Eefde december 1988 | Zondagmiddag
Inleiding
[download]
Waar we het tot nu toe het meest uitdrukkelijk over gehad hebben, hoewel ik het niet genoemd heb als zodanig, is de weg van de mysticus.
Wat we met tai chi, met adem-oefeningen, houding-oefeningen, energie-oefeningen doen is de weg van het onbewuste. Alleen moet ik voor de duidelijkheid het ‘onbewuste’ – wat we in het Westen als de laatste ontdekking hebben omarmd – een beetje beter onderscheiden, en wel in een onderbewuste en een bovenbewuste.
De weg van de mysticus is de weg van het bovenbewuste. En de oefeningen zijn vanuit het onderbewuste – waarbij ik heel duidelijk moet zeggen dat dit een verdeling is voor ons, die het aanduiden iets makkelijker maakt. Maar het is eigenlijk onzin, er is maar één bewustzijn, en dat is het bewustzijn wat deel is van het totaal en wat het totaal is.
Het is goed om dit voor jezelf te weten, omdat daardoor een heleboel vreemde misverstanden vermeden kunnen worden. Het is een illusie te denken dat je het totaal, de totale verbondenheid, kunt beleven als je uitsluitend de ene of de andere weg gaat. De wegen moeten samengaan, de weg van de mysticus moet de weg van het onderbewuste niet alleen kruisen, maar ze moet parallel eraan gaan. En je moet ze beide gaan.
Als we de geschiedenis kijken, dan vinden we deze twee soorten van meditatie, twee soorten van wegen, heel duidelijk terug. De weg van de mysticus is ook in het Westen heel verbreid: Eckhart, Boehme, Angelus Silesius en nog vele anderen.
De mystici hebben vaak verzuimd de weg van het onderbewuste voldoende te waarderen. En dat heeft geleid tot vele akelige verschijnselen. En ook tot vele misverstanden. De mensen die de nadruk op de weg van het onderbewuste – en dan komen we bij de tai chi en bij al die vormen, en eigenlijk ook bij een stuk van de zenmeditatie – blijven steken in het op den duur verkrijgen van zoveel macht, dat ze die macht gebruiken voor het kleine ik. En dat zien we tot op de dag van vandaag voor onze ogen gebeuren. Dat is heel begrijpelijk, en daar hoef je niet boos over te worden. Maar het is wel jammer.
Alleen de hele groten, ook in zen, die weten hiervan, die weten dus dat met alle macht die je je kunt veroveren in deze wereld op die onzienlijke gebieden – want de gebieden waar we het nu over hebben zijn onzienlijk – kunnen je niet verbinden met het totaal. Daarvoor is nodig dat je hongert, dat je het leed kent, dat je het sterven kent. En pas dan kun je die macht, die je je verworven hebt door geduldig, trouw, onverzettelijk oefenen, op een zegenrijke manier gebruiken. Niet ten bate van en ter meerdere glorie van het ik.
En dat moet je heel goed zien, dat die weg, die tot ons is gekomen uit het Oosten, het grote gevaar in zich draagt dat we alles wat we leren ervaren, gaan gebruiken voor ons kleine ik. En dan beschikt dat ik eigenlijk over krachten waar het met zijn vingers af had moeten blijven. Maar de basisinstincten van zelfhandhaving en voortplanting, machtsuitoefening, zijn dermate groot, dat die het ‘ik’ in staat stellen om dat te doen.
Het andere gevaar in de weg van de mysticus is, dat die loskomt van zijn aardse wortels. De mysticus is ook een mens, en een mens is niet voor niets op aarde. Het op aarde zijn betekent dat je je op de aarde moet verwerkelijken. En dan kun je niet enkele reis nemen naar de hemel, zonder je werk afgemaakt te hebben op aarde. Als je dat wel doet – vele mystici hebben dat gepoogd – dan word je daar op een hele dramatische manier aan herinnert. En zeker de mystici uit het Oosten, daar is het van bekend dat die meestal vlak voor hun dood dat ingezien hebben. Alleen waren ze dan wel zo wijs om er niet al te veel tamtam over te maken. Maar het is natuurlijk jammer.
Ieder van ons, zoals we hier zitten, heeft het inzicht om de beide wegen te gaan. En dat moet je ook doen. Daarvoor ben je op aarde, om volledig bewust te worden. En als je dat probeert – dat is dus het gaan van de totale weg – dan is die per definitie, hoewel hij heel volledig is, ook tijdrovend. Althans zo ziet het er uit voor de mens die hem gaat. Als je het in het groter verband ziet, is het de snelste weg. Want daar is één ijzeren wet in de kosmos, en dat is dat je niets kunt overslaan. Dus als de mysticus alleen maar de weg van de mysticus gaat, slaat hij iets over en dan zal hij het over moeten doen. Heel eenvoudig overdoen. En dat geldt voor de mens die de weg van het onderbewuste gaat net zo.
