Amersfoort december 1983 | Zaterdagmiddag
Inleiding
[download]
Rinze heeft vanochtend een heel interessant aspect van dat totale pakket van de dwang aan het licht gesteld. En nu in de pauze hoorde ik een ander een andere kant van hetzelfde belichten.
Als je van jezelf in de gaten krijgt dat je eigenlijk vrijwel alles doet op je wil. Omdat je vindt dat het moet gebeuren, of dat je het verplicht bent, of dat je het aan jezelf verplicht bent, of dat de wereld het van je vraagt – en dat zijn er nog maar een paar uit vele mogelijkheden om jezelf te dwingen – om het leven te leven zoals je leeft.
Als je dan al in de gaten krijgt dat je dat doet, en je neemt jezelf voor om jezelf nou eens vrijaf te geven, dan is het eerste wat je merkt dat je vervalt in niks doen. En dat is natuurlijk in deze maatschappij een afschuwelijke vloek. Maar, lieve mensen, dat is de enige mogelijkheid, dat is de poort waar je doorheen moet. Dat je niks doet, dat je eindelijk die arme afgebeulde geest en lichaam die jij bent, de kans geeft om zich te herstellen.
En dan blijkt onmiddellijk dat dat heel moeilijk is, om lief voor jezelf te zijn. Dat blijkt zó moeilijk te zijn, dat een heleboel mensen komen er niet eens door. Maar op een bepaald moment keren ze op hun schreden om en hebben het gevoel dat ze van de goddelozen zijn op dit moment. En dat het toch echt anders moet – en hoe moet het dan met die maatschappij, want dan gebeurt er geen donder meer in die maatschappij… En dat vinden we wel zo vreselijk, dat we weer omkeren en teruggaan tot de slaafschap.
Dus er is een bepaalde portie moed voor nodig om tegen jezelf te zeggen: ik mag niks doen, ik mag zomaar voor mezelf uit zitten kijken. En ondanks het feit dat alle mensen om me heen zeer waarschijnlijk het gevoel hebben dat er een draadje is losgeraakt en dat die nodig ergens naartoe moet, moet je gewoon zeggen: dat sta ik mezelf nu toe. Want ik heb ingezien hoe ik ben als ik mezelf van de ochtend tot de avond dwing. Ik heb opgemerkt aan mezelf dat ik helemaal niet elk moment het leven zalig vind. Dat ik helemaal niet plezier heb om al die dingen te doen voor een ander die ik doe. Dat heb je dan allemaal opgemerkt. Maar toch, de structuur van de verplichting, van de dwang en van het zure moeten, is zo oppermachtig, dat je je daar heel wel bewust tegenover moet stellen. En dan niet op de manier van het veroordelen, maar heel consequent bij je eigen observaties blijven.
Iemand vroeg me nog: ja, hoe zit het dan met die antroposofen, die hebben een heel wereldbeeld, wat moet ik daar mee.
Je kunt er kennis van nemen. En voorzover het met je eigen ervaring strookt, heb je er misschien iets aan. Dat komt vaak voor, dat je plotseling in een of ander stelsel iets ontdekt, wat heel goed eigenlijk weergeeft wat je zelf ervaren hebt.
En ik zei dan ook: nou, je neemt er kennis van, en als er iets van je gading bij is wat klopt met jouw eigen ervaring, waarom zou je het niet. Maar je hoeft helemaal niet dat hele wereldbeeld en die hele doctrine te omarmen en jezelf weer in een S-bocht te leggen om dat dan maar goed te begrijpen. En je leven ernaar in te richten, dat hoeft helemaal niet.
Blijf bij je eigen ervaring. En doe niet alsof alle andere mensen het beter zouden weten dan jij. Want dat is heel merkwaardig, er zijn maar héél weinig mensen die bereid zijn en in staat zijn om zichzelf te vertrouwen. Dat is toch een hele malle wereld, hè, dat je eerst alle andere mensen vertrouwt, hoe ze ook mogen heten, en dan pas jezelf.
