De kracht van belangstelling

Eefde juli 1986 | Maandagmorgen

Inleiding
[download]

Waar we het een beetje zijdelings over gehad hebben, maar wat hier een heel belangrijke rol bij speelt, is dat je geleidelijk aan – en dat gaat de hele dag door eigenlijk – je bewust gaat worden van je reactielichaam. Je reactielichaam is net zo iets wezenlijks als je magnetisch lichaam of je levenslichaam, waar we in de oefeningen die we doen met Epi dagelijks tegenaan lopen. En dat zit weer samen met je gewone lichaam, wat je voelen kunt, waar spieren inzitten. Maar zo is er ook dat reactielichaam.
En dat reactielichaam is een gedeelte van het grote programma. Het grote programma wat in verhouding tot de totaliteit van het leven natuurlijk eigenlijk een pluisje is, maar voor ons is het het grote programma – waar al onze oordelen en meningen en opvattingen en strevingen en idealen inzitten. Maar wij hebben vanuit dat grote programma een reactielichaam ontwikkeld, zodat wij voor alles wat op ons toekomt, wat we beleven, een reactie hebben klaarliggen. En als we geen reactie hebben klaarliggen, dan is dat heel ongelukkig, dan zijn we nergens. Dus er kan je wel eens iets overkomen – en ik wens het iedereen toe – waar je geen reactie voor klaar hebt liggen. Maar meestal zijn we dan volslagen uit het veld geslagen, want dan hebben we plotseling het gevoel dat er een inbreuk is op onze wereld. Dat is eigenlijk doodzonde, want dat is het enige moment dat we niet opgesloten zitten, als je iets overkomt waar je geen reactie voor klaar hebt liggen. 

En de meditatie zou kunnen zijn dat je doorlopend je bewust wordt van dat reactielichaam.
Je hebt letterlijk op alles heb je een reactie klaarliggen. Dat moet je ook wel, want anders dan zou je in dit leven niet erg voldoen, als je geen adequaat reactielichaam hebt. Van kinds af aan word je eigenlijk opgevoed om een goed reactielichaam op te bouwen. Als iemand je op je gezicht slaat, dat je dan terugslaat, bijvoorbeeld. Dat hebben ze mij echt moeten leren. Zo zal het waarschijnlijk met alle kinderen zijn, maar ik herinner me het heel goed.

En dat reactielichaam is dus een soort van veiligheidsgordel die we nodig hebben. Maar het akelige is dat wij het niet eens meer als een veiligheidsgordel voelen, maar dat het gewoon onze manier van doen is. En dat wij dat zo normaal vinden, dat we het niet eens meer opmerken. Dat we dus eigenlijk leven volgens een reactiepatroon, wat als een netwerk om ons heen zit. En dat ons leven aan de ene kant mogelijk maakt, en aan de andere kant onmogelijk maakt dat wij oorspronkelijk op de situaties die aan ons gebeuren, antwoorden. En als we niet antwoorden, alleen maar registreren. Dat reactielichaam maakt dat onmogelijk.
Ik weet niet of jullie beseffen wat dat betekent, wat ik nou zeg. Dat je dus de hele dag leeft in een zelfgeschapen reactiewereld, die het je onmogelijk maakt om onmiddellijk, dat wil zeggen: zonder omweg, via de reactie op het leven te reageren – maar dan op een heel andere manier, namelijk er op te antwoorden. En in dát antwoorden zit geen zelfverdediging. Daar zit niet eens in dat je je doorzet. Daar zit alleen in dat je aanwezig bent en dat je dat wat er gebeurt opmerkt, verwerkt, voelt, ziet. Dus de totaliteit van wat daar gebeurt dringt tot je door en je antwoordt, of niet, naar gelang van de situatie. En in dat ‘of niet’ zit iets voor ons wonderbaarlijks. Want dat doen we nooit. We reageren altijd, we zijn altijd in beweging. Alles wat ons gebeurt, daar doen we iets mee. 

