Toespraak voor febr./maart 2021
Eefde december 1989 | Maandagmorgen
Inleiding
[download]
Iemand zei mij dat hij graag zacht wilde worden. En ik vroeg toen: ‘Kan dat, kun je zacht willen worden?’
Dat iemand zoiets zegt, hangt samen met een heel leven. En ik denk dat dat voor ons allemaal geldt. Dat we allemaal denken dat we iets kunnen wat we van te voren hebben vastgesteld.
Dit is een heel essentieel iets. In een zakelijk opzicht kun je inderdaad iets vaststellen en dat uitvoeren. Maar als je zegt ‘ik wil zacht worden’, dan heb je te maken met een levend organisme – dat ben je nu in dit geval zelf. En alle levende organismen kunnen alleen maar zichzelf voltooien. Daar kun je niet van buitenaf iets mee gaan zitten doen. Zoals wij normaal leven, doen we dat altijd.
We doen het ook in de meditatie. Nu daarnet – ik belde en iedereen komt vanuit grondeloze diepte omhoog en sliep nog een beetje door. Dat is natuurlijk geen meditatie, dat is jezelf weggeven ergens naartoe. Het is geen wakkere staat.
En gisteren, in het gesprek over die observatie van Danny, toen zei Diana op een bepaald moment: ‘Ja, dat je uit zo’n complete toestand eigenlijk terugvalt naar je oude staat van doen, komt omdat je altijd in de beweging bent.’[1]
En ik luisterde zo smal gericht, dat ik niet opving wat ze bedoelde: dat we eigenlijk altijd bezig zijn. Want dat was inderdaad precies juist. En toen zei ik daarna: ‘Ja, maar het ligt nog eenvoudiger,’ maar ik had niet goed geluisterd, waarvoor ik je nog wel mijn verontschuldigingen aanbied.
Dus aldoor is er aan de hand dat we niet leven, maar dat we volgens een gedachte, volgens een principe, volgens een voornemen, vegeteren eigenlijk. Want dat is passief. Als je ergens achteraan gaat, als je niet op het moment opmerkt wat er steeds plaatsheeft – wat mij dus overkwam in dat gesprek – en wat iemand die zacht wil worden niet in de gaten heeft, dat je dan natuurlijk juist níet zacht wordt.
Wat wil dat eigenlijk zeggen, ‘zacht zijn’. Zacht zijn betekent plooibaar zijn, betekent mee kunnen gaan, betekent elk moment kunnen wijzigen. Want je gaat natuurlijk altijd in een bepaalde richting, dat is duidelijk. Maar al opmerkende, ga je naar een andere richting.
Ik heb het toen ik lesgaf in ontwerpen, zo vaak gemerkt, een student heeft iets in het hoofd en dat wil hij maken. Maar terwijl hij bezig is, ontstaat er iets wat veel leuker is dan waarmee hij bezig is. Als je daar dan als docent langsloopt en je ziet daar iets gebeuren wat heel goed is eigenlijk, en je gaat verder en je komt er na een poosje weer langs en je ziet dan dat het verknoeid is en je vraagt dan aan zo iemand: ‘Waarom doe je dat nou,’ dan zegt hij: ‘Ja maar, dat wou ik maken…’
Dan zeg ik: ja, maar wat ik daarnet zag was véél interessanter…
Dat is precies hetzelfde. Terwijl je bezig bent – en dat geldt ook voor de oefening – terwijl je bezig bent, kun je zo wakker zijn dat je opmerkt wat er gebeurt. Want misschien ben je er al – dat overkwam Danny eigenlijk ook.
Maar het is iets volkomen onbekends voor ons, dat iets zomaar goed is, in verhouding is, dat er niets meer aan hoeft te gebeuren.
De hele maatschappij, de hele opvoeding, alles is gericht op moeizaam, noest – noest vooral, dat is een mooi woord: ‘noest werken’, ‘noest bereiken’, ‘noest iets worden’, alsof je niet al iets bént. Maar al die duizenden, miljoenen arme kinderen, die altijd nog maar iets moeten worden, terwijl ze al iets zijn. En dat betekent dus dat dat wat ze zijn, eerst goed vernietigd moet worden, voordat ze dan iets kunnen worden. Dat is onze opvoeding, dat is onze achtergrond, dat is ons verleden. En niet alleen nu, maar dat is al eeuwen aan de gang. En daarom is meditatie zo’n fundamenteel iets. Dat breekt hier eigenlijk volkomen mee, als het lukt.
