Blijf bij je ervaring

Eefde juli 1986 | Zondagmorgen

Inleiding
[download]

We hebben gecirkeld in al die dagen om iets heel merkwaardigs, en dat is dat merkwaardige verschijnsel dat wij leven vanuit een illusie. En we hebben het gevoel dat dat de werkelijkheid is. Ik heb dat al eens het programma genoemd, ik heb het de schijngestalte genoemd, je ik genoemd. Allemaal hetzelfde. Het is iets wat ontstaan is in dit leven. Je bent geboren, je bent geleidelijk aan opgegroeid, je bent opgevoed. En die mens ken je heel goed. Maar dat is dus eigenlijk het werkingsveld, het veld waarin de eigenlijke mens die je bent zich zou kunnen ontwikkelen. En dat kan alleen maar als wij ons bewust worden van die eigenlijke mens. Maar de meeste levens – dat is heel tragisch – verlopen van geboorte tot dood binnen die illusie.

Dat klinkt hard, dat is zo. En waar het om gaat in de meditatie is te ontdekken dat je in die illusie leeft én dat je er iets aan kunt doen. Dat je er iets aan kunt doen om er uit te komen.
En dat je in die oefening om er uit te komen tevens leert wat niet kan. En dat is waar de meeste systemen de mist in gaan, of liever, waar de meeste beoefenaren de mist in gaan. Je merkt dat je iets doen kunt, en dan denk je plotseling dat je alles kunt doen. En dan verlies je contact met de werkelijkheid. Want dat waar het eigenlijk op aan komt, de eigenlijke verandering, komt uit een gebied waar je, godzijdank, met je denken, met je wil, met je bedoeling, niet bij kunt komen.
En nu gaat het erom om dat subtiele heen en weer te leren kennen van wat je kunt en wat je over moet laten, en wat je kunt en wat je over moet laten. Want vanuit die andere kant, vanuit die eigenlijke mens die je bent, komt dus hulp in de zin van losmaken. En dan moet je dat stuk wat je ontvangt, weer verwerken. Dat is jouw werk, dat is jouw doen. En dan moet je weer weten: ja, nu kom ik niet verder, nu moet ik weer overgeven, nu moet ik weer ontvangen.
En zo gaat het.

Dat is moeilijk voor ons. Het is niet een rechte lijn, het is niet een voortdurend maar beter worden. Dat is niet zo. Je moet altijd weer ontdekken waar je grens ligt. En dan niet eigenwijs zijn, niet arrogant zijn, niet van allerlei willen. Weten, dat is mijn grens, oké, hier sta ik, wat kan ik nu doen?
En zo oefen je verder. En door dat oefenen verandert jouw situatie en wordt die situatie beter geschikt om dat te ontvangen wat niet bedacht kan worden, want niet voorspeld kan worden, wat je niet kunt verwachten ook. 
 

Wat ik nu zo kort zeg: wat niet voorspeld kan worden, wat niet gedacht kan worden, wat niet verwacht kan worden. Dat zijn maar drie woorden. Maar geen van ons krijgt dat bijna voor elkaar, om niet te denken, om niet te verwachten. Dat is zó moeilijk… Er zijn mensen die kunnen het gewoon niet, die willen altijd het binnen dat zieke denkraam van het denken. En dat denkraam is te kort, mensen. Ik kan het jullie niet voldoende zeggen, het is te kort, het gaat-niet. Je kunt er je hele leven aan geven, het gaat niet.

Een van de meest pregnante uitspraken is misschien wel van Eckehart, die gevraagd werd: hoe heb je God gevonden? En die simpelweg zegt: door te zitten. Niet door een of andere filosofie en niet door… Gewoon, door het zitten.
Dus we moeten terug naar het simpele, we moeten terug naar het ervaren. En als je in de dag, in je leven, probeert eens te ontdekken hoeveel gedeelten van de dag je ervaart, en hoeveel gedeelten van de dag je denkt over ervaring of je denkt over iets. Dan zul je schrikken. 