Dus uiteindelijk is het gaan van de totale weg de snelste weg. Maar voor een mensenleven – en we hebben niet meer dan een mensenleven – lijkt het de langste weg. Want je neemt alle factoren, voorzover je ze bewust bent, mee op je reis. Je ziet je opgaaf en je uitdaging dus van de aanvang af veel groter, je bent je bewust wat allemaal speelt.
Voordeel van het gaan van de totale weg is dat je sneller bewust wordt dat het zo’n gigantische opgave is, dat je daardoor alleen al je leuterproblemen vergeet. Dat is echt een enorm voordeel. Als je dus ziet waar je voorstaat. Dat je de evolutie moet afmaken. Dat jij daar verantwoordelijk voor bent, voor het afmaken van de evolutie. Als je ziet welke gebieden dat allemaal inhoudt, welke gebieden allemaal meespelen, dan kun je bijna niet meer trouwhartig geloven in waarmee je normaal bezig bent. Dan gaat het steeds meer voor jou iets worden van een noodzakelijkheid, maar niet meer dat waar het om gaat. Dus noch relaties, noch kennis, noch ja, ik kan het allemaal niet opnoemen, maar alles wat je je bedenken kunt, is het niet.
Toch is het er, allemaal. Natuurlijk. En je hebt ermee te maken. Maar het neemt je niet meer in beslag. Je ziet dat het net zo nodig is als kleren die je nodig hebt als het koud is, eten wat je nodig hebt om je lichaam te onderhouden. Zo zijn relaties, zo is kennis ook. Je kunt niet zonder, maar het is niet hét, het is niet waar jouw leven voor bedoeld is. De tragiek van ons allemaal is dat we, op aarde zijnde en ons verwerkelijkend op een of andere manier, zo gefascineerd raken door wat we doen en wat er gebeurt, dat we gewoon vergeten waar het om gaat.
Ik heb ooit al eens dat verhaal verteld en dat zal ik nu nog een keer vertellen, dan krijgt het een andere dimensie.
Die brahmanenzoon, die op een dag – hij was nog vrij jong – besloot om het wereldse leven te verlaten en het pad van de geest te gaan. Van oudsher is het dan in India heel belangrijk welke meester, welke wijze, je vinden zult. Want volgens de traditie daar bepaalt die meester of het lukt of niet lukt. Die brahmanenzoon ging op zoek naar zíjn meester.
En hij trok door dat hele grote land, met meer dan vierhonderd talen. Telkens boog hij zich diep voor een meester, keek de meester aan, en moest dan voor zichzelf bekennen dat dit waarschijnlijk de meester niet zou zijn. Maar uiteindelijk hoorde hij van een meester die in een woestijngebied zat.
Hij ondernam die moeizame tocht naar die meester toe. De meester zat onder een boom, een hele grote boom, in de koele schaduw. En de brahmanenzoon kwam bij hem, boog diep, keek de meester aan en wist: dit is mijn meester.
Hij vroeg aan de meester: “Wilt u mij aannemen als leerling.”
De meester zei: “Als je me eerst deze beker water geeft.” Hij reikte hem een beker aan waar geen water in zat.
De brahmanenzoon was zeer verblijd en wist waar het dichtst bijzijnde dorp was, want daar was hij vandaan gekomen. En hij ging met die lege beker op reis.
Na lang lopen vond hij een dorp, klopte aan bij het eerste huis – en het verhaal speelt in het oude India, waar brahmanenzonen heel duidelijk herkenbaar zijn. Dus iedere dorpeling die hem open deed wist: dit is een brahmanenzoon. Dat was dus een eer, als je geen brahmaan was, was dat een eer.
Hij klopte aan en vroeg water. Maar dat dorp was aan de rand van de woestijn en er was niet zoveel water. En hij kwam op een moment dat de vrouwen met hun kruiken nog niet naar de bronnen waren geweest, dus hij klopte aan bij een heleboel huizen. Totdat hij bij een groot huis kwam, en als brahmanenzoon wist hij dat hier ook een brahmanenfamilie woonde.
Hij klopte aan en er werd opengedaan door een hele mooie vrouw. En hij was zo onder de indruk van haar schoonheid en haar lieflijkheid, dat hij nog wel vroeg of hij water mocht hebben in die beker, maar eigenlijk was hij het vergeten. Ze nodigde hem binnen, want ook zij had het gevoel: dit is een hele bijzondere man.
