Nieuw leren kennen

Eefde juli 1989 | Dinsdagmiddag

Inleiding
[download]

Een kant die we eigenlijk nog niet besproken hebben is hoeveel tijd een mens per etmaal nodig heeft om echt alleen te zijn – tijd waarin hij geen afleiding kent, niet met iets bezig is, maar uitsluitend voor zichzelf aanwezig is. Pas als je een hele lange tijd geoefend hebt, krijg je daar behoefte aan.

Het merkwaardige is dat wij, heel onbewust, altijd behoefte hebben om iets te doen. Dat betekent dat we nooit, ook niet als we op ons bankje zitten, alleen maar luisteren, alleen maar laten gebeuren.
Dat is een heel diepgaand iets: ‘laten gebeuren’ betekent dat je je niet vereenzelvigd met de gedachten of gevoelens die door je heengaan, maar ze leert kennen alsof het vreemden waren. En dat je er ook die relatie toe hebt: je leert kennen, dat wil zeggen dat het eigenlijk nog niet van jou is. Je weet theoretisch natuurlijk heel goed dat die gedachten in jóu opkomen, maar in die toestand zijn ze nog niet van jou, dan leer je ze kennen. Je hebt er dus ook geen reacties op, want het is helemaal nieuw. Reacties heb je altijd op iets wat al een keer geweest is. Zo leven wij gewoon.

Echte meditatie heeft pas plaats als je leert kennen, als datgene wat zich aan je voordoet nieuw is – terwijl het eigenlijk oud is, want het komt in jou op: het was er dus al. Maar nu ontmoet je het als nieuw, omdat je nietsdoet, omdat je heel bewust probeert niets te doen. En dat kost een heleboel inspanning

Daar zijn een heel veel technieken voor. Eén van de technieken is dat je iets doet wat je fijn vindt, zodat een gedeelte van je bewustzijn daar bezig is. Het moet niet te ingewikkeld zijn: je doet iets wat je fijn vindt en intussen is een part van je bewustzijn vrij om kennis te maken met datgene wat je wel in je hebt, maar wat je eigenlijk nooit op zijn waarde hebt leren kennen.

Ik leg het heel simpel uit, simpeler kan het niet. Maar het is natuurlijk iets heel gecompliceerds. Wat je moet onthouden is dat je iets leert kennen wat er al was. En je kunt het alleen maar leren kennen doordat je zó stil bent dat, als het voorbij komt, het lijkt alsof het voor het eerst is. Terwijl je heel goed weet dat het van jou, en dus bekend is. Maar nu komt het voorbij in de toestand waarin je er niet iets mee wilt.
Dat is namelijk wat het ons onmogelijk maakt om onszelf te leren kennen: dat je met wat zich voordoet – je gevoel, je gedachte – iets wilt. Of je wilt een ander overtuigen, of je wilt jezelf overtuigen, bijvoorbeeld dat je het goed gezien hebt of dat je het goed doet.

Je neemt dus een heel bijzondere positie in als je de dingen die in je zijn tot je laat komen alsof ze van een ander zijn, alsof je ze voor de eerste keer zag.
Dat betekent dat je heel, héél veel van jezelf moet houden, dat je het geduld en de aandacht hebt om te kijken. Je weet van jezelf dat als je daar vragen over gaat stellen, je niet meer stil bent: dan ben je al bezig, want je wilt het weten. En dan kan het zijn boodschap niet afgeven: als jij het wilt weten, kan het zijn boodschap niet afgeven, dat is gewoon een wet.
Als je echt heel ontzettend veel van iemand houdt, mag die ander zijn zoals hij is. Dan is bijvoorbeeld het draaien aan een haarlok van een eindeloze schoonheid. Terwijl het natuurlijk eigenlijk niks is. Maar voor jou is dat dan iets heel kostbaars, omdat het nieuw voor je is, omdat je niet iets wilt met die mens. Die toestand komt in ons leven maar heel weinig voor.

Op dit vlak is het nog enigszins begrijpelijk. Maar bij de innerlijke zaken speelt precies hetzelfde. Als jij dat wat zich in jou voordoet niet kunt laten, als jij daar toch iets mee wilt – bijvoorbeeld beter worden, verstandiger worden, rustiger worden, meer inzicht hebben – dan gaat het niet. Dat is beschouwen, mijmeren, overpeinzen, overleggen, overwegen. Maar dat is allemaal niet wat ik bedoel.
Wat ik bedoel is leren kennen. En leren kennen kan alleen maar als dat wat je leert kennen voor jou onbekend is. Dat is een paradox, want het komt uit jezelf voort, dus het is er al. Maar nu moet je het leren kennen. En dat vraagt training, dat komt niet zo uit de blauwe hemel vallen.