Laatst vroeg iemand me: hoe doe jij die praatjes eigenlijk, bedenk je die?
Nee, die bedenk ik niet. Maar het kan zijn dat ik in de gang loop en dat me iets opvalt. Nou, dan is het klaar. Ik heb het dus leren ervaren.
Dat moeten jullie allemaal leren: ervaren. Niet erover malen, niet je afvragen: ja, wat is dat nou. Want op het moment dat je je afvraagt: ‘wat is dat nou, die ervaring,’ is hij weg, is die geen ervaring meer. Is die iets wat jij opgepakt hebt, en nou ga je het beschouwen, nou heb je het in de klauw.
Denk daaraan. Blijf bij je ervaring. En dan zul je ook opmerken dat je zo in de dag heel weinig ervaart, en heel veel herhaalt. Daar doet zich iets voor, en dan ervaar je niet, maar je herinnert je – en dat is allemaal niet bewust –
 wat je al eens ervaren hebt bij iets soortgelijks. En dat ervaar je dan. Maar dat is geen ervaring, dat is een herinnering…

Je ziet een gezicht van iemand die je nog nooit ontmoet hebt. En dat doet je denken aan een gezicht van iemand die je wel kent. Let eens op jezelf. Hoe je met die nieuwe mens omgaat.
En dat is nou maar één voorbeeld, de dag is er vol van, je leeft met clichés… En die herhaal je, je hele leven lang. Nou, als er iets stom is, is het dat. Maar we doen het allemaal, aan de lópende band.
En dat is dan nog niet voldoende. Maar omdat we zo leven hebben we natuurlijk problemen en dan zitten we ook nog eens vast in de problemen. Het is helemaal kunstmatig, totaal kunstmatig. Zoals wij leven is kunstmatig.

En zo af en toe is het leven zo genadig om ons ongelooflijk een schop onder de kont te geven. Dan voelen we ‘au, au, au, au,’ ik ben wat anders dan dat waarin ik leef.
En dan zeggen we: oh, wat akelig is dit… En dan gaan we misschien naar een psychiater toe, of nou ja, we gaan naar iemand toe, want het doet zo’n pijn. En als die man in alle goeiigheid dom is, dan gaat hij ook nog ernstig erop in. Hij moet veel eerder beginnen, want het ongeluk is veel eerder gebeurd. Dat is toen jij kunstmatig aan het leven was, en dat ben je aldoor…

Echt, ik meen het uit het diepst van mijn ziel, wees blij als je leed krijgt. Dat is een teken dat het leven nog fiducie in je heeft, dat het leven nog meent dat er iets met je gebeuren kan. Dat het leven je niet afgeschreven heeft.
Ja, wat is dat leven. Dat is vaags? Dat ben je zelf! Als je geen leed meer krijgt dan ben je afgeschreven, door jezelf. Want je bent veel groter, je bent veel wijzer, je bent veel completer, dan jij jezelf ervaart.
Ik heb het wel eens de ‘onbekommerde’ genoemd. Dat is misschien de beste uitdrukking. Dat ben je eigenlijk: de onbekommerde. Degene die je door het leven gaat en ziet wat er gebeurt, de mogelijkheden ziet, maar hij heeft geen instrument. Dat zijn wij. Dat is wat je dan ervaart. En dat instrument heeft zich helemaal ingekapseld, dat is die afgescheidenheid.
 