– Ja, maar zo zijn we opgevoed, want het is heel onnet om jezelf voor te laten gaan, dat mag toch niet, foei toch… Er zijn toch wijze mensen in de wereld, waarom zijn die er anders?
– Die zijn er dus om jou te beroven van het enigste wat belangrijk is, namelijk je gevoel dat jij bij jezelf bent en dat jij het recht hebt om jezelf te volgen.
– Ja, maar als je het nou fout doet…
– Nou, wat is dat nou voor ergs, dan doe je het fout, maar dan weet je tenminste, dan weet je uit eigen ervaring, eerstehands kennis, dat je het dus niet goed deed. Maar je hebt er niet omheen gemiezerd en op het gezag van een ander het af laten weten. Je neemt het risico van je eigen ontdekkingstocht en je zegt: ik zal wel zien waar ik uitkom, maar ik heb nu tenminste beet, ik ben tenminste bij iemand die ik elk moment dat dat nodig is kan aanspreken. Jezelf namelijk. En er is niets bestand tegen zelfkennis, tegen jezelf ontdekken. Daar is niets tegen bestand, godzijdank. Dat is onze laatste toevlucht, dat we bij onszelf te rade kunnen gaan. En dat we al die leermeesters en al die stellingen en al die idealen, dat we die nu eens helemaal goed vergeten. En dat we zeggen: ik zal wel zien waar ik uitkom…
‘Ja,’ is dan een opmerking, ‘maar kun je dat wel maken in deze wereld.’
Nou, dat is nu ons probleem. Maar ik wou zo vreselijk graag dat jullie allemaal zagen één ding heel duidelijk, dat je je eigen autoriteit bent. Want dan kun je aan het werk. Dan kun je zeggen: nou ja, om een living te verdienen zal ik bepaalde concessies moeten doen. Maar dat is heel wat anders, hè, als je zegt, ik moet bepaalde concessies doen. Of dat je denkt dat je heel braaf bezig bent terwijl je eigenlijk jezelf aan het afslachten bent. Dat is een totaal ander iets. Als je zegt: ja, ik moet bepaalde concessies doen, kan niet anders – maar je weet eigenlijk wat je wilt, je weet eigenlijk wat gebeuren moet. En dat is dat je jezelf vrij laat en dat je jezelf ontdekt.
Dat is een totaal andere positie dan wanneer je eigenlijk onbewust, half slapend, altijd maar braaf in het gareel bent.
Iemand zei me nog in de theepauze dat het haar zo opviel dat op de universiteit, daar zijn verschillende mensen al eenenzestig, die kunnen in de VUT, maar niemand wil in de VUT. En ik denk terecht dat ze dat niet willen, want heer in de hemel, dan gaat dat hele gareel waar ze hun hele leven ingezeten hebben, dat gaat plotseling weg. Ze zijn aangewezen op die vrouw, ja, die hebben ze al een hele tijd, maar ze kennen die vrouw niet. En nu zijn ze de hele dag thuis, dat moeten ze zich niet voorstellen.
Dat is allemaal onbewust hoor, mensen. Maar daarom zijn ze er zo bang voor, om terug te treden uit het arbeidsproces, want dat is zo bekend, nietwaar. Daar staat alles op z’n plaats, daar is voor jou gedacht en je hoeft alleen maar te voldoen aan wat je te doen hebt. En nu, plotseling, nou …
Want dat is geen economische kwestie. Als je de VUT ingaat, dan heb je echt nog wel een inkomen waar je niet van hongeren hoeft.
Zie je nou, aan alle kanten – als je dit echt een keer gezien hebt, dan zie je aan alle kanten dat de hele maatschappij gebouwd is op een mythe. Het is gebouwd op de mythe van voldoen aan de eisen. En wat is die eis. Die eis is dat die samenleving – dat woord ‘samen’ kan ik er beter uithalen, tegen elkaar leven – in gevaar komt. Daar zijn al die dingen op gebaseerd. Maar ze houden helemaal geen rekening met jouw probleem: met het probleem van de mens, de mens die bestemd is om vrij te zijn, volmaakt vrij. Die van binnen uit, van moment tot moment , zou kunnen doen wat hij of zij te doen heeft. En wat niet zijn buurman of zijn buurvrouw te doen heeft.
