Het verleden loslaten

Toespraak voor juni 2021
Eefde december 1988 | Zondagmorgen

Inleiding
[download]
Maarten Houtman, met naast zich de Uher recorder, waarmee hij de sessies opnam. Foto Jan Bank.

Ik heb al een heleboel keren gezegd – niet deze keer, maar al de keren daarvoor – dat wij vertegenwoordigers zijn van een reis van duizenden jaren door de tijd. Dat is iets wat maar heel langzaam tot je doordringt. Want je ervaart jezelf toch eigenlijk als een ééndagsvlieg – van geboorte tot dood, dat is een ééndagsvlieg. Maar zo is het niet.
Je ervaart jezelf als die en die, met die naam, daar en daar wonend, soms op reis, maar toch als iets wat vastligt. En we vinden het ook vertrouwd als we daar blijven waar we zijn, als er niet teveel gerommeld wordt in ons leven, als alles een plaats heeft en de mensen om ons heen ook op hun plaats blijven. Dat is het prettigste.
En daar blijkt ook uit, onder andere, dat wij niet beseffen dat we duizenden jaren oud zijn, misschien zelfs wel miljoenen jaren – de wetenschap is daar nog niet zeker over, maar op die afstand maakt duizend, duizenden en miljoenen, niet uit.
Maar in ieder geval het gevoel hebt dat je een vertegenwoordiger bent van een doorgaande beweging. En dat je toevallig nu hier bent, hier in Eefde, hier in dit leven.

Waarom is het zo belangrijk om dat te beseffen? Omdat zolang je in die vertrouwde besloten wereld blijft – of je nou geloof hebt of geen geloof hebt, dat maakt niet uit – zolang je in die kleine besloten wereld bent, kun je niet kijken, kun je niet luisteren, kun je niet ervaren. Dan ben je net als een vlieg die over een oppervlak kruipt en elke keer als hij wat tegenkomt, meent iets gezien te hebben. Pas als hij opvliegt, ziet hij dat er veel meer is, heeft hij overzicht, ziet hij de dingen in hun verband.
En wij moeten dus opvliegen, wij moeten overzicht krijgen. Want dan pas worden verbanden duidelijk. 

We moeten dat zenuwachtige – als je wel eens op een vlieg gelet hebt, zoals hij over een oppervlak heen beweegt, telkens even ergens aan zuigt, aan proeft, en ook hoe alert een vlieg is, dan heb je een heel goed beeld van zoals wij ons gedragen. We komen het ene tegen, we komen het andere tegen, we komen weer wat anders tegen, we komen weer wat anders tegen, en dat geeft ons een sensatie van leven. Maar dat is een leven zonder verbanden, althans niet die verbanden die er op aankomen. Want we kennen natuurlijk allemaal verbanden, met elkaar, met de dingen, het huis waar je woont, daar heb je een verband mee. Maar dat is allemaal van dat vliegenbestaan. 

En in dat vliegenbestaan, dat kruipende vliegenbestaan, daar heb je natuurlijk telkens dat je bij de één komt en bij de ander weggaat, en dan is er een heleboel sores, dan is er een heleboel verdriet en soms is er jaloezie, afijn, eindeloos veel verschuivinkjes. Maar het is allemaal mini-, mini-, minimaal. En het raakt niet aan de verbanden, aan de eigenlijke verbanden, die eindeloos zijn, zó eindeloos, veel, groot, diepgaand…

[stilte] 

Het is natuurlijk duidelijk, dat zolang je die verbanden niet ziet, niet ervaart, niet voelt, niet beleeft, dan ben je helemaal afhankelijk van de situatie, van de omstandigheden, van alles wat je gewordt. En daar ben je ook je hele leven mee bezig, je bent hier, je wilt daar naartoe, je hoort dit en je gaat weer die kant uit en van die kant ga je weer naar de andere kant uit. Afijn, je bent bezig, aldoor maar bezig… Je adem is er onrustig van, energie kan niet goed stromen en je lichaam is gespannen – denk maar aan die vlieg, die zenuwachtig beweegt.

En daar hebben we héél veel ingewikkelde theorieën over gesponnen en therapieën zijn er gekomen. We zijn erg knap geworden, we zeggen: als die vlieg díe beweging maakt, dan moet je opletten, want dan kan hij ook nog díe beweging maken. En zo gaan we door.

Maar het is allemaal eigenlijk in een wereld die … ja, hij bestaat wel, maar hij is er eigenlijk niet. Want hij heeft zo weinig te maken met de wereld die wezenlijk de evolutie bepaalt – ik zeg het fout: de wereld die in evolutie is. Want de evolutie is een experiment. Dat is het makkelijkste wat ik tegen jullie zeggen kan, anders denk je weer aan iets wat van te voren geregeld is. Zo is het niet. Het is een wetmatig experiment, een experiment waarin wetten gelden. Maar waar ze op uitlopen is nog onbepaald. 