En er kan een moment komen dat je afgeschreven wordt. Dat is als je helemaal gelooft in die schijnwereld van jezelf. En in die schijnwereld ga je relaties aan, soms bezegel je dat met een huwelijk. Dan zit je nog meer vast, dan zitten er twee vast. En het leven kan niet tot je doordringen. Dat wil zeggen, jijzelf kan niet tot doordringen tot die robot die maar doorgaat met te bewegen zonder te weten wat dat is.
En hoe kom je daar uit. Hoe kom je daar uit… Je kunt van allerlei gaan oefenen, maar je moet met begrip oefenen, met intelligentie. Dat betekent dat je je eigen situatie grondig moet leren kennen. Zoals een wetenschapsman dat misschien zou kunnen doen – als het niet hemzelf betreft, hè, in zijn laboratorium, in zijn werkruimte, weg van zichzelf. Dan kan hij dus heel clean, met aandacht – en aandacht is nooit zonder liefde, echte aandacht is nooit zonder liefde – kan hij ingaan op dat wat zich daar voordoet. Hij heeft geen enkel idee waar het naartoe gaat. Als hij dat wel heeft, dat weten we uit de wetenschap, als hij dat wel heeft, kan hij geen goede onderzoeker zijn. Dat is onmogelijk. Maar dus echt uit belangstelling voor wat zich daar voordoet gaat hij erin en ontdekt. Want hij is weg van zichzelf, van die kleine mens met al z’n onzin.

En wat ik nu van jullie vraag, dat is eigenlijk om jezelf te ontdekken, in je eigen laboratorium, in je eigen werkruimte. En aan die werkruimte kun je wat doen. Je kunt zorgen dat die geordend is, schoon is, dat hij geen enkel teken meer heeft van gisteren, zodat hij er nú is, en dat je nú aan het onderzoeken bent.
Dat kan. Daar kun je  aan werken. En dan ga je ontdekken. Steeds meer. En alles wat je kunt te horen krijgen, van wie dan ook, doet er niet toe, de man of de vrouw of het boek, wat jou in die ontdekkingsreis helpt, dat is een gave van de goden. Tuin dan niet in de val, soms dan leer je een leraar kennen en dan merk je, daar is iets wat die man me brengen kan wat van het hoogste belang is voor mezelf. Maar je merkt ook op dat hij zus en zo en het is eigenlijk een vervelende kerel en het is een rot vent enzovoorts. Trek je daar toch geen laars van aan. Daar heb jij niet mee te maken. Jij hebt te maken met wat voor jou van belang is. En stop. Gebruik dat. Zeg niet: ja, die man is hoplakee, is immoreel of enzovoorts, en nou is wat hij vertelt ook niet waar. Onderscheid toch. Zit niet vast aan al die onzin in je hoofd, al die clichés, al die oordelen, al die vooroordelen. Want jij, jij moet groeien tot een hele mens. En dat die man nou iets heel belangrijks voor jou heeft en dat hij nog niet of zij nog niet tot een hele mens is gegroeid, daar heb je geen boodschap aan. Dat is zijn of haar probleem. 

Probeer helder te zijn. Zie in, het is het grootste avontuur wat je beleven kunt: jouw eigen ontdekking van wie je bent. En hoe dieper je daarop ingaat, hoe beter je merkt dat het niet alleen maar een ontdekking is van jezelf: dat daarin de wereld zich opent, alles, elk geluid, elk licht, elke klank, krijgt een hele andere betekenis. Dus in het openen van jezelf, open je de wereld, voor jou. Je verlaat de gevangenis die je zelf gebouwd hebt en je gaat daar in.
En dat kan alleen maar door de kracht die je losmaakt door je bewust te worden. En je kunt alleen maar bewust worden door te doen. Doen houdt ervaren in en ervaren houdt doen in. Dat kun je gewoon voor jezelf onthouden: als ik niet aan het doen ben en niet aan het ervaren, zit ik fout. Dan ben ik iets aan het construeren, dan ben ik iets aan het fantaseren. 

Hoe kun je ervarend blijven, aldoor ervarend blijven. Door alle mogelijkheden in jezelf te exploreren. En in ieder geval dat stuk wat je tot nu toe ontzettend verwaarloosd hebt, dat is je lichaam.
Je lichaam heb je ontzettend verwaarloosd. De franciscaner legende geeft het al zo goed aan, dat is broeder Ezel. Waarom nou broeder Ezel? Waarom? Je doet maar net alsof dat iets is wat niet bestaat, je bent een geheel. En geen onderdeel van jezelf kun je verwaarlozen. Want het zwakste onderdeel in jezelf, wat het ook mag zijn, is wat bepaalt hoever je komen kunt. Dat is gewoon een ijzeren wet.