Ik noemde daarnet al de methode – dat is het gemakkelijkste – om iets te doen wat je fijn vindt, zodat het bezige gedeelte van je bewustzijn gewoon voer heeft. Dat klinkt misschien een beetje plat, maar je gewone bewustzijn heeft voer, het kan kauwen, het kan slikken, het kan verteren. Dat gretige diertje is bevredigd. Nu komt er een stuk vrij wat niet iets hoeft. En daarin kan iets gebeuren.
Daarom moet het werk wat je doen moet echt heel eenvoudig van aard zijn. Maar je moet het wel graag doen, want zodra er iets in zit van willen bereiken, of er ligt een moeilijkheid in besloten, dan komt dat stuk uit je bewustzijn niet vrij. Je moet iets doen wat zo prettig is dat het eigenlijk automatisch voor zichzelf zorgt – en tegelijkertijd heeft dat stuk van je bewustzijn wat bezig is, net voldoende voedsel en zit de boel niet dwars. Dus dat andere gedeelte dat stil is, kan dan leren kennen.

Als je met die methode een klein beetje ervaring hebt gekregen, kun je ook proberen echt niets te doen, gewoon alles wat er gebeurt – geluiden, gezichtsindrukken – tot je te laten komen, maar er niets mee te doen.
Dat is een oefening waar je echt van kunt zitten zweten, dat vergt een ongelooflijke inzet, een ongelooflijk intensiteit: nietsdoen en alles wat er opkomt toelaten.
Je zult dan natuurlijk merken dat er dingen zijn die zó in je vastliggen, dat ze op het moment dat ze langskomen de bekende boodschap afgeven. Dan is het heel belangrijk wat je gaat doen. Word je dan boos op jezelf? Dat is natuurlijk dwaas, want het is gebeurd. Het beste is een klein beetje glimlachen, en het volgende laten komen. Zo oefen je.

Op den duur krijg je daar echt behoefte aan. Want in die momenten waar je niets doet, heel stil bij jezelf, leer je zó ongelooflijk veel … iets wat op geen enkele andere wijze geleerd kan worden. Dat is heel kostbaar, het is echt het onbekende wat binnenkomt. En het mooie ervan is dat als je het dan geleerd hebt, je het ook weer kwijt bent. Dus dat is heel anders dan wat wij kennen – je bent het weer kwijt! Er is alleen één ding bij: als zich in het leven iets voordoet waar je het bij nodig hebt, dan is het er opeens. Maar je weet het niet meer. Dus je ervaart zonder rest. Dat is iets héél bijzonders: je ervaart zonder rest en je hebt het dus niet ter beschikking, je zou niet na afloop kunnen zeggen wat wat was. Maar als er zich een situatie in je leven voor doet waar dat nodig is, is het er!
Hoe meer uren je zo bent, hoe lichter je wordt, hoe leger. En tegelijkertijd groei je in samenhang. Je krijgt zo een hele nieuwe relatie tot alles in het leven: tot jezelf, tot de ander, tot de dingen die je gebruikt, tot de situaties die om je heen zijn.
Daarmee wordt ook dat verhaal van die twee Zenmeesters duidelijk, die een uur bij elkaar gezeten hebben; ze hebben niets gezegd en ze staan op en zeggen: “Ja, dat was een goed gesprek…”
Want dan zijn er twee mensen die met elkaar leren kennen. Het zou natuurlijk heerlijk zijn als wij dat met elkaar zouden kunnen doen. Maar probeer het eerst maar eens alleen, dat is al moeilijk genoeg.


naar boven

Gesprek (fragment)

Vraag: Het wordt je als kind al zo vroeg afgeleerd, ‘zit niet te dagdromen’ of ‘zit niet weg te dromen’, zeggen ze dan. Je ziet het kinderen zoveel doen, ook al in de klas.

– Maarten: Ja, en dat is misschien wel het basisprobleem van deze tijd: je kunt van een mens die van zichzelf weg is niet verwachten dat hij dit doet – want als je niet die diepere werkelijkheid in jezelf leert kennen, ben je eigenlijk van jezelf weg, ben je niet meer dan een functie. Het kan heel subtiel zijn, heel mooi: je bent man, je bent vrouw, je kunt van alles zijn, je kunt leraar zijn… Maar vergeleken hierbij is het allemaal een functioneren, jij staat niet als unieke mens in de wereld. Het is een hele cultuur die wij weer moeten herstellen – niet dat ik denk dat die er ooit geweest is – willen we de evolutie voortzetten.
Het is duidelijk dat dat tegen het hele maatschappelijke streven ingaat. Want dat is: meer informatie, dus meer en meer en meer van het bekende, en helemaal niets van het onbekende. Terwijl we voor de werkelijke voortgang toch afhankelijk zijn van het onbekende.
De grote ontdekkingen in de wetenschap komen van de flits uit het onbekende, die dan vertaald wordt in het bekende. Dus we zijn er eigenlijk van afhankelijk. Maar we gaan er ongelooflijk slordig mee om, we vinden het eigenlijk een beetje dwaas.
Is dit begrijpelijk voor jullie?

Vraag: Wat ik moeilijk vind is dat jij zegt: als jullie daarmee bezig gaan, dan werken jullie mee aan wat moet gebeuren in de evolutie. Ik kan me zo moeilijk voorstellen dat wij daar echt iets in kunnen doen, omdat het ook nog nooit gebeurd is. Dan denk ik: zou dat echt kunnen?