Maar meestal oefenen we eindeloos door op dezelfde manier, proberen we ook iets te bereiken, wat het ook mag zijn. De ene wil verlicht worden, de ander wil zalig worden, de derde wil heilig worden, de vierde wil bevrijd zijn van de hoofdpijn. Enzovoort, enzovoorts. En we merken niet op wat er aldoor gebeurt. Aldoor is de complete toestand, om zo te zeggen, binnen handbereik. En we hebben aan alle kanten gehoord ‘het is moeilijk’, dus we denken dat we een hele lange, lange tocht moeten ondernemen. En meestal is dat dan natuurlijk ook erg moeilijk en heel zwaar. Des te meer glorie als je dan aankomt.
Maar mensen, zo zit het niet. Het is eenvoudig opmerken wat er gebeurt, met jezelf, met een ander, in de wereld. Niet alleen met mensen, maar met alles wat je ontmoet. Of het nou een potlood is of een auto, of een tafel of een stoel of je bed, het verdient allemaal respect, het verdient allemaal aandacht.
Het is een van de meest schrijnende dingen die ik gehoord heb, dat er in India gezegd wordt van een yogi ‘hij is zo onverschillig als een yogi’. Dat is in India een staande uitdrukking. Terwijl de yogi het hoogste menstype is. Maar daar wordt toch van gezegd ‘zo onverschillig als een yogi’. Maar dat zegt wel wat.
En alle jaren dat ik bezig ben, heb ik deze dingen gezegd, maar ik zie de mensen rustig doorkachelen in dezelfde richting, ze willen iets. En ik ben er diep van overtuigd dat je alles wat je echt wilt, bereik je ook. Maar wat je niet beseft, is dat je iets fundamenteels dan vernietigd hebt, kapot gemaakt, willens en wetens. En daar heb je eigenlijk het recht niet toe.
Dat de wereld is zoals hij is, met ecologische rampen, met milieurampen, met tekorten, met armoe, met gebrek, het zit hierin. We hebben gedacht dat we alles maken konden zoals wij dachten dat het goed is. Maar dat blijkt niet zo te zijn. Dat is in het groot. We hebben gedacht dat we volgens economische of volgens politieke systemen de zaak goed konden regelen. We hebben alleen één ding vergeten: de mens die het doen moet.
Zoals Dürckheim opmerkte toen hij in een heel perfect, modern ziekenhuis kwam, waar de directeur-arts hem vertelde hoe geweldig het allemaal was, met alle machines die er waren. En dat hij toen aan het eind van het gesprek zei: “Ja, het is erg jammer, in dat hele systeem wat u noemt ontbreekt iets, en dat is de zieke mens…”
De mens was daar gedegradeerd tot een geval wat opgekalefaterd moest worden, maar dat waren geen mensen, dat waren gevallen. En zo gaan wij eigenlijk met elkaar om. En we zíjn natuurlijk geen gevallen, we zijn ménsen. En dat kun je in de kleinste dingen opmerken. Iemand die een heel geweldig spiritueel leven leidt en zijn huis verwaarloost, daar deugt iets niet.
En zo, we zijn allemaal maar bezig en we denken allemaal: als dát nou maar in orde is of dít nou maar in orde is… Maar mensen, zo is het niet, alles moet in orde zijn, jouw totáál. En je totaal, dat kun je alleen maar beleven. Maar wat betekent dat in feite – en dat ís meditatie – dat je óók voor jezelf als bewustzijnsgegeven zo’n respect hebt, zo’n eerbied hebt, dat je de moeite neemt om naar jezelf te luisteren. Om jezelf waar te nemen en om geduld met jezelf te hebben. En zoveel van jezelf te houden, dat alles wat je wilt en wat je nog niet gedaan hebt en waar je jezelf over beschuldigt, een beetje ruimte krijgt. Dat je ook tegen jezelf kunt zeggen: dat is niet erg, ik ben op weg, ik probeer het.