Dus verwaarloos niets in jezelf. En ontdek vooral – daar ben ik mee begonnen – hoe je in clichés leeft, hoe je niet meer in staat bent te ervaren.
Ontdek dat voor jezelf. Ga er eens op in als je iets mooi vindt. Ga er eens op in wanneer je iets lelijk vindt. En ontdek of daar een grond inzit, of dat het gewoon aangeleerd is.
Je zult echt schrikken wat er origineel aan je is, van jou, dat is zo weinig… En in de clichés zit je te modderen. En daar zitten de problemen in en daar krijg je weer een cliché antwoord en zo modder je door. En daar kun je hele gewichtige gezichten bij trekken, maar het is allemaal niks. Je zult het zelf moeten ontdekken. Je zult zelf de leegheid moeten ontdekken, de huls moeten ontdekken.

En je kunt het eigenlijk alleen maar aan hele eenvoudige dingen. Je kunt gaan ontdekken hoe je wakker wordt. Wat er dan allemaal al gebeurt. Voordat je eigenlijk bij bewustzijn bent, is er al zoveel gebeurd. Nou, en met dat ga je de dag in. Maar dat is eigenlijk gisteren en eergisteren en eer-eergisteren allemaal bij elkaar, wat ‘s ochtends al over je heen gerold is voordat je het weet.
Maar in de mate waarin je nou die oefeningen die wij hier doen – tai chi en energie-oefeningen en ademoefeningen – de mate waarin je dat echt doet en begrijpt waarvoor ze zijn, zul je daarvóór kunnen zijn, voordat die wals over je heen rolt. Dat zul je kunnen opmerken zelf. En dan kun je dus de dag nieuw beginnen – dat staat er zo mooi: de dag nieuw beginnen. Maar geen mens doet het. Iedereen begint de dag met eergisteren en heeft het niet in de gaten.

Dus als je nou vraagt, wanneer begint mijn oefening. De oefening begint als je je ogen wilt gaan opslaan. Maar sla ze nog niet op. Doe dat nog niet. Maar begin onmiddellijk de oefening. Wat voor oefening, interesseert me niet. Maar oefen. Zodat dat nog even uitgesteld wordt dat alles over je heen valt. Zodat je nog even de gelegenheid hebt om alleen maar niks te zijn.

Zijn jullie wel eens niks? Heb je je dat wel eens afgevraagd of je dat kunt, niks zijn, helemaal niks zijn. Dan ben je niks. En dan heb je een kans, als je niks bent, om dat wat er dan over je heen komt, op te merken. En dan merk je ook op dat het gisteren en eergisteren was. Dan ben je je daarvan bewust. Dan kun je het laten vallen. Dan ben je wéér niks. En dat is de oefening.

Dat is de grote oefening. Daar heb je die andere oefeningen voor nodig. Je moet eerst hebben kunnen ervaren dat je adem bent, dat je houding bent, dat je energie bent. En je hebt nu ervaren dat het bewust worden van houding, adem en energie, jouw ervaringswereld verandert. Dan heb je nog niets gedaan, dan ben je dus nog niet aan die grote oefening bezig. Maar toch al, dat is zo prachtig, verandert je ervaringswereld. Het maakt je beter geschikt voor de grote oefening.
De grote oefening vraagt een geweldige waakzaamheid. Niet die waakzaamheid die wij kennen, dat is waakzaam zijn ergens op. Nee, ik bedoel waakzaam, sec. Dat niets je ontgaat, niets, geen geluid, geen ergernis die in je opkomt, geen gedachte die in je opkomt, geen reactie die in je opkomt, geen gevoel dat in je opkomt, alles merk je op, alles. Dan ben je aan het mediteren.
Dan kun je geleidelijk aan dat niets in jezelf laten groeien, wat je niet wilsmatig kunt doen. Nogmaals, dat kun je wilsmatig niet doen. Je kunt alleen alles wegschuiven wat dat in de weg staat. Je kunt de opening maken waardoor het binnenkomt,  waardoor het niets binnen kan komen. Zolang je gemeubileerd bent, gebeurt er niks. Ja, je geeft wel eens een meubeltje weg, maar dan komt er weer gauw een ander meubeltje voor in de plaats. Maar ik bedoel echt dat je dat wegschuift, het valt erbuiten. En dat je plotseling ziet hoe groot je bent, hoeveel ruimte je hebt en hoe oneindig veel mogelijkheden je hebt. Je zit nu niet meer vast aan een bepaalde vorm. Je kunt alle kanten uit.

