Méér dan lustbeleving

Eefde december 1987 | Dinsdagmorgen

Inleiding
[download]

Zoals altijd zijn de goden met ons, want vanochtend heeft Epi een van zijn befaamde lessen gegeven en hij heeft een thema eigenlijk heel zichtbaar gemaakt, waar ik het in vervolg op gistermiddag dus makkelijk over kan hebben.
Gisteren zijn we begonnen met die seksuele trouw en we zijn alras in het liefdesspel terecht gekomen [in het daaropvolgende gesprek] en wat daar mee verband houdt. En waar we, denk ik, allemaal mee zitten is: waar is nou die overgang tussen het lustbeleven en het méér dan lustbeleven – wat het lustbeleven niet uitschakelt, maar wat het lustbeleven binnenbrengt op een ander moment. Dat zit in hoofdzaak in waar je zelf op uit bent.
En dat betekent dat je je toch wel eerst bewust moet maken waar je op uit bent. Dat is al een hele stap, als je bewust wordt waar jij op uit bent. En daar zijn twee hoofdmomenten in te ontdekken.
Het ene is dat je uit bent op een bepaalde lust. Daar kun je nog allerlei namen aan geven, maar dat je daar op uit bent. Het andere is dat je uit bent op de beleving van de ander.
Wat het nog compliceert is dat een man, die het vrouwelijke in zichzelf nog onvoldoende ontwikkeld heeft, meestal uit zal zijn op het beleven van een bepaalde lust. Een vrouw die niet het mannelijke nog heel sterk in zichzelf ontwikkeld heeft, zal in het algemeen die beleving, in dit geval van de man, maar in ieder geval van de ander, als hoofdmotief hebben. Maar beiden zijn natuurlijk nooit compleet, als ze niet in jezelf de aanvulling vinden.
Maar zoals je op de wereld komt, zal ik maar zeggen, zoals je bent op het moment dat je in dit liefdesspel terecht komt, heb je een uitgangspositie. En het allerbelangrijkste is om je daarvan bewust te worden. En geleidelijk aan te ontdekken dat het eigenlijk gaat om de belangstelling, de beleving van de ander. Want op het moment dat jij in de beleving van de ander bent, ben je niet bij jezelf, bij dat zelf wat dagelijks aanwezig is. Ben je ook niet bij de instinctieve laag die uit is op een bepaalde lust.
Het zit eigenlijk heel eenvoudig. Maar je kunt natuurlijk niet tegen jezelf zeggen op een dag: nou kom, ik ga nu eens alleen maar in de ander belangstellen, dat lukt niet. Dat gaat niet. Dus je zult je daar geleidelijk aan vertrouwd mee moeten raken, met dit principe.

En dan gaan er een heleboel dingen veranderen. En dan hoef je je wil ook niet te gebruiken. Dus dan hoeft niet wat het aller afschuwelijkste is wat je je denken kunt – en dat hebben we massaal gedaan en we doen het nog steeds – en dat is dat we bepaalde kanten van die specifieke lustbeleving dan gaan onderdrukken. Dat we zeggen: nee, dat is dan niet goed, want het liefdesspel is pas compleet als je daar aan de andere kant bent, dus dat laten we weg.
Dat kan niet. Alleen, de belangstelling kan zo groot worden dat het andere minder belang krijgt, minder zwaarte krijgt. En dat is de weg. 

De weg is altijd dat het – nou, laten we nou maar eens dat vervelende woord gebruiken – hogere principe voor jou belangrijker wordt dan het voorliggende, dan het vorige principe. Zo werkt dat. Als je het vorige principe gaat onderdrukken, dan wordt het alleen maar sterker.

Er komt nog iets anders bij. Je moet proberen buiten spel te blijven, je moet de krachten het werk laten doen. En jij bent eigenlijk het station waardoor het heen gebeurt, jij bent de middelaar waar doorheen het gebeurt. En als je vanuit de ik-positie werkt, dan doe jij wat. En jij bent te klein, om de kracht van het onbewuste, het instinctieve, om daar tegenin te gaan, om die te manipuleren. Dus je doet gewoon wijs om te zorgen dat je de volgende mogelijkheid aanboort in jezelf, dat je daar gevoelig voor wordt. En dat is dus dat je belang gaat stellen in wat die ander beleeft.
Dus de beleving van de ander is voor jou hoofdzaak. En uit de beleving van de ander komt jouw beleving voort. Dus dat gaat net van die kant uit, naar jezelf over. En dan komt dat op gang. En dat is de verenigingskracht, en die is sterker, groter, dan wat wij uit de instinctieve sector meekrijgen en waar we met z’n allen in zijn. Want er zijn dus omzettingen mogelijk, als je een keer die stap gemaakt hebt. En dat kun je dus niet willen, dat kun je alleen oefenen.
Oefenen doordat je – en dat hoeft niet alleen in het liefdesspel te zijn, maar dat is überhaupt, daar heb ik het heel vaak over – belangstelling hebt voor je tafel, voor je bed, voor alles wat je gebruikt. Heb je daar belangstelling voor. Heb je daar een verhouding mee. Of is het alleen maar iets wat je vandaag gebruikt en morgen weggooit. Zolang jij in je gewone leven dat gevoel hebt van, nou ja, dat gebruik je, dat plastic bekertje dat is ervoor en hupsakee, weg… Dan is er iets mis, dan leg je namelijk geen contact. En dan kun je natuurlijk, dat is waar Bas het gisteren over had, dan kun je gemakkelijk gedicteerd worden van buiten, van, dat plastic bekertje moet er zo uitzien. Ik bedoel, dan ontbreekt jouw verhouding tot dat bekertje. En daar begint het mee.
Als je dat niet kunt, dan kun je ook niet met je vrouw of met je man die belangstelling opbrengen, dat je daar bent, niet hier. Dat de beleving daar, jouw beleving is. Dus dan is de scheiding weg. En dan pas, dan pas komen allerlei wonderlijke ontwikkelingen op gang – ik kan uit ervaring spreken, bijvoorbeeld zoiets specifieks als lichaamsgeur. Wat natuurlijk in het liefdesspel een grote rol speelt. Dat kan totáál veranderen. Niet alleen in de specifieke organen, maar over het geheel. De huid kan totaal veranderen. De bewegingsmotoriek kan totaal veranderen, doordat je die eenwordingskracht, die vervloeiingskracht eigenlijk, een kans geeft. 