En wat ik nu probeer duidelijk te maken is een toestand waarin je uitsluitend antwoordt als het nodig is. En, dat antwoord is zonder agressie, zonder zelfverdediging, zonder enige bedoeling. Is uitsluitend als het ware iets wat op je toekomt en je bent een klankbord wat daar op reageert, zonder dat dat klankbord zichzelf zo belangrijk vindt dat het in het geheel tot uiting komt.
En ik wil er direct aan toevoeging, Niek, dit is geen verlichte staat, dit is heel gewoon. En dit is voor ieder van ons te ontdekken. Het enige wat je daarvoor nodig hebt, is een durende aandacht. Dat is het enige wat je daarvoor nodig hebt. Een aandacht die niet zich in, ja … in flauwekul verliest. En met die ‘flauwekul’ bedoel ik dat je je aangevallen voelt, dat je je gekwetst voelt, dat je verdriet voelt. Dan kan je geen aandacht hebben. Als je een van die dingen hebt, dan heb je geen aandacht. Dan ben je al in de reactie. Als je – en dat klinkt een beetje akelig – blij bent of als je verdrietig bent of als je huilt of als je schreeuwt of als je beweegt op een manier die niet is van kennis nemen of tot je door laten dringen, dan ben je in je reactiepatroon, dan heb je geen aandacht. Die twee dingen sluiten elkaar uit. Als je in je reactiepatroon bent, dan heb je geen aandacht.
En dat kan alleen weer doorbroken worden, doordat je aandacht hebt voor je reactiepatroon. Dat je afleest eigenlijk, dat je in je eigen boek leest, hoe jij met de dingen die op je toekomen, en ook hoe jij met je eigen gedachten, omgaat. Dat laatste is natuurlijk moeilijker, want je hebt zo het gevoel, ja, dat ben ik, die gedachte. En dat is maar ten dele zo. We moeten gewoon leren dat de buitenwereld en onze gedachtewereld, daar is niet zo’n groot onderscheid tussen. Wij denken dat ene is binnen een, dat andere is buiten. Maar, jongens, dat is niet zo scherp gescheiden. Dat is eigenlijk een geheel wat alleen een accent heeft. En omdat wij zo afgescheiden zijn wordt die accentverschuiving heel absoluut, de een is buiten en het andere is binnen. Maar het loopt door elkaar heen.

Maar waar het om gaat is dus die aandacht, die voortdurende aandacht, die zó groot is dat je er niks meer aan hoeft te doen. Ik bedoel ermee, je hoeft niet tegen jezelf te zeggen: nou moet ik aandacht hebben. Want dan kan het ook niet. Nou, nu hebben we al een aantal stapjes gedaan.

Dan komen we bij dat misschien allermoeilijkste punt, waar ik althans gemerkt heb, ook in het Leerhuis – dat is een groep die een tijdlang met elkaar met mij geoefend heeft – dat ik steeds terugkom op die merkwaardige vraag: kun je belangstelling hebben voor jezelf als bewustzijnsverschijnsel.
Wij zijn een bewustzijnsverschijnsel. We zijn een uiting van een bewustzijn, wat een lichaam heeft – en dat lichaam is al heel gecompliceerd, dat bewustzijn is nog gecompliceerder – maar kunnen we voor dat geheel belangstelling hebben. Dat betekent dus niet als Maarten Houtman, maar als bewustzijnsverschijnsel. Kunnen we daarvoor belangstelling hebben. Kun je de dingen die je naar jouw gevoel als negatief bestempelt, bijvoorbeeld dat je bang bent, dat je altijd heel gauw ingemaakt wordt, of dat je juist ontzettend brutaal bent, kun je daar belang in stellen zonder oordeel. Want dat oordeel komt nou juist uit dat programma. Dus daar heb je niks aan. Bovendien als je een oordeel hebt, dan zit je weer in je reactiepatroon, want dat vind je vervelend.
Maar kun je dus een belangstelling hebben voor jezelf als verschijnsel, als levensverschijnsel. En kun je in de spiegel kijken – ja, natuurlijk kun je in de spiegel kijken, maar ik bedoel in de spiegel van de relaties die je tot de wereld hebt. Dat is de spiegel waarin je kijken kunt. Hoe de dingen, hoe de mensen, de dieren, de planten, alles eigenlijk, wat dat aan jou doet. Daar kun je in lezen. En dat is al een kunst, om te onderscheiden wat de reactie is van het ding of van de mens, en wat daarin is als spiegel. Maar je zult het moeten doen, want je moet te weten komen hoe jij eigenlijk bent. 

