Seksuele trouw

Eefde december 1987 | Maandagmiddag

Inleiding
[download]

Er is een vraag, in verschillende variaties en in verschillend dramatisch timbre, tot me gekomen over wat men tegenwoordig ‘seksuele trouw’ noemt. Ik vind dat altijd een moeilijke term, maar oké, iedereen schijnt dat te begrijpen. En ik beantwoord hem nu, of ik probeer er nu een beetje op in te gaan, omdat we vanochtend vanuit een bepaald gezichtspunt dit hebben bekeken, en niet dit speciale, maar het algemene.
En als je je herinnert dat we vroeger – en een stuk van vroeger zit natuurlijk nog steeds in ons – voelden en ons verhielden tot de wereld en tot onze medemensen vanuit het basiscentrum, dat basiscentrum wat dus beneden zit, dan was het ook duidelijk dat de centra in de buurt daarvan groot gewicht hadden. En als je dan als samenleving wilde proberen om daar een klein beetje ordening in aan te brengen, dan moesten daar dus wetten en sancties komen. En die sancties en die wetten gelden op het ogenblik nog. Allerlei begrippen als ‘overspel’, enzovoorts, enzovoorts, zijn er op het ogenblik nog. Dus we zien het niet meer zo vreselijk zwart-wit, maar ze gelden nog. En ze worden ook nog steeds gehanteerd.

Maar wanneer je dus, zoals wij vanochtend hebben geprobeerd met elkaar, te ontdekken dat het samengaan van mensen eigenlijk niet is die seksuele vereniging, die lichamelijke vereniging… En dat weten we ook, dat is een verlengstuk van de voortplanting, en de voortplanting is in wezen het in stand houden van de soort. Maar we zijn dus nu in de evolutie toe, als we het goed begrijpen, als we dus het hele panorama van de evolutie goed zien, aan het heel worden in onszelf, verbinden van de verschillende, nog steeds onvoldoende verbonden, centra, organen, zodat we daar heel worden. En dan kunnen we dus de heelheid ten aanzien van het totaal waar we in staan, die hele wereld, ervaren.
En dan is het samengaan van mensen dus het eerbiedigen van elkaars positie in die heelheid. Ik geloof dat ik het nu goed gezegd heb: het eerbiedigen van elkaars positie in de heelheid. Dat is één. En je kunt dan daarin het gevoel hebben dat je heel dicht bij elkaar bent in dat werk. Dat je in dat werk, in dat totaal, als ik het nou heel voorzichtig zeg, heel duidelijk iets met elkaar te maken hebt.

Dat is dus eigenlijk de basis, de basis van het samengaan. Dat hebben we niet zo – er zijn enkele mensen – maar we hebben dat niet zo in de gaten, dat dat eigenlijk de basis is. En we doen nog net alsof die hele oude basis: aantrekking, afstoting, of dat nou eigenlijk nog steeds de ingang is tot het samengaan. Laat ik het dan zo zeggen.
Dan moet je natuurlijk schipbreuk lijden, dat is duidelijk. Als je uitgaat van een verkeerde structuur, dat gaat niet op. Wat niet wil zeggen dat die oude basis, die toen een hele juiste ingang was: het behoud van de soort – en dat het nog steeds is in het grootste deel van de schepping – maar wat nu voor ons niet meer in die mate en met die kracht en met die autonome positie, geldt. Maar die kracht werkt. Dat weten van onszelf allemaal, die kracht werkt. En hoe kun je nu, dat is dan eigenlijk waar het om gaat, hoe kun je dat nu integreren in dat werk van dat heel worden van jezelf in het geheel. 

