag: Komt er op een gegeven moment ook vergeven bij?

– Maarten: Nee. Want vergeven is nog altijd in de sfeer van ‘hij heeft fout gedaan, nu vergeef ik hem of haar.’

– Vraag: Maar wat jij beschrijft kan je toch vergeven noemen. Wat je zegt spreekt mij ook heel erg aan. Als je heel erg ziek geweest bent is het ook zo duidelijk.

– Maarten: Je kunt het vergeven noemen, maar het is veel meer.

– Vraag: Het boekje Amor Fati van Abel Herzberg geeft een schitterende illustratie bij wat je zegt. De titel zegt het al: houden van wat je overkomt. Het zijn dagboekaantekeningen over zijn verblijf in Bergen Belsen. Hij verbloemt helemaal niets van wat hem is overkomen, tot in de kleinste details laat hij dat overeind staan, ook wat hij daar zelf in ervaren heeft. Maar zijn motief om erover te schrijven is: ik wil begrijpen wat daar gebeurd is. Daardoor krijgt het een soms hele wrede, maar toch glasheldere kwaliteit. Dat vind ik heel mooi.
Het bijzondere vind ik ook dat hij later een van de grote voorvechters is geworden van de vrijlating van de ‘drie van Breda’ uit menselijke overwegingen. Daarmee heelt hij collectief de kramp waar een heleboel mensen inzitten omdat ze zoveel is aangedaan.

– Maarten: Dat is een heel duidelijk voorbeeld.

– Vraag: Je hebt het hier in deze kring altijd over het oefenen. Voor mij is dan de vraag hoe mensen met een handicap kunnen oefenen. Is dat alleen maar via de inzichtelijke kant? Hoe is dat dan via de lichamelijke kant? Je bent deze zevendaagse met die twee kanten begonnen, die lichamelijke kant en die inzichtelijke kant. Maar is die lichamelijke kant voor deze mens persé uitgesloten?

– Maarten: Nee. Normaal kan iemand direct aan de lichamelijke kant beginnen. Maar een gehandicapte kan meestal via het inzicht ook lichamelijk oefenen. Dus wat in de Tai Chi les, met sta-oefeningen en zo, tegen ons gezegd wordt: laat je eerst in de geest zakken, en ga daarna pas lichamelijk zakken.
Dat is een heel eenvoudig voorbeeld, maar datzelfde zou dus ook voor iemand die gehandicapt is kunnen. Een gehandicapte mist iets in zijn gewone zintuiglijke lichaam. Maar het levenslichaam, het etherisch lichaam, is er wel. Dus als hij vanuit de geestkant komt, kan hij aan het etherisch lichaam wel oefenen en dat werkt op den duur ook door in dat gewone zintuiglijke lichaam. De weg is dus anders: een normaal gezond mens, of liever een gezonde abnormale, kan direct met het lichaam beginnen, en dat kan die gehandicapte meestal niet.

– Vraag: Wat ik telkens probeer is tersluiks iets van de Tai Chi mee te maken. Dat gaat dus niet, maar je zoekt daar altijd toch wegen voor. Want ik weet ook dat ik soms in die inzichtelijke kant verstik.

– Maarten: Maar het is natuurlijk een heel ding als je beseft dat dat levenslichaam, dat etherlichaam, bij jou net zo in tact als bij andere mensen. Via die weg kun je langzamerhand die basisverkramping die er is, een beetje losser krijgen.
En dan kom je weer bij die vraag: die andere gehandicapten weten dat niet, dus die lijken voor een onmogelijke zaak te staan. Dat is heel triest en heel verdrietig. Maar als jij het probeert, dan doe je wat voor het geheel, ook al ontmoet je niet al die gehandicapten.

– Vraag: Mag ik vragen wat jij onder het etherlichaam of het levenslichaam verstaat?

– Maarten: Sommige mensen kunnen het zien. Als een kindje groeit in de baarmoeder, dan is, voordat het effectief in cellen en in weefsel wordt omgezet, de matrijs al aanwezig. Die is al helemaal compleet, zal ik maar zeggen. Geleidelijk aan, aan de hand van die matrijs, groeit dat embryo steeds verder uit, dan wordt het geboren en dat etherlichaam blijft. Tot aan een bepaalde periode, namelijk totdat we lichamelijk volwassen zijn, wordt nog steeds die matrijs gevolgd. En als dat lichaam dan klaar is, blijft die matrijs aanwezig.
Dat verklaart bijvoorbeeld dingen waar mensen zich altijd het hoofd erover gebroken hebben: iemand verliest een been en dan is het vaak voorgekomen dat hij jeuk heeft aan dat been wat er niet meer is. Vroeger hebben ze de mensen daar gek om verklaard. Dat is helemaal niet waar, dat kan gewoon feitelijk zo zijn.
Dat noem ik nou het etherlichaam, maar je kunt ook levenslichaam zeggen, de matrijs waarbinnen dat grofstoffelijk lichaam zoals dat nu genoemd wordt, opgenomen is.

– Vraag: Wat je zei van mensen met geamputeerde ledematen en pijn aan hun voeten, dat maak ik in mijn werk ook regelmatig mee. Ik had het ook met de sta-oefening, toen kon ik me het ook ineens voorstellen: ik voelde alleen mijn handen en kon me opeens voorstellen wat het moest betekenen als je pijn hebt aan iets wat geamputeerd is.

– Maarten: We zijn kwijtgeraakt dat het zo tot aanzijn komt en dat maakt ook dat er zo’n geweldige Babylonische spraakverwarring is over mensen die dan ook al overleden zijn, tante Betje die dan nog wel even komt vertellen dat die zilveren lepel daar in de kast staat. Dat zijn al die hulzen, dat etherlichaam is gelukkig vrij gauw kastje wijlen, maar het gevoelslichaam en het gedachtelichaam blijven veel langer nog rondtollen, terwijl het al eigenlijk geen zin meer heeft.
En in de mate waarin iemand aldoor alleen maar bezig is met spruitjes en snijbonen, in die mate blijft die, als hij zich al via een helderziende manifesteert, zich ook als zodanig manifesteren. Terwijl het absoluut geen enkele zin meer heeft.


naar boven