Waarnemen terwijl je doet

Eefde december 1988 | Zaterdagmorgen

Inleiding
[download]

Tegen het eind, gisteravond, hebben we een aantal overwegingen gehad. Ik heb toen gezegd dat er van oudsher de neiging is geweest – en die neiging heeft zich ook omgezet in daden – om die moeilijkheid dat er zo in het gewone leven zoveel op je afkomt dat je niet aandachtig kunt zijn, dat we dat opgelost hebben, althans dat meenden we op te lossen, door ons terug te trekken uit het leven, in de kloosters. Maar dat waren in het algemeen natuurlijk bepaalde mensen die zich terugtrokken in de kloosters.
En ik heb toen ook gezegd dat als wij daarvan afhankelijk waren, dan zouden we allemaal een klooster in moeten. En dat gaat natuurlijk niet, want wie moet dan het werk doen wat er ook gebeuren moet, als we het klooster met z’n allen in zouden gaan. Dus dat is geen oplossing.

Dus de vraag is eigenlijk: hoe kun je in het leven waar je in staat vandaag de dag, zeker in de steden – en we weten, over de hele wereld is het zo dat het belang van de steden wordt steeds groter, of dat nou leuk is of niet, maar dat is zo – dus als we het leven van de stedeling als uitgangspunt nemen, dan kun je heel rustig constateren dat dat leven veel gecompliceerder is geworden dan laten we zeggen honderd jaar geleden, niet zolang geleden.
En dagelijks wordt het nog gecompliceerder. Iedereen die bij het maken van wetten betrokken weet dat er komen steeds meer wetten. We hebben al langzamerhand onvoldoende mensen om die wetten te controleren – nog niet eens stilgestaan bij de burgers die het na moeten volgen, die kunnen het ook al bijna niet bijhouden wat allemaal wel en wat allemaal niet mag.
Dat is de ene kant. Dus daar, in die samenleving, zijn wij.

En nou is de vraag: is het in die samenleving mogelijk om aandachtig te zijn, om op te merken wat er gebeurt. Om niet alleen maar in beslag genomen te zijn – want daar zijn we gisteren bij gestart – door het verleden, door alles wat je al weet, door alles wat je al ervaren hebt, alle angsten, alle frustraties, alle kwetsuren, die je allemaal al achter de knopen hebt. 

Als wij niet aandachtig zijn, dan worden we door dat leven wat we al geleefd hebben geleefd. Daar hebben we gisteren heel lang bij stilgestaan. En in het gesprek is toen ook telkens gebleken, ja, hoe moet dat, er komt zoveel op me af, ik ken wel van die momenten, maar die zijn ook zo weg…
En er was iemand die zei: ja, ik beleefde iets wat heel duidelijk een verwijding was, een verruiming was, lichter was, groter was, en ik verbaasde me erover – weg was het! Daar hebben we nog niet bij stilgestaan, maar dat is een heel opmerkelijk iets. Je verbaast je erover, en het is weg.

Dus nou word je geleefd door het verleden. En dat is heel gewoon, voor ons allemaal. En nou beleef je eindelijk iets wat niet van dat verleden is, je kent het niet en je verbaast je erover. Weg is het.
We stuiten hiermee op een gewoontemechanisme van het bewustzijn. En de vraag is eigenlijk: kunnen we dat gewoontemechanisme op het spoor komen. Dat wil zeggen, kunnen we het in zijn werking ervaren. Kunnen we het in zijn werking ervaren, dus niet achteraf zeggen: hé, maar op het moment zelf.
En we hebben er gister aan vastgeknoopt – en dat is wel belangrijk – dat we allemaal inzagen dat zolang wij zo werken, zolang ons bewustzijn zo werkt dat alles wat we ervaren gepakt wordt, opgeborgen worden, dat dan de ellende in de wereld blijft.
Daar heb ik het al heel vaak over gehad, maar dat is duidelijk. Dus dat het niet een zaak is voor mij alleen, maar dat het een werelduitdaging is, waar ieder van ons individueel voor staat. Want als we pakken, verzamelen, bezitten, verdedigen, ja, dan moet er oorlog, dan moet er agressie, dan moet er wantrouwen, dan moet er onderdrukking, dan moet er machtsuitoefening zijn. Dat is duidelijk. Daar hoeven we niet lang over te praten, dat is duidelijk. Maar het is toch goed om elke keer te beseffen dat het niet jouw probleem is alleen, maar dat het DE grote uitdaging is. Zodat je inspanning niet weer zo provinciaals is, zo van ‘ikke’. Dat je ziet: dit is de basisuitdaging, daar staan we allemaal voor. 

