De schijngestalte van het denken

Eefde december 1984 | Dinsdagavond

Inleiding
[download]

Velen van ons hebben al verschillende vijfdaagses achter de rug. En daar speelt dan altijd die kwestie een rol van het zwijgen: niet zwijgen, wel zwijgen, maar… en dan… Enzovoorts.

Ik wilde deze keer eigenlijk een beroep op ieder van jullie doen, om dat nu eens écht voor jezelf uit te zoeken, wat zo’n vijf dagen uit de gewone context van je leven weg, kunnen betekenen aan het ontdekken van allerlei mechanismen. Het enige wat ik dan nog handhaaf is, dat we voor het eten, voordat we dus gaan zitten eten, even stil zijn. En dat is met de reden dat je dan echt even voor jezelf te weten kunt komen waar je op dat moment mee bezig bent, en je jezelf eigenlijk gereed maakt om te gaan eten.

Maar dat eerste waar ik het dus over hebben wil, is dat ik vind dat wij – we hebben er geld aan uitgegeven, we geven vijf dagen van onze tijd om hier te zijn – dat we dan die tijd goed moeten gebruiken. ~Zodat we echt een kans krijgen om de dingen die je anders zonder te denken doet, eens voor je in het beeld te krijgen.
Het is altijd zo, dat je de dingen in beeld krijgt als je het eens een keer helemaal anders doet. Dat is dus niet eenvoudig, daar kun je geen regels van opstellen. Je kunt alleen zeggen: als ik mezelf leer kennen in een ongebruikelijke situatie, dan is er een kans dat ik voeling krijg met het automatische wat in ieder van ons aanwezig is. Dat je dat gaat opmerken.
Want zo’n vijf dagen zijn, gezien vanuit het gewone leven wat je leeft, natuurlijk vrij kunstmatig. Het is iets totaal anders: er wordt voor je gekookt, je dag is ingedeeld. Wat doe je daar nu mee? We doen oefeningen met elkaar en de meeste van die oefeningen – tai chi misschien minder – maar de oefeningen die wij voor het zitten doen,  kennen we allemaal. Die doen we thuis ook. Dus daar zit het nieuwe niet in. Het nieuwe zit erin dat wij plotseling ontheven zijn van een heleboel terugkerende plichten en dat we daardoor als het ware langzamer kunnen leven. We kunnen beter opmerken wat er gebeurt. Dat kan, als je het dus werkelijk die tijd dat we hier zijn, zo probeert te gebruiken.

Dat is ook één van de redenen waarom ik steeds meer terugkom van het stellen van regels. Want zodra je een regel stelt, kun je weer heel makkelijk vervallen in een automatisch voltrekken van die regel – zoals je ook je oefeningen kunt doen. Je kunt zo automatisch gaan doen, dat het niet meer werkt.

Die hele meditatieweg is één grote uitdaging – het is geen strijd, het is een uitdaging om jezelf op te merken terwijl je doet. Want de tijd dat je niet doet, maar dat je denkt, is niet zo belangrijk. Maar in het doen – wat het ook mag zijn, of het nou eten is, praten is, luisteren is, kijken is – maar zodra je doet, heeft het denken op zich niet meer zo’n alles beheersende rol. En in dat doen kun je dus, dat is de kunst eigenlijk, jezelf zoals je doet opmerken.

En dan komen we natuurlijk tot dat andere punt, dat het dan niet een soort van hyperzelfbewustzijn moet worden.
Een paar dagen geleden in Maarssen, was iemand die zei: “ja, als ik iets met mijn hele hart doe, dan merk ik mezelf niet meer op. Dat is dus niet goed.”.
Ja, dat is juist wél goed. Als je iets met je hele hart doet, dan is die schijngestalte van het denken, van het ‘ik’, op dat moment afwezig. Je leeft helemaal in dat moment.

Wat wij nu hier in die vijf dagen zullen proberen te doen, tenminste dat hoop ik, is dat wij ons in het doen opmerken en dan daar uitsluitend kennis van nemen. Dus niet het denken daar onmiddellijk zich meester van laten maken – dat denken wat er iets van vindt, wat er iets mee wil doen.
Dat is de grote moeilijkheid van het doen: merken hoe je het doet en het daarbij laten.