Dat is de andere kant van dit hele complexe probleem, dat wij eigenlijk, zonder het te weten, zonder het te willen, sjabloon-mensen zijn. En dat het zelfs bevorderd wordt om sjabloon-mens te zijn, want dan voldoe je, dan is er op jou te rekenen. Maar niet als je jezelf bent, dan ben je onberekenbaar.
Dus je moet er gewoon vanuit gaan dat het proces waar het op aankomt, door niemand en niets gewaardeerd wordt. Integendeel, men voelt je als een bedreiging. Maar dat hoort erbij. En je bent ook voor jezelf een bedreiging, je bent namelijk een bedreiging voor die sjabloon-mens, die geworden is tot wat hij geworden is. En die niet in de gaten heeft dat hij zichzelf dag in dag uit de das om doet. En dat hij geacht wordt naarmate hij zich beter de das om doet, want dan is hij berekenbaar en niet meer onberekenbaar.
Dat is hele malle een situatie. Mensen die afwijken stoppen we in een instituut, in de inrichting. Dat is niet zomaar.
En als we zo een poosje doorgaan, dan komen we inderdaad uit bij wat Erik Erikson in dat grote rapport heeft opgemerkt – dat was aan het einde van de Vietnamoorlog, op verzoek van de regering – hij zei: nou, over een jaar of dertig dan hebben we op iedere Amerikaan twee psychiaters nodig. Daar gaan we naartoe als we op deze manier doorgaat.
Het is gewoon heel verstandig om vandaag te zeggen: ik houd ermee op, ze kunnen allemaal de boom in. Ik wil leven. Ik wil gewoon een gevoelig, plooibaar, desnoods hartstochtelijk, liefdevol mens kunnen worden. En ik moet daar de situatie voor scheppen.
En dat is de meditatie, waarin je de situatie schept dat dat proces, wat zich in jou voltrekken kan, zich voltrekken zal. En ik ben er diep van overtuigd dat als wij de moeite nemen om de situatie te scheppen waarin het gebeuren kan, dat het dan gebeurt.
Ik herinner me daarbij een uitspraak van Angelus Silesius, een grote mysticus van de vroege middeleeuwen. Hij zegt: als je leeg bent is het onnoembare jouw vervulling.
Dat is een heel groot vertrouwen, wat die man daar uitspreekt. Je vindt het telkens terug in de geschiedenis van de mensheid, die uitspraken van mensen die op de een of andere manier de moed hadden om hun weg te gaan. En die dan ontdekken dat ze eigenlijk nooit weggeweest zijn uit die onvoorstelbare verrukking van het leven. En die daar op allerlei manieren [van getuigen]: de soefi dichters, ontroerend, poëtisch; de oud-joodse rebbes, heel moeizaam en heel diepgaand; de boeddhist die zegt: hij is waarlijk verlicht die zijn gedachte kan zien opkomen en kan zien verdwijnen – een ander facet van precies hetzelfde. En Lao Tse zegt: de Tao wat uitgesproken kan worden is de Tao niet, Tao is Tao. Weer een andere kant van hetzelfde.
Al die uitspraken wijzen eigenlijk maar op één ding, en dat is dat je het doen moet, dat je er niet mee wachten moet, dat je gewoon je gang moet gaan. En dat niemand het recht heeft, maar dan ook niemand, om te zeggen dat je het goed doet of niet goed doet. Het enige waar het op aankomt – dat woord is ook van de Boeddha – is dat je op weg bent, dat je bezig bent, dat je doet. Het resultaat is volmaakt onbelangrijk, maar dan ook volmaakt. Dat je iets doet, daar komt het op aan.