En we kunnen hem niet bestrijden, dat is ook duidelijk. Want we weten, dat hebben we net vanochtend gemerkt in de oefeningen van Epi[1], je kunt het alleen opmerken, toelaten, opmerken, toelaten, opmerken, toelaten… Maar opmerken gaat vooraf. Opmerken hoe je bewustzijn werkt. Nou, dat is toch eenvoudig, ‘gewoon opletten, hè,’ zeggen we dan.
En kun je dat? Kun je zó alert zijn dat je merkt wat je doet. Niet alleen als je probeert te ontspannen in je been, maar ook als je iets ziet, zo gewoon maar, overdag ziet,  hoort. Kun je dan in jezelf bewustmaken wat er plaatsheeft. En komt dat overeen met wat je wilt eigenlijk.
Want dat is het allerlaatste wat we gisteravond met elkaar eigenlijk aan het overwegen waren, dat we willen zo vreselijk graag allemaal van ons ‘ik’ af. Maar wat we dagelijks doen is onophoudelijk dat ‘ik’ versterken.
Dat is de uitdaging. We willen het een en we doen het ander.

En we weten ook al, dat heeft duizenden jaren geschiedenis ons geleerd, dat we dat niet van boven af kunnen veranderen. We kunnen niet zeggen: ik moet maar anders, of  – dat zeggen we maar zelden, maar we zeggen: hij moet anders, of: ze moeten anders.
Dat werkt niet, dat weten we nou. Dus: ik moet anders, als er iets gebeuren moet dan is het dat dat ‘ik’ zijn oneigenlijke plek moet verlaten. Met dat ‘ik’ is wat het feitelijke betreft, het concrete betreft, niks aan de hand. Het is zelfs een zeer kostbaar instrument, met al die vaardigheden die je hebt. Maar wat doe je met die vaardigheden? Op het ogenblik is het zo dat dat ‘ik’ bepaalt mij. Terwijl het een ondergeschikte functie is, het is een dienaar.
Maar dan moeten we eerst eens gaan opmerken waar het ‘ik’ onterecht gewoon de macht grijpt en ons bepaalt. En dat blijkt niet eenvoudig, want het ‘ik’ doet het aldoor. En we laten het rustig toe. We weten het niet eens dat het het doet, we zeggen: dat ben ik… 

Hoe kunnen we dus aandachtig worden, zodat we die beweging van ons voelen-denken gaan ervaren – niet de slotconclusie. Zoals we op het ogenblik leven, leven we bij slotconclusies. Maar dat we het in zijn hele beweging zien. Nou, dat betekent grofweg dat het langzamer moet, dat we ons bewust kunnen worden wat we aldoor doen. 

En daar komt iets heel belangrijks bij. Dat we voor eens en voor al met elkaar afspreken dat we niet weten waar het uitkomt. Want als je weet waar het uitkomt, dan kun je het wel vergeten, want dan kun je niet waarnemen. Waarnemen kun je alleen iets wat tijdens jouw waarneming zich voltrekt. Dat betekent dus dat jij aldoor een veranderende toestand volgt. En een veranderende toestand volgen kun je alleen maar als je niet weet waar je uitkomt.
Dat moet je goed tot je door laten dringen. Zodra je weet waar je uitkomt – afgelopen, het hele proces staat stil. Dat moet je goed beseffen. 