In het gewone leven, zeker als je gewoon je werk hebt, je verplichtingen, al die talloze handelingen die je op de dag te doen hebt, zijn die al zo’n gewoontepatroon geworden – ook je reacties op mensen, op anderen – dat je daar nauwelijks de kans krijgt om dat doen van jou echt tot je te laten doordringen.
En daarom is dit een kans. Dit is een kans op dat voor jezelf te verwerkelijken. Want als je het hier in die vijf dagen, ook maar voor één keertje echt ervaren hebt wat dat betekent dat je in het doen je als het ware aan jezelf openbaart, dan kun je het strakjes, waar het veel moeilijker is en veel gecompliceerder, het ook oefenen.
Want wat is eigenlijk onze normale situatie, waar wij allemaal in leven. Dat is dat wij eigenlijk buiten onszelf zijn altijd – wij zijn niet bij onszelf, maar we zijn buiten onszelf. En dat vinden we zó normaal, dat we het niet opmerken. We merken het niet op.

Daisetz Suzuki, de ‘grote Suzuki’ – dus niet Shunryu, de ‘kleine Suzuki’ van ‘Zen Mind, Beginner’s Mind’ – zei eens: “Weet je wat de moeilijkheid is bij jullie, dat als jullie naar binnen kijken dan kijken jullie op dezelfde manier als dat jullie naar buiten kijken. Naar buiten kijken kunnen jullie goed, maar naar binnen kijken kunnen jullie niet, want dat doe je op precies dezelfde manier.”
En dat is dit, waar ik het nu over heb. Je kunt kijken en bij jezelf zijn. En je kunt kijken, en eigenlijk jezelf al verloren hebben in wat je doet, in wat je ziet.

Dus we zijn hier aan een heel moeilijk te onderscheiden iets bezig. Namelijk jezelf opmerken, zonder er iets mee te doen. En dat kunnen we in die vijf dagen héél goed met elkaar oefenen. Maar dat gaat ervan uit dat ieder voor zich dat probeert. Anders is zo’n vijfdaagse eigenlijk een weekend van 2½ keer zo lang. En dat heeft natuurlijk zin. Maar het heeft niet die zin die het kan hebben, als we zeggen: nu kunnen we echt vijf dagen er echt de tijd aan geven om dat te doen. Dat is dus iets heel anders, dat is dus geen informatie tot je nemen en dat is geen informatie verwerken en geen informatie analyseren. Maar dat is voor jezelf gaan ontdekken hoe jij in de wereld bent. Gaan ontdekken of je bij jezelf bent of dat je toch buiten jezelf bent.

Die hele meditatieweg draait eigenlijk om dit. Dat hele bouwsel van de koan, wat in het Rinzai-zen als een must gesteld wordt, is niet vanwege de raadselachtigheid van die opgaaf. Maar dat is om je eraan te wennen om met iets bezig te zijn zonder je denken, om als het ware iets aandachtig voor je te hebben zonder eraan te plukken.
Dat is ook de reden dat, als je dan bij de meester komt – dat is meestal om de twee dagen of soms elke dag – hij dan aan je vraagt: wat is nou die koan? En als je dan een mooi antwoord geeft, dan kun je er donder op zeggen, dan is het fout. Het enige wat hij wil is een onmiddellijke reactie van jou. Dus waar het denken niet aangezeten heeft. Dat ligt dus ook niet klaar, dat ontstaat op het moment. Dat is dus in de act van het ervoor staan, en het zien.

Maar ik geloof dat het niet nodig is om zo’n omweg te maken. Ik geloof dat wij in ons eigen leven die koan gewoon hebben. Dat is namelijk de onbekende mens, die je ook bent. En die kun jij niet benaderen vanuit je weten, vanuit je reacties, vanuit je ervaring. Dat is allemaal verleden tijd, dat is allemaal niet op dit moment actueel.