Om het verhaal kort te maken: ze gingen zo in elkaar op dat ze besloten te trouwen. En omdat die brahmanenzoon niet weer in moeilijkheden met water wilde komen – hij was inmiddels het vullen van de beker en het brengen naar de meester totaal vergeten – gingen ze wonen aan de rand van de oever van een rivier. En ze werden heel gelukkig. Ze hadden vier kinderen.
Op een dag, onverwacht, brak een noodweer uit, zoals het alleen maar in het Oosten kan zijn, het was midden in de nacht. En binnen een half uur was de rivier zo gezwollen dat alles wat aan de oever was, was meegenomen. Ook het huis van de brahmanenzoon en zijn gezin.
Ze werden eigenlijk in hun slaap verrast. De brahmanenzoon kon nog net een paar kinderen grijpen voordat hij in het kolkende water kwam. Maar hij merkte dat hij tegen de kracht van het water niet op kon. Hij verloor zijn kinderen. En op het moment dat hij onder zou gaan, plotseling wist hij de naam van de meester en hij riep die uit.
En hij was terug bij de meester in de woestijn en de meester reikte een lege beker naar hem en vroeg: “Wil jij die voor me vullen.”
Dit is het verhaal. Dit is het verhaal van ons aller leven. Als wij al een gevoel hebben voor waar het uiteindelijk om gaat in dit leven, dan vergeten we terwijl we op reis zijn – terwijl we zo duidelijk iets wilden, vergeten we waarom we op reis zijn. En we leven ons leven als goede eerzame burgers, waar niets op aan te merken valt. Alleen, het allerbelangrijkste heeft geen plaats in ons leven.
Daarom heb ik geprobeerd jullie duidelijk te maken wat de implicaties zijn van het gaan van de weg. Dat je goed beseft dat dat een gigantische opgave is. En dat je geen tijd te verliezen hebt, geen seconde. Maar dat je een aards, gebrekkig wezen bent en dat je meent dat er eerst nog allerlei andere dingen moeten gebeuren, voordat je hieraan begint. Dat is een misvatting, maar hij is heel wijd verbreid. Maar misschien dat het verhaal van de brahmanenzoon je duidelijk maakt wat er gebeurt als je het allerbelangrijkste vergeet.
Gesprek (fragment)
– A.: Waarom is toch in vredesnaam alles wat ik doe, bijna alles, gericht op het versterken van mijn ik?
– Maarten: Ja, dat is eigenlijk alleen maar onbewustheid. Want op het moment dat je het je echt bewust wordt, weet je heel goed dat je die hele erfenis, die je zelf hebt opgebouwd en die omstanders met je hebben opgebouwd, nog moet afwerken. Dus je zult elke keer weer kopje onder gaan. Maar dat is wat anders dan dat je onbewust altijd maar weer dat ‘ik’ versterkt.
Wat mij ontzettend aangesproken heeft, is dat Boeddha gezegd heeft: de enige zonde is onwetendheid.
Wij zouden dat nu ‘onbewustheid’ noemen. Dat is het enige. Het is echt heel simpel: je niet bewust zijn wat je doet.
En bewustzijn betekent niet, A., dat je dan zegt: dit is wel goed en dat is niet goed. Maar uitsluitend bewust zijn, zien wat je doet. En vertrouwen – dat komt erbij – dat als jij maar helder ziet, dat dan de rest voor je gedaan wordt. Dus dat je niet meer iets hoeft te doen. Wat we meestal doen als we dan zien, is te zeggen: oh, nou moet ik dat rechtzetten…
En dan gaan we de mist in.
Dat is voor ons als christenen verschrikkelijk moeilijk, dat besef ik heel goed. Want of we nou naar de kerk gaan of niet, maar we zijn allemaal christenen, we zijn in die wereld groot geworden. En dus zitten we met een zondebesef en met berouw en afijn, die hele litanie die er achteraan komt.
En ik kan natuurlijk wel tegen jullie zeggen: dat moet je nou maar eens van je af zetten, maar dat is een loze kreet. Je zult er doorheen moeten gaan en je zult moeten ontdekken dat dat inderdaad iets is wat we zelf geconstrueerd hebben. Maar dat het niet iets wezenlijks is.
Wezenlijk is te ontdekken wat plaatsheeft, wat jij doet, wat gebeurt. En in dat heen en weer wordt het aan je duidelijk. Er zijn twee dingen heel belangrijk in:
Dat je doen moet. Dat je dus niet kunt overwegen, maar dat je doen moet. Dat dan pas het proces begint.
En dat niemand op de hele wereld, ook Onze-Lieve-Heer niet die wij geschapen hebben, jou tegen kan houden om de weg te gaan. Niemand.
Dus jullie zijn allemaal in het bezit van de mogelijkheid om de weg te gaan. Dat is zo fantastisch… Er is geen situatie die jou daarin kan belemmeren. Niets, niets, niets.