Dus we hebben gezien dat eigenlijk samengaan, zou vanuit die innerlijke structuur moeten plaatshebben. We constateren ook dat in ons, omdat we het niet gemerkt hebben dat dat zo is, die oude voorkeur nog steeds geldt. En je ziet dus ook dat je in de wereld van die instinctieve aantrekking-afstoting, dat je er daar niet uitkomt, dan door reglementering, sanctionering, afijn. Dat zie je heel duidelijk. Dus de enige mogelijkheid, is dat je de nieuwe aanpak probeert. En dat je echt heel duidelijk voor je ziet: ja, ik kan hoog en laag springen, maar blijf ik me in dat vlak van die instinctieve aantrekking-afstoting bewegen, dan blijf ik in de nesten zitten.

Dus op dat vlak is geen uitkomst, dat is een cirkeltje wat rond is.
Dus als ik daarin helderheid wil krijgen, dat geldt voor ieder van ons, dan zal ik dat andere voor eerst voorrang moeten verlenen. Dus niet op dat punt blijven doorzaniken. Maar dan zal ik dat heel worden voorrang moeten verlenen, want dan wijst het zich vanzelf. Dan is ook tegelijk die hele frustrerende en alles vernietigende bezitsdrang eruit. Dat is dan niet meer mogelijk, dat kan niet. 

Dus wat wil ik hier mee zeggen. Ik wil ermee zeggen: op de oude manier kom je er niet uit, dan door reglementering, en dat is dwang. Vanuit het nieuwe standpunt, vanuit het nieuwe inzicht, regelt het zichzelf. Je zit natuurlijk met die instinctieve laag in jezelf. En die werkt, natuurlijk. Maar als je geleidelijk aan gaat beseffen dat dat maar een laag van jezelf is – niet een laag om af te keuren, niet een laag om boos over te worden, niet een laag om zondig te vinden, helemaal niet, maar slechts een laag – dan ga je er op een andere manier mee om. Dan ga je met andere ogen kijken. Dan ga je ook op een andere manier voelen. Dan is de wereld niet meer verdeeld in Piet hoort bij Mien, afijn, die eindeloze… [zucht], dat circus. Waar we zoveel tijd in verdoen en waar we zoveel verdriet in omgebracht wordt eigenlijk. 

Het is een omwending van de aandacht. En ik weet uit eigen ervaring, daarom mag ik er ook over praten, dat het echt zo werkt. Want als je je aandacht daaraan geeft, lost dat waar we nu zo vaak mee in de knoop zitten, zich vanzelf op. Dat slipt weg uit je hoofdaandacht. Het gevecht ermee, de oplossingen ervoor, is allemaal verleden tijd. Als je aandacht verschoven is, vindt dat deel van jou zijn eigen plek, maar is niet meer dat wat autonoom de zaak uit zijn verband rukt – want dat doet het, het rukt de zaak uit zijn verband. En dat kan het omdat het gekoppeld is aan een kracht die véél en véél groter is dan die kleine ik-kracht waar je over beschikt. Dus je koppelt je eigenlijk aan aan een geweldige dynamo en nou, dan wordt alles weggevaagd. En als je dat nou maar vaak genoeg doet, dan heb je helemaal niks meer in te brengen.

Echt, het is heel essentieel waar je je aandacht legt. Dus hoe je naar iemand kijkt, dat is het enige wat een mogelijkheid geeft om de zaak in zijn proporties te zien. En natuurlijk, dat weet ik wel allemaal, dat we zitten met een erfenis van het leven zoals we het geleefd hebben, waar we die prioriteit heel anders hebben gesteld – niet omdat we zo slecht waren of zo dom waren, maar omdat het de gewoonte was om het zo te stellen. Daar zullen we ons mee uiteen moeten zetten. Maar het is toch een ander uitgangspunt, als je weet waar het in thuis hoort. En dat we net doen alsof we nog niet in de evolutie gekomen zijn op het punt waar we nu gekomen zijn. We doen net alsof we dat nog niet zijn. Als we het over deze zaak hebben, dan doen we altijd maar alsof we nog helemaal aan het begin staan. Nee, we zijn al een heel stuk verder. Dus daarmee moeten we werken.

naar boven