Dus ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt waar het nou eigenlijk om gaat. En daarom haal ik ook die koan aan, omdat dat een methode is, die in de loop van eeuwen verfijnd is. En er zijn ook echte stereotiepe koans – dat zijn de meest universele meestal – maar ze draaien om deze grote uitdaging. Namelijk jezelf in de actie zódanig te beleven, dat je restloos bent. Dat er dus geen vervolg is. Alles wat wij doen – let maar eens op in je leven – heeft een vervolg. Het is niet op, het is niet vervuld, als het ware.
En zo met elkaar zijnd en wetend waar het om gaat, kunnen we die oefening hier beginnen.

Dus ik heb hiermee de volle verantwoordelijkheid bij ieder van jullie gelegd. En wat ik in deze vijf dagen zal proberen te doen, is aspecten van deze uitdaging iets nader bekijken. Zodat het je duidelijk wordt dat deze uitdaging zich naar alle kanten uit vertakt. Er is niets in het leven wat niet hiermee te maken heeft. En er is ook niets in het leven wat je zo makkelijk ontglipt, dan het besef dat je alleen door de aandacht tijdens de actie, voorbij het tijdgebonden denken komt, voorbij alles wat we kunnen benoemen, kunnen vastleggen, enzovoorts.

Daarom is die tai chi voor ons heel heerlijk, want daar kunnen we eigenlijk proberen te beleven wat de beweging is. Nou weet ik wel, je moet dan die stand goed innemen, enzovoorts. Maar het gaat dan eigenlijk om die beleving van die beweging. Waardoor jij niet die beweging meer máákt, maar die voltrekt zich in jou autonoom, zou ik haast zeggen.
En daar zijn eigenlijk al die kunsten op gebaseerd, om dat heel simpel, heel eenvoudig, heel bereikbaar, voor jezelf te gaan ervaren. Omdat het op het psychologische, geestelijke terrein oneindig veel moeilijker is… Bij die tai chi, bij die bewegingen, daar is dat denken niet zo ingeschakeld – in het begin een beetje, maar het voelt zich helemaal niet geroepen om zich daarmee bezig te houden. Maar zodra het iets is wat niet van een lichamelijke oefening is, dan is het denken erbij. En het denken vergelijkt, stelt vast, enzovoorts.

Dus je kunt namelijk de hele dag door, zeker nu je hier bent, van jezelf te weten komen of je het vanuit je basis doet, vanuit je centrum doet. Of dat je het zomaar doet. Of het licht gaat, vanzelfsprekend is, of dat je het moet willen.
En dat geldt natuurlijk ook voor gesprekken die je hebt met een ander, zelfs al is die ander heel erg bekend…
Het is in alles: de manier waarop je ademhaalt, tot de manier waarop je je in bed omkeert. En wat een bepaalde houding in bed voor jou betekent, wat dat uitwerkt in je. Het gaat aldoor door.

Er zijn veel mensen die denken dat je daar knettergek van wordt als je het zo doet. Maar het is juist omgekeerd, het bevrijdt je. Op het moment dat je het vanuit je basis doet, vanuit je centrum, het eigenlijk vanzelf gaat, zoals een blad beweegt in de wind – nietwaar, daar wordt niet bij nagedacht, dat gebeurt gewoon. Alle acties die die kwaliteit hebben, maken je schoon en ze geven je energie.

Dus het is minder een kwestie van nu eens uitvinden, dan wel van er helemaal bij zijn. Want uitvinden is vaak ook weer van het denken. Maar er helemaal bij zijn, en het dan overlaten. En dat laatste is moeilijk.

Ik wou het even hierbij laten en aan jullie vragen of het een héél klein beetje duidelijk is.

naar boven

Gesprek (fragment)

Maarten: Mie vraagt zich af: wat is dat eigenlijk, dat ervaren van jezelf en er dan niet over nadenken. Wat dat is. En ze denkt dat dat inderdaad ervaren moet worden.
Dat is helemaal waar. Maar wat ik probeer te doen – dat probeer ik vaak, maar vanavond heel speciaal – is om je een beetje thuis te laten zijn in de gang van zaken. Ik probeer een proces te beschrijven.
Normaal is dus zo dat wij de dingen doen. Je moet ergens naartoe, iemand zegt je iets, je antwoordt, je pakt iets, je geeft iets, je ziet iets. Dat gebeurt gewoon. Maar wat ik eigenlijk nu probeer duidelijk te maken, is: kun je ook de kwaliteit van jouw doen als het ware beleven. Dus de kwaliteit van hoe je doet.
En je kunt die kwaliteit alleen maar ontdekken, als je er dus aandacht aan geeft. En dan komt de grote moeilijkheid, dat je meestal, als je er aandacht aan gaat geven, dan niet merkt dat je al een norm gesteld hebt.
Wordt het nu een beetje duidelijker? Ja? Dus het is erg goed dat je die vraag gesteld hebt. Dus dat je, als je het waarneemt, dan ook nalaat eigenlijk om al een norm te hebben, van: ik moet het zo doen eigenlijk. Terwijl die norm er gewoon ingebakken zit.