Kun je dat, kun je aandachtig zijn zonder dat je weet waar je uitkomt? Want wat we gisteren van verschillende kanten gehoord hebben is, dat als je er een gedachte over vormt, als je er door je gevoel verbaasd over bent, dan gaat het niet – dat heb ik niet gezegd, dat hebben andere mensen gezegd. Je moet natuurlijk eerst helder hebben waar het om gaat, om welk proces het gaat. 

Dus we zijn nu allang van het klooster af. Want waar we het nu over hebben geldt in het klooster natuurlijk net zo. Dus die oplossing… Die mensen in het klooster zitten met precies dezelfde moeilijkheid. Daar hebben we een beetje minder invloeden van buiten, maar die hebben van binnen weer meer moeilijkheden.
Dus daar zit het niet in. Het zit hem dus in dat merkwaardige ‘kun je waarnemen wat je doet, wat er gebeurt terwijl je aan het doen bent.’
En dat geldt voor alles, dat geldt voor hoe je eet, hoe je drinkt, hoe je slaapt, hoe je vrijt, en afijn, alles. Het geldt op alle gebieden. Kun je niks weglaten.
Ik denk dat het niet lukt om plotseling opeens je hele leven bewust te hebben, ik denk niet dat dat lukt. Waar moet je beginnen?

[stilte]

En kun je voortdurend verband zien tussen wat er in de wereld gebeurt en waar we het nu over hebben. Want als je dat contact verliest, dan gaat het mis. Dus dat contact tussen wat er in de wereld gebeurt en waar we hier aan bezig zijn. Voel je dat dat bij elkaar hoort? Want anders ben je binnen de kortste keren op je uppie bezig in je eigen straatje. Dan wil je iets bereiken. Dan wil je bijvoorbeeld rustig worden, of je wil aandachtig worden. Maar dat is een luxe en die leidt tot niks. Ik maak dagelijks mensen mee die in die luxe gewoon zich languit aan het uitstrekken zijn en van niks een probleem maken. 

Dus houd het contact gaande, wat er in de wereld gebeurt en waar we nu mee bezig zijn, zijn onverbrekelijk verbonden. Dus allerlei smoesje van ‘ja, ik kan nou niet’ en zo, dat geldt niet eigenlijk. Als je het heel erg vindt wat er in het milieu gebeurt, dan is dit belangrijk! Als je het heel erg vindt dat er oorlog is, dan is dit belangrijk! Want dit is de wortel, hier begint het. Zolang ik mezelf afgescheiden voel, zolang ik mezelf zo duidelijk een ‘ik’ voel, die zich verdedigen moet ten aanzien van andere ikken, dan blijft het aan de gang, ook al zouden we naar Saturnus kunnen vliegen. Het blijft dan. 

Ik bedoel er dus mee: voel je de urgentie? Als je die urgentie voelt, dan is het grootste stuk van het werk verricht. Want dan heb je geen smoesjes meer. Dan kom je voor een ander punt, dan kom je voor: hoe kan ik de zaak klaren. Maar dan zit je niet meer te zeuren over ‘zal ik wel, zal ik niet,’ of: ‘zal ik dan tot zover of zal ik maar tot zover…’
Het moet! Je voelt dat, je voelt dat verband, je zegt ‘ja, dat is duidelijk!’

Nu komen we pas in de fase van: ‘ja, hoe kan ik die zaak klaren.’
Nou, zodra je dat zegt, kom je zo in de loop van de tijd voor een geweldige wal te staan. Je merkt dat dat hele mechanisme van je, dat werkt anders dan aandachtig. Dat werkt zo niet, dat werkt niet aandachtig, het werkt op gewoonte. En de maatschappij doet ook beroep op jouw gewoonte, op jouw gewoonte-manier-van-doen. Als jij iets in tien minuten kunt doen, zegt de maatschappij, kun je het misschien ook in acht minuten doen – oh nee, misschien in zes. Want dat betekent geld besparen. 

Hoe moeten we verder. Want in die wereld leven we toch met z’n allen, er is niemand van jullie die daar buiten leeft, jullie zitten in die wereld. En nu hebben we deze uitdaging gezien. En we zeggen: ‘het is nodig.’
Ja, ik blijf hier heel lang bij staan, want dit is erg belangrijk, hoor, dat je ziet dat het een uitdaging is waar je niet onderuit kunt. Waar je dus niet meer kunt zeggen: ‘vandaag maar niet, hoor…’
Dit is je uitdaging. 

