Opgenomen in het spel

Eefde december 1987 | Dinsdagmiddag

Inleiding
[download]

We hebben dus op die tocht die we hier verbaal gemaakt hebben, maar ook in de geest gemaakt hebben, gezien wat dat bekende instinctieve gebied is vanwaaruit je opereert. En daar is eigenlijk niets mee aan de hand, behalve als je het gaat verdinglijken, als je het zelfs uit die instinctieve sfeer haalt en het gaat verdinglijken. Daar bedoel ik mee dat je bepaalde onderdelen ervan eruit haalt en die eigenlijk als zeer aanlokkelijke vruchten tentoonstelt. Dan krijg je dus dat de maten van het vrouwelijk lichaam belangrijk worden, dat de bodybuilding van de man een geweldige factor wordt. Dan lijkt het of het meetbaar, weegbaar, is en dan krijg je dus de hele rambam van technieken daar omheen: standen en trucjes, afijn. Dat is een hele wereld op zichzelf en die is geweldig groot.

Maar dan ben je in de sector die uitzichtloos is, want, nou ja, dit is niet te koop, dit is niet te meten, dit is niet in formules weer te geven. Dit is iets wat leven is en wat van moment tot moment verandert.
Ik heb ook ontdekt dat het mogelijk is om te gaan beseffen dat het belangrijker is om in de beleving van de ander te komen. Dus dat voor jou het hoofdaccent is het antwoorden, het begeleiden, van wat die ander beleeft. Het is natuurlijk heel leuk als die ander datzelfde ten aanzien van jou heeft, maar dat is soms zo, en soms ook niet.
Maar in ieder geval, dat haalt je uit het specifiek gerichte, het maakt contact met wat die ander beleeft. En dat heeft dus al een veel levender, stromender karakter. En maakt dan de stap mogelijk – waar we het nog niet over gehad hebben – dat je merkt dat je beiden opgenomen bent in het spel.
En dat het er dan weer niet om gaat dat je of in de beleving van de ander bent, enzovoorts, maar dat het om het spel gaat. Het spel wat een eigen leven heeft, wat dus onvoorspelbaar is, waar je dus geen plannetjes voor kunt maken. Want in de beleving van die ander zijn, daar komen toch telkens van die momenten, dat je denkt: oh, nou gaat het die kant uit, dus zal ik eens een beetje helpen. Dus dan ben je niet meer argeloos, ben je toch nog, ja, ben je toch nog plangericht.

Allemaal onoverkomelijk, hoor. Dus denk nou niet, als ik dit zo zeg: nou, dat moet ik niet… Want je moet er gewoon doorheen, ieder moet door alles heen. Alleen, als je een heel klein beetje zo’n reisbeschrijving hebt van waar het naartoe leidt, dan gaat het vanzelf zo werken dat je op een bepaald moment zegt: nou kom, nou heb ik wel lang genoeg hierin rondgedalfd, laat ik eens proberen of het anders kan…
En als beiden opgenomen zijn in het spel, verliezen ze al die typische ik-identiteit, die ze toch nog in meerdere of mindere mate hebben.
 En gaan ze merken dat er iets anders is, dat boven hen beiden uitgaat en dat meeneemt. En dat spel kan inderdaad ertoe leiden – en dat heeft vele vormen gekregen in de wereld en er zijn vele dikke boeken over geschreven en er zijn vele wijze leraren in geweest – dat je op een bepaald moment merkt: oh ja, het is eigenlijk alles, het is alles…

En dan is het ook niet meer verbonden alleen met het liefdesspel, maar dan is het met alles. Dan is het het blad, de boom, de microfoon, die hebben dan allemaal hun recht van er zijn. Dat voel je dan.