En zoals wij denken en voelen, kijken we naar het verleden en zeggen dan: achter onze rug gaat nu dát gebeuren.
Zo leven wij, we kijken naar het verleden en dan zeggen we: achter ons gaat dát gebeuren. De topwetenschap heeft nu ontdekt dat dat niet opgaat, dat dat dwaas is, dat je dat niet weet. En de hele grote religieuzen uit de geschiedenis hebben hetzelfde gezegd, in een taal die toen zinnig was, in formules die toen begrepen konden worden. Ze hebben het niet zo gezegd als ik het nu zeg, maar voor jullie is dit waarschijnlijk duidelijk, dat je naar het verleden kijkt en dan zegt: nou  gaat er daar wat gebeuren.

[reactie dat het niet duidelijk is]

– Maarten: Niet duidelijk? Maar zo werkt jouw bewustzijn. Daar zie je wat gebeuren, dat ken je, het verleden ken je, je kunt weten wat er gisteren gebeurd is. En nou is het zo dat de toekomst uit dat verleden voortkomt, want jij kent niet meer dan dat verleden. Ja?

Dus het is van vitaal belang, van levensbelang, van méér dan levensbelang, dat je het verleden loslaat. Dat je al die miljoenen dagen – misschien zijn het wel miljarden dagen – dat je bewustzijn al op weg is, gevormd, gekneed, verbijzonderd, door alles wat er gebeurd is, dat je dat loslaat. Dat is verleden tijd – verleden-tijd, dat-is-niet-meer, dat-is-niet-meer, dat-is-dood. En jij bent levend.

Er staat in de bijbel: ‘Laat de doden de doden begraven.’ Dat is een heel merkwaardige uitdrukking. Daar staat niet: laat de levenden de doden begraven. Maar wat wij doen, is dat de levenden de doden begraven. 

Het is belangrijk dat je je, met dit wat ik nu zo eenvoudig mogelijk aan jullie voorleg, uiteenzet. Dat dat iets in je leven is waar je toe terugkeert, op elk moment dat dat kan. Opdat je je bewust bent, en steeds meer bewust wórdt, hoe je bewustzijn werkt.
Want het is een groot wonder, dat het bewustzijn zich bewust kan worden van zichzelf. Dat vermogen heeft de mens. We hebben er nog maar heel weinig gebruik van gemaakt, maar dat vermogen heeft de mens.
Als je het technisch bekijkt – en dat is echt niet zo belangrijk – dan is het die rechter hersenhelft die nog helemaal maagdelijk is. En daar moeten verbindingen tussen links en rechts komen. Dat is op het ogenblik nog veel te weinig, veel te klein.
Die verbindingen worden gelegd, als jij je bezig houdt met de essentie. Dan worden die verbindingen gelegd, dat is een wonder… We maken er alleen geen gebruik van.
Want we zijn in ons vliegenbestaan bezig met het onmiddellijke wat voor overmorgen is: Zullen we rijst eten of aardappelen. Of zullen we die cursus doen of die cursus. Of hoe kan ik mijn pijn ontlopen, hoe kan ik mijn verdriet kwijtraken. Dat is allemaal van het vliegenbestaan. 

Kijk, de evolutie gaat wel door, of we meewerken of niet. Of we onszelf verstikken in het milieu of niet. Of we elkaar uitmoorden of niet. De evolutie gaat door. Maar ieder van ons is eigenlijk iemand die in staat is om die evolutie te helpen. De evolutie bij te staan op een menselijke manier, dat wil zeggen, met de capaciteiten die de mens heeft gekregen. En het aller kostbaarste daaruit is ons vermogen om ons bewust te worden.
Dat vermogen moeten we gebruiken. We moeten niet, zoals in de bijbel staat, onze talenten in de grond stoppen, we moeten ze gebruiken. 

Maar je talenten kun je alleen gebruiken, als je je bewust bent waar het om gaat, waar ze voor dienen. Want je kunt die talenten ook gebruiken dat ze destructief zijn. Dat hebben we bijna altijd gedaan, gezien onze wapenarsenalen… Maar dat kwam eigenlijk omdat we niet wisten waar het om ging.
En de tijd dat we devoot gelovig konden zijn, zoals in de middeleeuwen, die is voorgoed voorbij. Dat kan niet meer, want de evolutie is verder gegaan, met of zonder onze toestemming.
De middeleeuwen kende dat nog, dat geloof dat er iets groters was wat je niet kende en waar jij deel van was. Vandaar ook dat veel kunstwerken uit die tijd geen signatuur dragen. Dat was een beetje dwaas, waarom zou je daar opzetten: dat heb ik gemaakt. Je was toch in dienst van het geheel…
Kijk maar eens naar tegenwoordig. Als iemand een zucht heeft gedaan, ondertekent hij het gauw. Zo is het toch?
Dat is niet slecht, dat hoort erbij. Maar w
e moeten wel verder.  We kunnen dus niet meer terug naar het devote geloof. We zullen nu moeten weten, moeten ervaren, moeten voelen, moeten leven, in het grote verband – het grote verband wat er is, dat hoeven we niet te maken, dat is er. Alleen, we moeten er ons bewust van worden dát het er is.
Dat kan alleen maar als we eerst het vliegenbewustzijn loslaten. Dus al die vele, kleine, minuscule, belangetjes en tegenstrijdigheden, en afijn, eindeloos. Daar kun je natuurlijk ontzettend ingewikkeld over doen en je kunt allerlei theorieën hebben, over een hoger zelf en een lager zelf en… Nou ja, eindeloos.