En waar wij meestal mee bezig zijn, is om te weten te komen wat de wereld van ons vindt. Daar zijn de meeste mensen hun hele leven mee bezig. Dat is heel tragisch, maar het is zo. Hun hele leven zijn ze bezig met: wat vindt de wereld van me. Je kunt er allerlei mooie dingen over zeggen, maar dat is toch waar het om gaat.
Maar dat bedoel ik niet, ik bedoel, sec, als verschijnsel. Zoals je sóms naar iets buiten je kunt kijken, dat je belang stelt in de ontwikkeling van dat wat buiten je is. Ik gebruik vaak het voorbeeld van een moeder met een kind, dat komt er het dichtste bij. Nou stoppen moeders natuurlijk erg veel van zichzelf weer in het kind, maar als we daar nou eens even van af wijken. Het is die belangstelling, van dat opgroeiende bewustzijn, dat uitgroeiende, dat zich voltooiende bewustzijn, dat nou jou kind is – en dat wil zeggen, dat kind is bij jou geboren. Kun je die soort van belangstelling hebben. Jezelf dus zien als iets wat opgegroeid is, wat geworden is. En dan net doen alsof je nog helemaal nooit iets van psychologie gehoord hebt of van indelingen en van types en van afijn, daar is een heleboel over de zeggen. Maar dat gewoon helemaal vergeten, alleen maar belangstelling hebben. 

Die belangstelling, kun je die durend maken. Waarbij je dus niet afglijdt in reacties. Want je merkt natuurlijk een heleboel op – dat is onvermijdelijk – wat niet prettig is. En dat je dat dus ook registreert voor jezelf: oh, nu vind ik het onprettig. Dat je dat registreert. Dat is onvermijdelijk, op een bepaald moment vind je iets onprettig van jezelf. En dat je dan inderdaad tegen jezelf kunt zeggen: ja, maar daar ben ik niet mee bezig…
Dat zul je een heleboel keren moeten doen, gewoon zeggen: daar ben ik niet mee bezig. En dat kan, hoor, wat ik nu zeg, kan. Dat je je reacties van jezelf opmerkt en dat je zegt: ja, dat weet ik wel, maar daar ben ik nu niet mee bezig…
En dat je doorgaat met in te gaan op wat zich aan jou voordoet in jouw antwoorden aan de wereld. Of de manier waarop je jezelf aan de wereld openbaart. Dat is de andere kant, hoe je dat doet. En alleen maar daar bij blijven. Hoe je dat doet.

En dan komt er onmiddellijk iets in je op van: ja, ik bedoel het eigenlijk zó, maar ik doe zó. Ja, gewoon weer tegen jezelf zeggen, wat ik bedoel, dat is… – wat doe ik en hoe doe ik dat, hoe is die kwaliteit.
Die belangstelling, die aandacht. Kun je daar bij blijven. En niet teleurgesteld zijn als die verflauwt, als je gewoon te moe wordt en in je reacties vervalt. Want dat is het eerste wat je doet, als je moe wordt dan verval je in je reacties. Helemaal niet erg vinden.
Ik had vanochtend nog met iemand die iets vroeg, die had iets beleefd en die vroeg iets, dat ik zeggen moest: heb nou een beetje geduld, heb nou een beetje geduld… Je hebt het opgebouwd in veertig, vijftig jaren, en nu heb je het opgemerkt en nou veronderstel je dat het zo plotseling…
Zo is het niet, je zult ermee bezig moeten zijn, geduldig. Want je moet een heel netwerk in kaart brengen voor jezelf, en dat moet je heel clean doen, heel wetenschappelijk, en toch ook liefdevol. Dus niet zoals je – tenminste dat was dan vroeger zo – een vlinder opprikte. Dat kun je natuurlijk ook doen. Maar die vlinder heel laten en zien hoe schoon, hoe prachtig die vlinder is. Op die manier.