En aan de andere kant heb je gemerkt, heb je geëxperimenteerd met jezelf, en je hebt gemerkt dat je aldoor zo werkt. Dat je eigenlijk aldoor werkt volgens het principe van ‘ik wil daarnaar toe en hoe kan ik daar komen.’
Dat wil zeggen, je doet net alsof je weet waar je uit zou kunnen komen.  Zo werk je aldoor. En dat gaat met concrete zaken natuurlijk prima, daar is het ook voor bestemd. Maar in geestelijke zaken gaat het lekker niet. Dat gaat niet…

Nou, wat constateer je dan, als je hier nou een poos mee bezig bent, met die uitdaging, wat constateer je dan. Dan constateer je inderdaad, wat we nu vanochtend in de les ook weer hebben geconstateerd, dat je nauwelijks bewust bent van je lichaam. Dat is je dichts bijzijnde kameraad: je lichaam. Daar ben je je nog maar heel nauwelijks bewust van. Nou, laat staan dan je gedachten en gevoelens. Je lichaam dat kun je nog pakken, dat kun je nog voelen. Maar dat andere, dat …

Dus je moet heel eenvoudig beginnen. Dat is al een heel ding, als je dat doorhebt, dat je héél eenvoudig moet beginnen. Want het is zo’n complex iets waar je tegenaan zit…
Die zenmeester die zei: ‘ja, drie uur oefenen per dag dat is belachelijk. Vierentwintig uur van de dag oefenen, dat is het,’ die had natuurlijk gelijk. 

[stilte]

Maar hoe doen we dat dan. En kun je dan nog functioneren in de maatschappij. Dit is dus nou geen brave meditatie meer, ik hoop dat jullie het beseffen. Het is een immens iets waar je voorstaat. Dat is niet braaf naar een lesje gaan en dan maar hopen dat het goed komt. Je staat voor een geweldige uitdaging.

[stilte]

En we weten dus het heeft te maken met de tijd. Het ‘ik’ is eigenlijk de tijd. Dus een kleine aanwijzing heb je. Het is eigenlijk dat je overal waar het even mogelijk is, dat je daar de tijd voor neemt, dat je daar dus tijd voor vrijmaakt om jezelf in de gelegenheid te stellen om te ervaren – dat klinkt natuurlijk van de gekke wat ik nu zeg, want we ervaren toch de hele dag? Maar dat is niet waar. Wat we de hele dag doen is het verleden ervaren.
Maar we zullen dus tijd vrij moeten maken om echt te ervaren, te ervaren wat er gebeurt. In alles wat ik doe of niet doe. Op te merken wanneer ik me verveel, en wat ik dan doe. Op te merken dat ik zenuwachtig ben, en wat ik dan doe. Op te merken dat ik gejaagd ben, en wat ik dan doe. En wat daarin plaatsheeft. Op te merken of ik eruit wil.
Je verveelt je. Er is bijna geen mens die zegt: ‘
nou, dat, ik verveel me.’ Nee, het eerste wat we zeggen is: ‘dat wil ik niet, dat is akelig, dat is vervelend.’
Vervelen is vervelend, dus eruit! Ja, dan ben je alweer voorbij het punt van opmerken wat er gaande is.
Je vindt iemand vervelend. Is dat interessant? Kom nou! Weg van die persoon. Of hij moet zich maar veranderen. Maar je stelt geen belang in die mens die vervelend is. 

Als je hierop gaat letten – en daar moet je al de tijd voor nemen – dan merk je dat je eigenlijk alles wat er gebeurt niet aanvaardt. Dat jij van te voren al weet dat het zó en zó zou moeten zijn, want dan was het voor jou prettig, denk je. Zo leven we.
Dus je hele leven moet op de helling. En hoe kun je dat doen, hoe kun je dat op de helling zetten, en toch gewoon blijven functioneren. Want we hebben ook al gezien, terugtrekken ergens helpt ook niet. 