En dan merk je ook – nu weer even terug naar dat liefdesspel – dat als het spel gespeeld is en je komt terug, en je valt eigenlijk weer heel vanzelf terug in je oude rol van een afgescheidenheid, dan merk je dat je die ander ervaren hebt op dat moment dat het spel helemaal een eenheid was geworden; dat je die ander ooit ervaren hebt op een andere manier, dan je hem ervoer toen je hem ontmoette of zoals je hem normaal ervaart.
En dan gaat in jezelf dat gevoel groeien – ik zeg niet dat het daarom gaat – een heel natuurlijk gevoel, dat jij en die ander inderdaad heel vergankelijk zijn, maar dat het spel nooit eindigt, dat het spel altijd doorgaat. En dat je dan eens hier, dan eens daar bent.
En dan is die hele enge wereld van bezit, van toekomst, van verleden, van sterven, van geboren worden, plotseling … die is niet opgeheven, die heeft zijn plek gekregen. En je krijgt zo’n gevoel van: nu ben ik bij die ander, we zullen ooit wel eens uit elkaar gaan, misschien door de dood, misschien door een voorval. Maar dat is niet erg, want wij hebben beiden het spel ervaren, en het spel gaat door…

En in het spel gaan we altijd door, dat is gewoon fantastisch. Je raakt daar op een hele speelse manier al die banden, al die belemmeringen, die je zelf opgebouwd hebt en die de wereld opgebouwd heeft en die de maatschappij in stand houdt en die het huwelijk in stand houdt, al die eindeloze belemmeringen van het beleven van de totaliteit – wat het spel is – raak je op een manier kwijt, die bij mijn weten anders altijd veel zuchten en steunen en inspanning kosten. Het gaat om dat je gewoon niet meer zelf beweegt, maar je wordt bewogen en ja, je raakt eruit. En dan merk je: oh ja, het voelt heel anders…
Dan zijn al die verhalen van duurzaam samenzijn, dat heeft dan eigenlijk geen betekenis meer voor je. Want wat is dat, duurzaam samenzijn? Alles gaat voorbij… Maar het spel gaat door.
En nu heb ik en die ander deze vorm, en we zullen wel weer eens een andere vorm aannemen, maar het spel, het spel dat gaat door. En dan heb  je ook niet meer het gevoel van: oh, dat kan alleen maar met die… Het gevoel, ja, dat spel dat heeft mij nu gekozen en die ander gekozen, we hebben het met elkaar ontdekt, dat is geweldig. Dat is de eigenlijke band, we hebben het samen ontdekt, maar nu … het mag, het mag losraken, want dat waar het om gaat, gaat door.

Dus je krijgt ook een heel andere verhouding tot de dood. Dat is niet een geweldige opgave van: ja, ik zal eens sterven en nu moet ik voor die tijd sterven, voordat ik dus dood ga moet ik sterven, dan hoef ik geen afscheid te nemen… Afijn, dat hele afschuwelijk zwaarwichtige, dat hoeft dan niet, want je voelt dan echt: dat is nu, kan anders, laat het los, ik ga door. Je gaat het eigenlijk al los in het spel.

Nou, dit simpele slot. Ja, het hoort erbij.
Dus het is eigenlijk niet zwaarwichtig. Het is eigenlijk heel licht, heel mooi, heel fijn. De moeilijkheden zitten in onszelf. En in de ander natuurlijk. En we kunnen elkaar helpen om daar van los te komen.
Het is eigenlijk fantastisch dus, we kunnen elke dag hieraan werken. En nou ja, elke keer dat het dan misgaat, dan zeg je: oh ja, ik zal wel iets fout gedaan hebben, ik weet wel niet wat, maar kom, ik doe het weer, ik begin er weer aan.
En je ziet ook onmogelijkheden voor je natuurlijk, je merkt dat, ja, zo spontaan, zal ik maar zeggen, kan het met de een wel en met de ander niet. Ja, dat is net zo als dat in een litermaat van een liter, daar kun je niet tien liter in doen, en omgekeerd. Het wordt niet zwaarwichtig ervan, hè. Je zit niet te drukken tegen iets wat niet kán.
Dat zie ik zovéél, dat mensen zeggen: ja maar dat moet toch kunnen, dat moet toch kunnen…
– Maar het gáát niet…
Maar het moet toch kunnen…
– Het gáát niet.
Nou, als je dat nou ziet, dan zeg je: oké, volgende keer beter.

Ik kan ervan meepraten, ik heb vijfendertig jaar tegen de deur zitten te drukken. Tot ik merkte: die deur ging die kant uit open. Tja, dus het kan vijfendertig jaar duren.
Zo, dan zijn jullie tegelijk ontdaan van het idee dat ik zo’n geweldig mens ben, hè.

[gelach, reacties uit de groep]

– Maarten: Ja, vasthoudendheid leidt wel naar de hel, hoor [gelach]

naar boven