En zien, dat is dus een kwestie van inzicht, dat dat gewoon noodzakelijk is. Dat het echt helemaal noodzakelijk is. Voor die tijd is… Dat oefenen reikt niet ver genoeg als je dit niet op je neemt, als je niet op je neemt om dat hele ingewikkelde… – en dan zijn jonge mensen in het voordeel bij oude mensen, want die hebben een veel groter reactiepatroon zo langzamerhand ontworpen in hun leven, hoe jonger je ermee begint, hoe fijner eigenlijk, dan heb je nog niet zoveel in jezelf vastgelegd. Dat je dat helemaal leert kennen. En geleidelijk aan eigenlijk, doordat je het goed leert kennen, laat je het los. 

En dan moet je natuurlijk helemaal niet verwonderd zijn dat het dan nog tientallen keren, op het moment dat je geen aandacht hebt – ploep!, dan is het er weer. Eerst ben je daar een beetje boos over, ontsticht, laat ik dat dan maar vriendelijk zeggen. Er komt een moment dat je er om lachen moet. En dat is een heel goed moment, dat je gewoon plezier hebt dat het zich even weer voordoet. En weer laten vallen.
Dat is net als met al die andere oefeningen die we doen. Langzamerhand bewustzijn erin brengen, en dan gaat het werken. Dat is met dit hele proces zo. Want waarom is het zo belangrijk. Omdat je dán werkt in een gebied wat vóór de moeilijkheden ligt, wat vóór de  problemen ligt. Je bent dan bezig in het gebied waar het onheil geschiedt – het onheil wat op allerlei manieren een blijvende metgezel in ons leven is. In onze relaties komen altijd moeilijkheden, omdat we helemaal niet in de gaten hebben hoe we eigenlijk op elkaar inwerken, wat we voor elkaar betekenen eigenlijk. 

In de mate waarin je dat van jezelf doorkrijgt, kom je er eerst losser van te staan en kun je het laten vallen. En op den duur kom je er zo los van te staan, dat óók de keren dat je er weer inglijdt, je eigenlijk alleen maar zegt: oh ja, ik ben er ingegleden, en dan neem je jezelf terug…
Dat is een beweging die mogelijk is. Zodat je niet die hele reutemeteut er achteraan krijgt van: oh, nou heb ik het weer gedaan en oh, wat is dat erg en oh wat is dat erg voor die ander, en wat zal die ander nou denken, en moet ik het nou niet goed maken, en zal ik het wel goed doen als ik het goed ga maken, en zal het nou wel goed komen, en wat vindt die ander ervan, en zal het in die ander goed komen…
Zo is het toch. Nou, dat is dan allemaal niet nodig, want je bent een stuk eerder bezig, je bent bezig op het moment dat er nog niks vervelends gebeurd is. 

En je wordt dus niet een mens die als een robot door het leven glijdt, zonder enig antwoord, maar je wordt een mens die alles wat in hemzelf zich op een of andere manier negatief heeft vastgezet in de vorm van de reactie, gewoon niet meer gebruikt. Dus je bent een zuiver antwoord, je bent een antwoord vanuit een gebied waar niks gebeurd is. Dat gebied is er altijd, alleen wij kunnen er niet bij. We zijn er van afgesneden door dat reactielichaam.

Dus die mogelijkheid, als je die nou een beetje begrijpt, dan kun je een andere aandacht ook hebben. Dan heb je niet meer de aandacht van iets te bereiken, dan heb je uitsluitend de aandacht van hoe zit het in elkaar. Dat is een andere aandacht.
Wat gebeurt er? Dat is een open aandacht, dat is met een vraagteken. Als je iets bereiken wilt, dan is er geen vraagteken. Dan weet je al waar je naartoe wilt. Ja, je weet dan nog niet dat je dat eigenlijk helemaal niet weet, maar goed, in die toestand zijn wel allemaal, dat we denken dat we weten naar we naartoe gaan, of naartoe willen. Misschien wil je daar niet eens naar toe, want als je daar bent gekomen, merk je, nee dat wilde ik eigenlijk helemaal niet… Zo gaat ons leven. 