Ik hoop dat jullie echt goed wanhopig worden langzamerhand. Dat je goed inziet dat alles wat we zoal geprobeerd hebben dat dat niet gaat. Dus braaf worden, edel worden, liefdevol worden, nederig worden… Gaat niet.  

Dus al die dingen die we al geprobeerd hebben, dat gaat niet. De geschiedenis die vertelt het ons. Maar ook wat er vandaag de dag gebeurt vertelt het ons, zo gaat het niet…

En we hebben daarnet gezegd, ja, een beetje de tijd nemen, dat zou misschien iets kunnen zijn… De tijd nemen om op te merken hoe je in het leven doet, kijkt, luistert, en wat daarin gebeurt. Maar dan zitten we onmiddellijk tegen dat voor ons zo moeilijke punt aan, dat ons ‘ik’ onmiddellijk vraagt: en wat brengt het op… Wat brengt het op als ik het opmerk, word ik dan gelukkiger, word ik wijzer, krijg ik minder pijn…
Afijn, noem maar op. Je moet jezelf niet voor de gek houden, dat doet je ‘ik’.
Daar kom je alleen maar zonder gevecht overheen, als je inziet dat dit een uitdaging is die de wereld aangaat. Dus niet voor jouzelf, het gaat om een oplossing van een fundamenteel beginsel, als het ware. En kun je jezelf daarin, met al je gebrekkigheid en met al je fouten en met al je mogelijkheden ook, jezelf daarin accepteren. Of zeg je: ‘ja maar, als ik dat wil doen dan moet ik eerst…’
En afijn, dan komt er een hele waslijst, dan moet ik eerst een groter huis hebben, ik moet betere relaties hebben, ik moet geen problemen meer hebben, en dan … dan gaan we daaraan beginnen.
Ja, jullie lachen er nou om, maar dat doen we hoor…

Dus, zie je wat de uitdaging is, zie je dat die uitdaging op wereldschaal is. En accepteer je jezelf zoals je nu bent, met de situatie waarin je bent en met alle mogelijkheden die je nú hebt. Of ga je een uitstel-programma in werking stellen, zoals je nu bent.
Wat kun je nu doen. Ben je bereid om aan jezelf te merken hoe je jezelf voor de gek houdt, ben je daartoe bereid. En als je dat opmerkt, ben je dan ook nog bereid om van jezelf te houden. Of stop je jezelf onmiddellijk in het cachot. Als je jezelf in het cachot stopt, dan is het verhaal weer ten einde. 

Nou, daar staan we dan nu.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Voor mij is heel belangrijk dat ik me uit. Dat ik er ben zoals ik ben. Het is juist in de zelfhandhaving dat ik dingen allemaal tegenkom. 

– Maarten: Zou dat zelfhandhaving zijn?

– A.: Ja, dat is dan de vraag. Wat bedoel jij met zelfhandhaving, want …

– Maarten: Ja, wat jij nu zegt, A., dat is eigenlijk dat je dingen in jezelf ziet en dat jij ze, door ze uit te drukken, duidelijker krijgt. Dat bedoel je toch?

– A.: Ja. 

– Maarten: Maar dat is geen zelfhandhaving, dat is zelfherkenning. En jij hebt blijkbaar een tijd gehad dat je dat voor jezelf niet mocht. 

– A.: Ja.

– Maarten: Dus nu herken je dingen in jezelf en je vindt dat dat mag. En je drukt ze zelfs uit. En dat is natuurlijk heel erg nodig. Maar dat is geen zelfhandhaving. En het is ook geen zelfverdediging.

– A.: Ik merk inderdaad dat het heel…

– Maarten: Ja, natuurlijk, ik bedoel die grens is heel flauw, want je zit maar zo in de zelfverdediging. Natuurlijk. Maar het herkennen van jezelf, dat je je  bewust worden van hoe jij in elkaar zit en wat jij eigenlijk van binnenuit wilt, dat is noodzakelijk.


[1] Epi van de Pol verzorgde de tai chi lessen tijdens Tao-zen meerdaagse sessies.

naar boven