– Maarten: Ik zal een eenvoudiger voorbeeld proberen te geven.
Twee mensen leven met elkaar en hebben een bepaalde irritatie opgebouwd. Een van de twee ontdekt wat hij aan het doen is, ziet dat echt in en kan het laten vallen. Dus nu is die irritatie bij de één opgelost. Dat betekent dat hij op een andere manier op zijn partner ingaat. Dan is de kans heel groot dat die ook meer ontspannen raakt en dat de irritatie weg is. Dus nu veroorzaakt de doorbraak bij de één dat bij de ander een mogelijkheid is.
Dat is in het klein gezien. Maar als je weet dat het mens-zijn eigenlijk draait om bewustwording van alles wat jij bent, dan is duidelijk wat er gebeurt als je oefent aan iets waardoor die bewustwording op gang komt. Want als je het onbekende leert kennen, is dat een bewustwording, dan komt het bij jou binnen. Dus jouw bewustzijn ontwikkelt zich. Maar omdat jouw bewustzijn nu eenmaal verbonden is met het wereldbewustzijn, verandert daar ook iets. Jij bent nooit los van het wereldbewustzijn.

Vraag: Ik had begrepen dat als je iets doet naar een ander, dat daar iets gebeurt, zoals in dit voorbeeld van die twee mensen. Maar jij tilt het er nog hoger uit, dat er ergens iets in het collectieve bewustzijn verandert.

– Maarten: Ja zeker, dat gebeurt. Als dat met die twee mensen gebeurt, gebeurt dat in het collectief ook.

Vraag: Ik denk dat ik dan concreet blijf kijken wat ik met mijn man of mijn kind kan, of misschien doe je wel weer aardiger tegen een ander, maar…

– Maarten: Dat is wat jij kunt constateren. Maar in het onzienlijke constateer jij niet. Maar daarin gebeurt het wel. Als dat niet het geval was, dan was het echt hopeloos…

Vraag: Je zei dat je om daarbij te komen, eerst moet afzien van activiteit: je komt bij het nietsdoen. Is de ochtendmeditatie ook niet zo’n moment van nietsdoen?

– Maarten: Ja, dat zou het kunnen zijn, dat ben ik helemaal met je eens. Maar dat hebben we al heel vaak gedaan, en dan zit er ook wel weer een beetje gewoonte in.

Vraag: Maar je kunt toch het oefenen, zoals het lopen, weer zo doen alsof het voor de eerste keer is.

– Maarten: Ja, jij kan dat, dus jij kunt daar best gebruik van maken. We kunnen het allemaal gebruiken, we kunnen zeggen: morgenochtend gaan we echt eens nietsdoen, eens kijken hoe dat werkt. Je hoeft van mij dan niks, zodat er dus nou net niet allerlei inspanningen bijkomen.
Want dat is ook nog een kunst: om de inspanning te gebruiken als concentratie. Dat is hier al heel even ter sprake geweest: pijn, ongemak, een moeilijkheid, verdriet, dat kun je allemaal gebruiken om geweldig geconcentreerd te zijn. Dat is nog een stapje verder, dat kan echt. Je kunt juist datgene wat je hindert gebruiken als concentratiemiddel.

Vraag: Bedoel je dat dat een stapje verder is dan nietsdoen?

– Maarten: Het is in zoverre een stapje verder dat je dan echt het materiaal van het leven gebruikt. Het nietsdoen is, als ik het ondeugend zeg, nog een kunstmatige toestand. Daar breng je jezelf in: je zondert je af, je gaat nietsdoen. Terwijl je dit altijd kunt doen. Iemand scheldt je uit: dat kun je gebruiken. Denk even aan die hele Zentraditie met die klappen en die stokken.
Waar het nu eigenlijk omgaat, en dat is het bijzondere eraan, is dat je het bewust gaat gebruiken.

Vraag: Ik ken een soort inspanning waarbij je net zolang blijft ademen totdat je de pijn niet meer voelt.

– Maarten: Dat is de andere kant, dat is het niet. Het is de pijn juist gebruiken, dat is tegenmenselijk. Menselijk is dat je het op een of andere manier kwijt probeert te raken, bijvoorbeeld door er met je aandacht heen te gaan. Maar nu wil je de pijn juist niet weg hebben, het is jouw vriend, die maakt dat je helemaal alleen maar dat kunt zijn. Als je dat vermogen ontwikkelt, dan is het hele leven concentratie. Dan is er niets meer wat je afleidt, ook niet als het erg prettig is – als het erg prettig is dan raken wij daarin weg. Maar dan is vreugde is echt weer een mogelijkheid om helemaal verzameld te zijn. Het wonderlijke is dat je dan afziet van de reactiewaarde. Want ‘prettig’, ‘pijn’, ‘niet prettig’, ‘moeilijk’, ‘bevrijd’ – wat dat ons brengt staat in ons woordenboek allemaal aan de reactiekant. En dat is het niet meer.


naar boven