Dat is het enige wat je zeggen kunt: ik probeer het… Maar niet als een wrede, strenge censor altijd jezelf in het gareel houden – terwijl dat gareel juist nergens naar lijkt. Het is al erg genoeg dat je in de maatschappij in een gareel gehouden wordt. Maar doe het dan ieder geval jezelf niet aan. Laat jezelf de vrijheid om je te ontplooien, om te rijpen. Hoe wil je ooit kinderen opvoeden als je jezélf niet eens kunt respecteren, wanneer je niet aan jezelf kunt ervaren dat er nog zóveel is dat aan de beurt moet komen, wat aandacht van je vraagt, terwijl jij met één gedachte doorrent…
Als deze wereld, waar we, denk ik, met recht en rede bezorgd om zijn, weer zijn bedding zou kunnen vinden, wanneer die niet echt definitief verknoeid is door ons eigenwijze maakwerk, dan kan dat alleen als we onszelf, die wereld die wij zijn, aan zijn bestemming laten toekomen. En ik denk dat we dan niet veel ingewikkelde systemen nodig hebben en therapieën. Dat dat allemaal niet nodig is als we wezenlijk op onszelf ingaan en niets buiten sluiten. De wijze waarop we de dingen die ons zijn gegeven gebruiken, de mensen die we ontmoeten behandelen. Ik denk dat er dan 99% in orde is. En dan kunnen we over die 1% nog een keer praten.
Maar het is zo, dat als je jezelf niet volledig leert kennen, kun je een ander ook niet kennen. Als je niet van jezelf houdt, kun je niet van een ander houden. Een ander kan je wel iets schenken wat heel fijn voor je is, maar daar blijft het dan bij.
Maar een ander volledig laten wat hij is, niet iets van hem verwachten. Want wat we nooit beseffen is, dat als ik iets van een ander verwacht, dan induceer ik daar iets wat niet van die ander is. En ik hoef het niet eens uit te spreken, maar het gebeurt gewoon. En wie geeft mij het recht om iets te verwachten… Dat vinden we heel gewoon. En we gaan zelfs nog een stapje verder, als die ander niet aan onze verwachting voldoet, zijn we boos. Hoe halen we het in onze hersens!
Zo zit de wereld toch in elkaar.
Je moet eens bij jezelf opletten, als je iemand ontmoet, hoe je dat doet. Kan die ander echt tot je komen, of moet hij ergens aan voldoen? En ben je je er van bewúst dat hij ergens aan moet voldoen. Want daar begint het mee.
We hebben hele dikke boeken over de liefde, maar dit basale gegeven ontbreekt daar heel vaak. Kun je de ander zomaar zoals hij is – die ander mag best gebreken hebben, waarom zou hij dat niet mogen hebben, hij mag best een gezicht hebben wat naar jouw gevoel niet mooi is. Waarom zou hij dat niet mogen?
Wat je je dan niet bewust bent is, als je een ander met voorwaarden tot je laat komen, want dat doen we, dan zit daar al het begin in van dat je met die ander geen goed contact zult kunnen hebben. Want het betekent dat je die ander door een smalle spleet binnenlaat. En dat recht heb je eigenlijk niet. Wie geeft jou het recht om iemand door een spleet binnen te laten komen?
En het akeligste is dat je niet merkt dat je dat doet. En daar zit natuurlijk een hele riedel achteraan. Want dan ontmoet je iemand niet en dan is het contact dus al van het begin af aan gebrekkig, nou ja, en er is niet veel fantasie voor nodig wat daar dan allemaal achteraan zit. Het is nog een wonder eigenlijk dat mensen echt van elkaar af en toe kunnen houden. Dat is echt een wonder.
Dus of je nou op je bankje zit of op je kussen, of dat je de wc schoonmaakt, de wijze waarop je het doet, die is doorslaggevend. Als je niet met dezelfde liefde de wc schoonmaakt als dat je op je bankje zit, dan is er iets mis.
Meditatie is een veel intensiever iets dan jullie ooit kunnen beseffen. Als je niet hetzelfde respect hebt voor die, naar onze ogen, ondergeschikte dingen, als voor wat wij dan noemen ‘geestelijke waarden’, dan deugt er iets niet.
De wereld is zo – en dan bedoel ik de schepping – wonderbaarlijk mooi en zo adembenemend groot, onbekend. Maar wij hebben er een ingewikkelde machine van gemaakt. Maar het is geen machine, alles leeft. Of het nou mineraal is of een plant of een dier, een mens, het is allemaal in die hele, hele grote reis, waar we nog nauwelijks iets van afweten, nauwelijks. En ik denk dat we in de eeuw zijn dat we de resultaten van onze arrogante eigenwijzigheid thuisgestuurd krijgen. Dat het woord ‘eerbied’, ‘respect’, weer terug zal moeten komen in ons woordenboek. Niet voor de kerk of voor de meditatie, maar voor je hele leven.