Het is dus, en daarom is jouw vraag zo ontzettend goed, het is veel complexer. Het eerste wat gebeurt is dat je gaat opmerken dat je een norm hebt. Want zolang die norm zo vanzelfsprekend eigenlijk aanwezig is, kun jij niet zien wat je doet. Maar als je die norm opgemerkt hebt, dan heb je al een grotere kans om te zien wat je doet. Je kunt in iets pakken, een begerig iets opmerken. En je kunt een heel normaal iets oppakken ontdekken.
Dat is dan maar één van die voorbeelden. En dat zegt iets over jouw manier van zijn. Het zegt niet dus of jij begerig bent of zo, maar het zegt iets over jouw manier van zijn op dat moment. Nou, en dat is nou waar het om draait.
Dus dank je wel, Mie, voor je vraag.

Vraag B: Je zadelt ons op met iets onmogelijks, want als je dan aandacht gaat geven dan, merk je inderdaad dat je een norm hebt. Maar je hebt ook een oordeel over die norm, en zo ga je door. Maar dan heb je buiten de waard gerekend, want er is een moment dat jij van jezelf uit dat niet meer pikt. En dan is het spelletje opeens afgelopen, dan accepteer je dus jouw momentele kwaliteit in actie.
Wat jij beschrijft is waar, maar het hoort erbij. Maar je moet niet denken – en daarom is het ook leuk dat je die opmerking van dat Blooker Meisje maakt, dat dat altijd maar zo doorgaat. Het gaat zo door als jij ergens op uit bent. Als je het bijvoorbeeld kwijt wilt. Dus dat betekent dat je toch die manier van doen niet zo fijn vindt. Dan gaat het inderdaad door. Maar als jij het hele schouwspel wat ermee samenhangt, ziet …
Want kijk, wat jij nu opmerkt maakt wel dat jij steeds kwaaier wordt erover eigenlijk. En dat is uitstekend. Want het is bijna de enige manier op er doorheen te knallen. Het is jammer dat ik het zeg, want nou denk je dat het je het zo moet doen. Maar goed …

Vraag C: Dat snap ik niet, dat je daar kwaad over wordt. Nee, dat snap ik maar al te goed, ik word er wanhopig van…

– Maarten: Ja, maar dat is wat anders. Dat is niet dat je gewoon in de gaten hebt dat je jezelf zit te bedonderen. Dat is wat hij bedoelt. Wanhopig worden op het moment dat je denkt dat je gewoon slachtoffer ervan bent. Dat is wanhoop. De wanhoop is als je denkt dat dat complex van verschijnselen wat we nu een klein beetje beschreven hebben, zó oppermachtig is dat jij daar nooit iets aan kan veranderen. Dan word je wanhopig.
Maar hoe gaat het. Dat hangt ook met een heleboel samen. Dat hangt af van of je lichamelijk niet te zwak bent, afijn, dat is een vers wat erbij komt. En daarom is dat ik ook altijd gezegd heb: mensen, begin met iets eenvoudigs, iets wat nou niet zo’n geweldig emotionele lading heeft. Want dat is bijna gedoemd om te mislukken. Je moet beginnen bij iets wat nog weinig emotionele lading heeft, maar waar je wel een heleboel omtrent jezelf opmerkt. Je komt jezelf als het ware tegen.
En je merkt ook op – dat is wat ik bedoelde met dat kwaad worden – hoe je heel slim bent in het omzeilen. Er omheen. Niet willen weten. En dan kan je dat op een bepaald moment niet meer pikt van jezelf. Dan zeg je: ja, dat. Zo gaat het altijd door.

naar boven