Het is veel eenvoudiger. Je bent een levensverschijnsel op weg. En je hebt dat geweldige geschenk gekregen dat je je bewust kunt worden. Nou is de enige vraag, echt de énige vraag: wat kan ik daaraan doen dat ik bewust word.
We hebben lang genoeg met elkaar gestoeid, om te weten dat je dat niet kunt willen. En ik hoop dat we lang genoeg gestoeid hebben, dat jullie beseffen dat je het niet kunt bedenken. Helemaal níet. Dat jullie ook beseffen dat je het niet kunt te weten komen uit het verleden. Het verleden is dood. 

Dus dan is de enige vraag, want dat volgt daaruit: hoe kan ik zo leeg worden, zo ruim en zo stil, dat het grote verband tot mij door kan dringen. Daar valt dus niet aan te manipuleren en te leren en… Dat kan niet, dat is allemaal van het verleden, dat is allemaal…
Het enige is dus: leeg worden, stil zijn, vernemen – vernemen komt niet van luisteren, luisteren is nog te gericht. Vernemen komt van de andere kant, van de grote aanwezigheid. Die we wel eindeloos veel namen gegeven hebben, maar het slaat eigenlijk nergens op. 

En dat we daar geleidelijk aan gevoel voor krijgen. Dus niet als een resultaat om te bereiken: leeg zijn, stil zijn, maar als iets wat vanzelf in je zich voltrekt, als je de goede aandacht hebt. Als je jezelf dus niet meer hoeft te dwingen om hiermee bezig te zijn, maar omdat je heel diep in je hart voelt: hier gaat het om…
Je bent je tevens bewust van je haastige, kortzichtige, kleine, wriemelende, leven wat je leeft. En je beseft dat dat blijkbaar zo is, dat is een noodzakelijkheid blijkbaar. Maar je hebt een vermogen om, ondanks dat, met dat andere bezig te zijn. Niet omdat het verheven is, niet omdat het mooi is, niet omdat je er beter van zult worden, maar gewoon uit interesse – zoals het ook met je is als je zonder dat je er iets aan gedaan hebt plotseling van iemand houdt. Zo! En dat je ook heel diep beseft dat je er ook niks uit over kunt houden, kunt vasthouden, kunt verkrijgen, kunt, nou ja, kunt verhandelen. 

En dat die grote aanwezigheid, die alles bevat, in jou ook aanwezig is – je bent je er niet bewust van, maar hij is in jou aanwezig. Je bént er van. Je moet je alleen omdraaien en toelaten. En al het andere – dat staat ook in de bijbel, een heel merkwaardig boek: als je de liefde hebt, of de liefde bént, liever gezegd, wordt al het andere je toegeworpen. Daar hoef je je niet voor in te spannen, dat komt op zijn tijd. 

Zoals wij leven, rukken we voortdurend aan het stengeltje, omdat we ongeduldig zijn. Dat gaat niet. Het enige wat nodig is is dat je die kant uit leeft, denkt, voelt. Als jij ernaartoe gaat, komt het je tegemoet. En zoals wij leven, leven wij met onze rug er naartoe en roepen naar de hemel: waar ben je? En soms wil de hemel toch komen…
Maar dat is natuurlijk niet erg intelligent. Als je dat hele panorama van ons leven tot je door laat dringen, als je dat helemaal tot in zijn uiterste grenzen tot je door laat dringen, dan word je stil, dan word je stil en dan word je leeg. Want dan zie je de dwaasheid. Dan hoef je niet meer te oefenen. Dan zie je het. Dan voel je het. 

En dan plotseling krijgt alles een andere betekenis: het bewegen van de takken in de wind, een kindje dat zich uitrekt, een man of een vrouw die elkaar vinden, de regen die valt na een hele lange drukkende dag, een eenzame ster die opkomt als je geduldig wacht…
Dat krijgt dan allemaal betekenis voor je. Je bent niet meer op rooftocht, je laat het tot je komen. En in dat tot je laten komen, word jij nieuw. Wordt het verleden in je uitgewist. Heb je geen naam meer, geen bezit, geen status. Je bent niemand geworden. Je bent een verschijnsel in het grote geheel, wat zich bewust is van het geheel. En dat kan natuurlijk geen naam hebben, want je bent het geheel. Je bent niet meer die en die…

En in dat geheel adem je, leef je, word je geboren en sterf je. En je houdt niet op te zijn.


naar boven