Dat je je onzinnige haast om iets te bereiken vergeet, dat je zó onder de indruk bent van alles wat er is. Dat je stilstaat bij het feit dat aan je eigen lichaam miljoenvoudig allerlei werkingen zijn. Je haren groeien, je nagels groeien, al die organen zijn op elkaar afgestemd – als jij er tenminste niet eigengereid in rond hannest – je spieren zijn precies afgestemd, je beenderstelsel is precies goed, je hart klopt uit zichzelf, stofwisseling heeft plaats. En dat gaat allemaal vanzelf – als jij tenminste niet op een of andere gekke manier daar ingrijpt.
De planten groeien vanzelf – als wij niet maken dat het onmogelijk wordt, als we er eens een beetje met onze vingers afbleven. Dat is heel duidelijk. Maar dat we met onze geestelijke vingers onszelf mismaken, dat ontgaat ons.
Sta er eens bij stil mensen, het is zo evident. Het is eigenlijk heel gek dat ik dit moet zeggen, terwijl het zo duidelijk is.
Ik zou hier echt niet hoeven te zitten als dit echt duidelijk was. Dan wees dat leven zichzelf, voor ieder van ons, en ieder op zijn wijze. Dan zouden we voor het eerst individuen worden, unieke mensen – wat we eigenlijk in wezen zijn. Maar wat we doen, is dat we onszelf verfomfaaien tot sjablonen. En dat doen we zelf. Dat wordt ons wel van buiten aangereikt, maar we doen het zelf. Want we willen ook sjablonen zijn, gerespecteerde sjablonen.
En meditatie is dat ontdekken. En natuurlijk daarnaar handelen, dat spreekt vanzelf. En als je dat probeert, merk je dat het aan de ene kant vanzelf gaat, en aan de andere kant dat je tegen een muur aanzit van vooroordelen. In de eerste plaats bij jezelf, maar ook natuurlijk buiten jezelf. Maar wanneer je beseft dat je dus ten eerste te maken hebt met het vooroordelen in jezelf, dan zul je heel mild zijn met het vooroordelen buiten jezelf, in de gemeenschap, in het dagelijks leven met anderen. Want die zijn natuurlijk niet zo veel anders als jij bent. Dan heb je ook het geduld – als je al het geduld hebt om bij jezelf al die vooroordelen langzaam écht te zien en daardoor te laten oplossen – dan zul je ook bij anderen heel voorzichtig kunnen duidelijk maken waar het ook voor die ander om gaat.
Dan heb je dus niet een felle overtuiging, want je bent op vaste grond, je bent in contact met jezelf. En dat betekent in contact met de wereld. Van daaruit probeer je te leven. En alles wat je tegenkomt, heeft bij voorbaat jouw eerbied, heeft bij voorbaat jouw respect.
En dat je ziet hoe de misvormingen hebben plaatsgehad – zoals ze bij jouzelf hebben plaatsgehad. En dat wekt geen verontwaardiging en geen boosheid, maar dat wekt deernis.
En je vraagt je af: wat kan ik daaraan doen. En dan merk je dat het heel weinig is, wat je kunt doen. Maar dat hele kleine beetje wat je kunt doen, dat moet je dan ook doen.
Dat maakt je leven heel eenvoudig. Het zal nooit de krant halen. Wees blij. Het is het grote werk, wat zich in het verborgene afspeelt. De relatie tot de ander, de relatie tot alle dingen die tot jouw verantwoording horen. En op het moment dat je iets ontmoet, behoort het tot je verantwoording, dat is duidelijk. Zo is het leven.
En dan word je ook voorzichtig om je dingen toe te eigenen, want zeker dat wat je je toeëigent, daar heb je zéker verantwoording voor. Het voedsel wat je tot je neemt, dat dat goed verteerd wordt, dat je niet meer neemt dan je lichaam nodig heeft. En van alle dingen die je hebben kunt, daar word je dan voorzichtig mee. Want je zult al gauw merken dat als je teveel neemt, dan ben je een slaaf van dat teveel. Dan moet je daar ook voor zorgen. En al die tijd die je daaraan doorbrengt, kun je niet doorbrengen aan het wezenlijke, waar je mee bezig bent.
Het is heel simpel, zo is het. De wereld rent door, steeds meer, steeds meer, steeds meer… Totdat het op is. En dat komt een beetje in zicht, dat het op is. En dan is natuurlijk alles in zak en as.