Dus probeer je eigenlijk te verplaatsen in die toestand als was je buiten jezelf en kijk je hoe je bent. Terwijl je natuurlijk heel goed weet dat het onmogelijk is, je blijft gewoon jezelf. Maar je aandacht is anders. Je aandacht voor jezelf is anders. Je hebt meer belangstelling voor wat er gebeurt, dan voor degene aan wie het gebeurt.
Zoals wij normaal reageren, interesseren we ons alleen maar wat er gebeurt met degene die iets overkomt. Maar nu gaat het erom belangstelling te hebben voor dat wat er gebeurt. Wat jij daarin doet, wat er van buiten komt, de gedachtes die je erover hebt, meningen, oordelen. Jij hebt de belangstelling van iemand die niks weet en ontdekt. Dus hoe dommer je bent, hoe makkelijker het gaat. Hoe intelligenter je bent – dat wil zeggen hoe slimmer je bent – hoe moeilijker het gaat, want dan weet je al een heleboel. Dus je moet weer dom worden eigenlijk. Om die belangstelling te kunnen hebben, moet je dom worden. 

Er staat in die gekke bijbel zoiets van ‘wordt gelijk de kinderkens’. Dat heb je nodig. En en kind wil ook altijd graag ontdekken, hè. Soms maken ze hun moeders tureluurs met te vragen van hoe, wat en waarom, enzovoorts. Dat is die geweldige drang, het verlangen om te leren kennen. En daar weten wij geen antwoord op. We zeggen alleen allemaal: hou je mond nou maar. Want we hebben er last van, we zijn met veel belangrijker dingen bezig, denken we.
Maar dat moeten we terugvinden in onszelf, die soort van niet aflatende verlangen om te ontdekken. Dat is iets heel kostbaars, dat we daar gewoon zo veel mogelijk in ons leven mee bezig zijn.

En dan natuurlijk niet op de manier, zoals we het meestal doen, dat we dan tot aan een punt komen dat we denken: ja, hoe zit het nou eigenlijk… En dan gaan we gauw naar een boek of naar iemand toe. Dat bedoel ik niet. Want dan is het verknoeid. Maar dat we erbij blijven. Dat we dus die kracht van de belangstelling doorlopend gebruiken.
Want kijk, op het moment dat je een vraag stelt, dan zet je het stop. Dan werkt het niet meer. Eigenlijk kun je alleen maar een vraag stellen over de methodiek, daar kun je vragen over stellen. Maar niet over het eigenlijke, waar het om gaat. Dat moet zich in jou verwerkelijken, doordat jij die niet aflatende aandacht hebt. 

En je hebt het gevoel, je hebt werkelijk het gevoel, dat je daar heel veel energie voor nodig hebt. Een bepaalde soort van energie, niet eentje van biceps natuurlijk, die niet. Maar die aandachtsenergie, die heb je nodig. En dan kom je vanzelf terecht bij allerlei oefeningen die wij hier nu doen, waar je de energie dus sec bewust maakt en wekt, doordat je hem bewust maakt wekt.
En zo zie je, zo grijpt het een in het ander in. En dat grijpt dan natuurlijk ook in in je voeding. En dat grijpt ook in in je slaap-waak ritme. Je hele leven komt erbij te pas. Als je hier aan begint, komt je hele leven er aan te pas. Daar kun je niet van tussenuit.
Maak je dus geen zorgen, alles komt tevoorschijn. Als je hieraan begint komt alles tevoorschijn. 