Maar dat betekent, dan kan het liefdesspel echt niet los zijn van je hele leven. Er bestaat dus niet een cursus liefdesspel en dan niks verder ernaast. Verder doe je maar zoals je denkt en zoals je vroeger was. Het is een totale transformatie. En vandaar uit dus kan er bijna alles, er kan zelfs een lichaamsverandering optreden. 

Nou kijk, vandaaruit wordt natuurlijk een heleboel duidelijk. Als je ziet dat, zoals alle dingen, helemaal bij elkaar hoort. En dan is het natuurlijk ook duidelijk, dat als de beleving van de ander voor jou hoofdzaak is, dan vindt bezit daar geen plek meer in. Dus jaloezie vindt daar geen plek meer in. Dat kan niet.

Dus het is heel simpel. En je hoeft niets anders te doen dan aandacht te hebben. Dat is nog het meest fantastische, je hoeft er geen oefening voor te doen, je hoeft alleen maar aandacht te hebben. Dan wijst het zich vanzelf. Bij tai chi heb je nog een leraar nodig, die fijngevoelig is om te weten hoe dat in elkaar zit en hoe het op elkaar inspeelt. Maar dit is een kwestie van aandacht geven, dan wijst het zich vanzelf. Want ik denk dat het in onszelf allemaal klaarligt, maar we moeten er tijd en liefde insteken als het ware, en dan loopt dat. 

En dan zit er natuurlijk ook vanzelf in dat je zoveel besef hebt van jezelf, dat je niet opeens zo pst! omgevormd bent. Natuurlijk niet. Omdat je misschien x keer nog dat heftige, afgescheiden lustprincipe nastreeft. Maar dan vertrouw je het niet meer, dan heb je het gevoel van: toch niet lekker eigenlijk, toch niet heel.
Dus op die manier verdwijnt het, doordat je gewoon in de praktijk, in het doen, het gevoel hebt van: oh ja… En dan begrijp je ook waarom vooral die soefi-gedichten – Francisco noemde nou het Hooglied – in die termen zijn. Het is een hele wereld, het is eigenlijk alles bij elkaar, én in beweging en in schepping eigenlijk. Het is iets fantastisch!

Het zou natuurlijk geweldig zijn als we op die manier zouden kunnen mediteren. Maar goed, als het er nou maar bijhoort. Als de volharding die je hebt om toch door te gaan, ook de dagen dat het niet gaat wat je op je bankje beleeft – dat is de volharding om in het gewone leven contact te krijgen met de dingen die dagelijks om je heen zijn en de mensen die dagelijks om je heen zijn. Dat je daar geleidelijk aan voor open raakt. Dan komt dat op het moment dat het zich aandient vanzelf, op zijn tijd, erin.

Dan ben je ook helemaal kwijt de idee van: heb ik nou wel diegene die voor mij is, is dat wel zielsverwantschap… Of: was hij in mijn vorige leven er wel, want anders heb ik niet de goeie. Dat verdwijnt gewoon. Dat speelt geen rol. Je kunt natuurlijk altijd merken dat sommige mensen, daar heb je makkelijker contact mee dan anderen. Ja, dat is zo. Maar ga er dan geen theorie aan vastknopen, zeg dan: ja, dat is zo.
En dan kun je er belang in gaan stellen waarom dat zo is, waarom je minder makkelijk contact hebt met de een en makkelijker met de ander. En dan lijft het zich in als het ware. Dan blijf je dus niet staan bij die spontane afgescheidenheid die er blijkbaar is, maar dan ga je je verdiepen in die afgescheidenheid. En dan komt de hele praktijk op gang.

En dan is het ook zo dat je op een veel minder sentimentele wijze ook ontdekt dat het met sommige mensen totaal onmógelijk is… Dan ga je daar ook niet aan zitten rukken en trekken, en dan zeggen: dat moet ook in orde…
Dan zeg je: blijkbaar gaat dat mijn vermogen tot symbiose, tot aandacht hebben voor, tot liefde voelen voor, gaat dat te boven. Nou, oké. Ik weet niet hoe dat zit, oké, het laten.
Maar dan heeft die ander, als je zo afscheid neemt, ook geen katterig gevoel, dan is dat ook duidelijk dat het overmacht is. Dan ga je het niet persoonlijk opjutten, van: dat rotkreng… Nee, het kon niet blijkbaar. En dan ga je goed uit elkaar.

Dus het allerergste wat je kan overkomen, is dat je uit elkaar gaat. Dan ga je goed uit elkaar. Dat is fantastisch, en dan zeg je dat.
Nou mensen, jullie kunnen toch niet zeggen dat dit niet simpel is wat ik jullie verteld heb.

naar boven