Maar je kunt er vandaag aan beginnen, aan je eigen leven. En je zult zien dat je een bron aanboort die onuitputtelijk is. Die bron die nog niet vorm heeft aangenomen, die eigenlijk de oorsprong is van de hele schepping.
En dat kan door een heel eenvoudig, eerbiedig leven te leiden. Altijd weer. En daarvoor hoef je aan niemand verantwoording af te leggen, dat toont zich aan jezelf, heel duidelijk. Daar hoef je geen boeken voor te lezen, daar hoef je geen cursussen voor te volgen. Dat toont zich aan jou zo als het is.
Gesprek (fragment)
– A. : Als je nog verwachtingen ten aanzien van jezelf hebt, impliceert dat niet dat je dan eigenlijk niet van jezelf houdt. Want dan bent je niet goed zoals je bent.
– Maarten: Ja, zo zou je het kunnen zeggen, ja.
– A.: Voor mijn gevoel is dat een van de moeilijkste dingen, om van jezelf te houden.
– Maarten: Blijkbaar wel, ja. Dat is dus je hele opvoeding en dat is de hele maatschappij zoals die in elkaar zit. Die hele toestand. En daar moet je jezelf in ontdekken. Je moet dus ontdekken dat je weliswaar deel hebt aan die maatschappij en dat je er ook verantwoording in hebt, maar dat er een andere verantwoording is die eigenlijk veel eerder is. En dat is de grote uiteenzetting. Dat je gaat ontdekken: kijk eens, die eerste verantwoording, daar moet ik niet aan voorbij gaan. Die andere verantwoording blijft, maar die komt in een heel ander perspectief te liggen, als je aan die eerste verantwoording bent toegekomen.
De eerste grote uiteenzetting met ‘wie ben ik eigenlijk, als ik alle verwachtingen, alle moetjes, alle wenselijkheden, als ik die er nou eens allemaal af strip – als ik dat zou kunnen – wat blijft er dan over’. En dan is het vaak zo dat je ontdekt, als dat allemaal weg is, is er niks.
Dus dan krijg je de eigenlijke vraag ’ja, is er dan niks, als ik dat allemaal wegdoe’. Als je dat kunt, dan begint het pas eigenlijk. Maar zoals we zijn en zoals de maatschappij reilt en zeilt, wordt die vraag ‘wat blijft er over, als je dat nu eens allemaal aan de kant schuift’ gewoon niet gesteld.
– B.: Maarten, je had het vanmorgen over de liefde voor je lichaam en de liefde voor de dingen, maar ik merk dat ik dat in mijn gewone leven haast niet op kan brengen. Alleen, af en toe, als ik stil ben, dan krijg ik een gevoel voor mijn lichaam en een gevoel voor de dingen om me heen en dan kan ik ook dankbaarheid voelen. Maar in mijn dagelijkse praktijk heb ik daar niks aan, dan verslind ik gewoon een boterham.
– Maarten: Maar het is al een heel ding als je dat bewust maakt. Als jij stilte-momenten kent, waarin het heel vanzelfsprekend is dat je in een goede verhouding, een menselijke verhouding staat tot alle dingen om je heen, dan weet je dus dat er een andere toestand is. Al kun je er op dat moment niet bij en al kun je je op dat moment bewust zijn dat je, neem maar het voorbeeld, dat je die boterham verslindt. Maar het kan ook zijn dat je een ander mens verslindt. En dat is toch de enige weg. Je kunt nooit iets overslaan. Dat voorwerk, dat werk vooraf, dat moet gewoon gebeuren. Dat je bewust maken van hoe je doet. Dat is gewoon nodig.
En daar zit iets heel grappigs bij, Een heleboel mensen denken dat het besef van wie je bent zo uit de hemel komt vallen. Maar zo is het niet. Daar is een heleboel inspanning voor nodig, een heleboel strijd en een heleboel verdriet. Dat is onvermijdelijk. Dat hoort erbij. Het is zoals het is.
En nou is het al een heleboel dat jij dus ervaren hebt dat als je stil bent, dan heel vanzelfsprekend je relatie met de wereld in orde is. Maar dat andere is blijkbaar nodig om die hele taaie erfenis door te komen. Dat is onvermijdelijk. Het komt dus niet door goede werken, maar alleen door bewustworden.
[1] Zie het gesprek van zondagmiddag.