En ook als je schrikt van wat er tevoorschijn komt, wees dan blij dat het tevoorschijn komt. Natuurlijk schrik je, maar maak er een gewoonte van om tegen jezelf te zeggen: hé, wat fijn. Dat werkt echt. Op het moment dat je denkt in tranen te gaan uitbarsten, zeg dan tegen jezelf: hé, wat fijn. Dat helpt. Want die tranen zijn al van dat reactiepatroon en dat wou je nou juist eens op zijn waarde leren kennen. Ja, als je er dan induikt, dan kun je het niet meer leren kennen. Dan zit je er in.
Dus op het moment dat je iets waarneemt wat je onaangenaam treft, maak er dan een gewoonte van om tegen jezelf te zeggen: dat is fijn, kijk ik ontdek…
Zeg dat maar rustig tegen jezelf, zeg het maar desnoods hardop. Ik hoef jullie niet te vertellen dat je dat niet midden in een gezelschap doet, want dan denken ze dat je op molentjes loopt. Maar op alle momenten dat het kan. Want zo leer je jezelf kennen. En dat is dan dat reactielichaam wat je dan leert kennen. En op den duur, als dat een beetje achter de rug is – althans als dat zo dun geworden is dat je er geregeld doorheen kan kijken – dan komt er wel weer meer tevoorschijn. Dus je hoeft je nooit ongerust te maken, in het hele leven lang niet, dat er niet linnen voor de schaar is. Dat is er voortdurend.

Maar daar is iets heel, heel heerlijks bij: hoe meer je ontdekt, hoe sneller het ontdekken gaat. Dat is ook een wetmatigheid. Alleen waar je vastzit, ik bedoel wat je belemmert om dat snelle ontdekken eigenlijk nog sneller en nog sneller en nog sneller te laten gaan, dat is dat je geen energie hebt, onvoldoende, daarvoor. Dus dan moet je weer aan je energie werken. En zo is het een heerlijk iets. Je merkt gewoon waar tekort aan is, en dan ga je daar aan werken. En als je daar aan gewerkt hebt, dan merk je, ah, nou kan ik weer. En dan gaat dat weer voor. Het is net als de ademhaling. En net als geboren worden en sterven. Dat is net zo. Hoe dieper je er induikt, hoe meer je merkt dat die maatstrepen die wij zetten tussen geboren worden en sterven, heel fictief zijn. Dat is één geheel. En het gaat altijd door. 

Dus dit hier op aarde zijn is een ongelooflijk geschenk, ongelooflijk. We maken er wel geen gebruik van, maar het is een geweldig geschenk. Het is ongelooflijk dat we zomaar in staat gesteld worden om onszelf helemaal te leren kennen. Dat is zoiets geweldigs…
Als je dat echt tot je door laat dringen, dan vraag je je echt in gemoede af, waar ben ik mee bézig, waarom ben ik ongelukkig, waarom zit ik andere mensen dwars, waarom doe ik dat allemaal. Terwijl ik zoveel gekregen heb…

Het is echt, het wordt heel licht. En je ziet ook, waar je ook begint, of je nou bij tai chi begint of bij dit begint, het één grijpt in het ander, het één heeft het ander nodig, het één vult het ander aan.
Dus aan de gang.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Voor mij is heel belangrijk dat ik me uit, dat ik er ben zoals ik ben. Het is juist in de zelfhandhaving dat ik dingen allemaal tegenkom. 

– Maarten: Zou dat zelfhandhaving zijn?

– A.: Ja, dat is dan de vraag. Wat bedoel jij met zelfhandhaving, want …

– Maarten: Ja, wat jij nu zegt, A., dat is eigenlijk dat je dingen in jezelf ziet en dat jij ze, door ze uit te drukken, duidelijker krijgt. Dat bedoel je toch?

– A.: Ja. 

– Maarten: Maar dat is geen zelfhandhaving, dat is zelfherkenning. En jij hebt blijkbaar een tijd gehad dat je dat voor jezelf niet mocht. 

– A.: Ja.

– Maarten: Dus nu herken je dingen in jezelf en je vindt dat dat mag. En je drukt ze zelfs uit. En dat is natuurlijk heel erg nodig. Maar dat is geen zelfhandhaving. En het is ook geen zelfverdediging.

– A.: Ik merk inderdaad dat het heel ….

– Maarten: Ja, natuurlijk, ik bedoel die grens is heel flauw, want je zit maar zo in de zelfverdediging. Natuurlijk. Maar het herkennen van jezelf, dat je bewust worden van hoe jij in elkaar zit en wat jij eigenlijk van binnenuit wilt, dat is noodzakelijk.


[1] Epi van de Pol verzorgde de tai chi lessen tijdens Tao-zen meerdaagse sessies.

naar boven