En dat moet gewoon gebeuren, in dit leven wat je nu leeft. Niet in een volgend leven en niet in het hiernamaals, maar nu. En daarom moet je ook nú oefenen.
En jij weet niet wanneer het juiste moment daar is voor die oefening. Dat weet je niet. Dus je moet altijd waakzaam zijn. Jij weet niet wanneer het komt, dus je moet altijd open zijn. Er is niets meer zeker. Geweldig, dat is zo’n geschenk dat niets meer zeker is. Helemaal niets meer zeker is, helemaal niets. Je bent helemaal uitsluitend in het moment waarin je bent. Als je dan van ‘zeker’ wilt spreken: dat is zeker, je bent in dat moment, en verder weet je niets. Daar kun je dus ook in je gedachten geen verzekering voor sluiten, je kunt er geen plannetje voor maken, je kunt alleen maar oefenen en zien wat er gebeurt.

En je zult voelen hoe vrij je bent, hoe onbelast. Hoe, ja … je vult de hemel, om zo te zeggen. Je verantwoordt ook niets meer, want je bent ingevoegd in het geheel. Dus je zult dat doen wat nódig is voor het geheel, want je bént het geheel. Dus al die woorden van verantwoordelijkheid enzovoorts, die vallen weg. Je bent het gewoon.
En je beseft ook dat je niets van te voren kunt weten. Dus dat hele primaat van het denken, dat is met één keer weg. Existentieel ervaar je dat dan dat kan niet. Het denken heb ik nodig om eenvoudige zaken uit te voeren. Waar ik dus mezelf moet verwerkelijken, daar heb ik mijn denken voor nodig. En voor de rest ligt het stil.
Ik bedoel dat letterlijk hoor, dat het stil ligt, niet meer beweegt als het gebruikt is. Net zoals je een vork oppakt om een hap in je mond te steken, als dat gebeurd is, dan leg je die vork neer. Dan blijf je niet in de lucht met die vork heen en weer zitten gaan. Dat doen wij namelijk. Dat denken, dat draait altijd, een eeuwigdurend gedraai en gedoe. En dat zou inderdaad net zo zijn als je iemand zag met niks aan zijn vork zomaar zitten doen. En dan het idee hebben dat hij eten krijgt. Nee, hij krijgt geen eten want daar zit niks aan die vork. Maar dat is ons denken. Maar daar ben je af. Als er geen voedsel is om naar je mond te brengen, dan leg je je vork af. En verder ervaar je.
En dan zijn er natuurlijk mensen die zich afvragen, ja, maar komt dan wel het juiste antwoord op die ervaring? Dat weet je niet. Dat zul je moeten afwachten. Je weet alleen één ding zeker, dat van het denken komt altijd het foute antwoord. Dat weet je zeker. Want dat beweegt om het bewegen. Dat praat om het praten. En dat kun je dan wegleggen.
En besef toch eens wat een energie-winst dat is, dat dat denken stilvalt. Dat je rustig kunt kijken, tot je door kunt laten dringen en er niks over denkt, niet of het mooi is of dat het lelijk is, maar uitsluitend ervaren. Als het mooi is, dan is het mooi. Maar je doet er niks meer mee. Je laat het alleen maar gebeuren. En al die energie blijft hier verzameld voor als het nodig is.

Nou mensen, tot straks

naar boven