Nietsdoen als je wakker wordt

Toespraak voor juli 2021
Eefde december 1986 | Donderdagavond

Inleiding
[download]

Ik heb lang geaarzeld of ik het onderwerp zou aansnijden wat ik nu uiteindelijk zal aansnijden, omdat het van jullie erg veel zou vergen. En dat is met een grote groep wel een onderneming. Ik wilde namelijk proberen om een niveau aan te snijden wat we tot nu toe eigenlijk niet aangeraakt hebben. En dat houdt wel in dat we – anders dan in andere vijfdaagsen – inderdaad die vijf dagen in grote oplettendheid moeten doorbrengen, om een begin te maken voor thuis en voor iedere dag.

In de kloosters wordt dit eigenlijk pas na een jaar of twaalf aangesneden, omdat het een oplettendheid vereist en een stilte, die we normaal niet bezitten.
Jullie zijn gewoon aan allerlei soorten oefeningen: zitten, ademregulatie, energiecirculatie, eventueel een beweging, zoals bij tai chi. Maar dat is – als ik het zo mag zeggen, zonder oneerbiedig te zijn – altijd nog maar de buitenkant. Want het is dat wat je nog vrij redelijk met je gedachte en met je wil kunt sturen. Het is mijn bedoeling dat we nu proberen om contact te krijgen met de diepere weerstanden die in onszelf liggen – die weerstanden die in het algemeen uitlopen op problemen, of op ziektes, of op agressie, of op wantrouwen, of op verdriet.

We moeten komen aan een niveau waar we dus voorbij de psychologie zijn, waar we oog in oog staan met de werkelijke beletselen, die ons verhinderen om op een natuurlijke manier voeling te hebben met de totaliteit van het leven. En met ‘de totaliteit van het leven’ bedoel ik alles. Daar bedoel ik niet alleen mee de mensenmaatschappij, daar bedoel ik mee de planten, de dieren, de zon, de wind, de seizoenen, de sterren, de planeten – het totaal. Dat grote gebeuren waar wij nooit bij stilstaan, nooit. We vinden het al heel geweldig als we aardig voor elkaar zijn, en daar houdt het bij op. Maar dat je voeling hebt met dat grote gebeuren waarvan wij allen deel zijn en waar we aan ervaringswerkelijkheid bijna niet aan toekomen.
We zien natuurlijk mooie dingen in de natuur. Maar dat is wat anders dan daarin verbonden zijn. We vinden dingen mooi in de natuur, maar dat is nog niet verbonden zijn. Als je werkelijk verbonden bent, dan ben je verbonden, dan hoef je niet in de natuur te zijn om verbonden te zijn. Dan kun je midden in het verkeer verbonden zijn met het totaal wat er is. En dat betekent, dat je tegelijkertijd, als je die verbondenheid voelt, dat je tegelijkertijd je eigen leven zoals je het leeft echt kunt ervaren als een vergankelijkheid, als iets wat voorbij gaat, als iets wat geen bestand heeft. 

Een werkelijke verbondenheid maakt je los uit wat wij normaal ‘onze relaties’ noemen. Dat maakt je los ook uit alle relaties die je tot nu toe kent. Want zoals wij leven, leunen wij op de relaties zoals wij ze ervaren. We doen ook moeite voor die relaties, veel van wat we doen heeft de bijgedachte om een relatie in stand te houden. Maar dát net van relaties bedoel ik niet. Dat is een net van relaties wat even vergankelijk is als wij zelf zijn, het gaat voorbij. Wat niet wil zeggen dat je niet die relaties zo goed mogelijk zou hebben. Maar het is niet iets waar je in gevestigd kunt zijn, want dan ben je gevestigd in dat wat voorbij gaat. En we weten allemaal dat de grootste drama’s nou juist daar zijn. En dat is heel merkwaardig eigenlijk. 

Het is een bewijs temeer dat wij niet beseffen waar de werkelijke weerstanden zitten, waar de werkelijke conflicten beginnen. En die komen we een heel leven niet aan de weet, als we niet bereid zijn om dieper door te stoten in onszelf. Maar om dat te kunnen, moet je beschikken over een basis. Je moet beschikken over een basis die jou in staat stelt om heel stil in jezelf te kunnen voelen. Om zonder conflicten in jezelf te kunnen afdalen. Om zonder gedachten jezelf te kunnen ervaren. En dat is de reden dat van oudsher men getracht heeft in het kloosterleven de situatie te scheppen waar dat gemakkelijker zou plaats hebben.

Maar wij kunnen er wel van leren hoe het in een klooster is ingedeeld. Als we de poppenkast van de formaliteit en van de regels wegdoen die in de kloosters ook aanwezig is, dan komt het er op neer dat het leven daar in een ritme is waar veel tijd is om op jezelf in te gaan. Want of je nou soetra’s zingt of dat je op je kussen zit, in wezen gaat het om een aandacht die niet bewogen wordt en misvormd wordt door wat onze dagelijkse gedachten zijn.
Onze dagelijkse gedachten hebben altijd te maken met dingen die we nog moeten doen, dingen die nog niet klaar zijn, of gezellige dingen – wat hetzelfde is. En zolang die op een of andere manier het grootste bestand van je leven zijn, is er van die mogelijkheid om in de diepte te gaan geen sprake.

Meditatie in die zin, zoals ik hem nu bedoel, is dus een totale omvorming van je leven. En niet gepland, niet een wilsbesluit, maar doordat je ervaart dat je leven zoals je het leeft, het je onmogelijk maakt om in de diepte te komen. Het verkeer, de vele mensen, de vele contacten, de vele relaties, de vele gesprekken, het is allemaal te veel. En het houdt je bewustzijn in een constante beweging. En die constante beweging maakt dat je niet kunt waarnemen, dat je niet kunt ervaren. Dat je eigenlijk je oefeningen niet kunt doen. Je doet ze van de buitenkant af, met die onrustige geest die je hebt. En je denkt dan: als ik er maar voldoende jaren tegenaan zit, dan zal het wel lukken. Maar het lukt niet. Het kan niet. Je zult een ander leven moeten leven. En dat is niet niks, want je zit in een maatschappij waar voor deze opvatting totaal geen plek is. Je zult dat dus in je uppie moeten doen. Je kunt daar niet leunen op een leraar, dat kan niet. Die leraar kan hoogstens proberen – en als het hem lukt dan is hij gelukkig – om je duidelijk te maken waar het om gaat. Maar dan zul je het zelf moeten doen. 

Waar gaat het nu om. Het gaat erom om je meest innerlijke weerstanden bewust te krijgen. Dat is dus geen panacee voor een of andere kwaal. Het is geen panacee voor de moeilijkheden die je hebt, die zijn allemaal erg onbelangrijk. Maar uitsluitend jouw meest innerlijke weerstand.
Die zullen voor ieder van ons net verschoven zijn, net iets anders zijn, maar ze zijn wel universeel. En als zodanig zijn ze niet persoonlijk. Ze komen neer op een groot complex, en dat is dat we zonder dat we het beseffen – en dat zeg ik er heel uitdrukkelijk bij: zonder dat we het beseffen – onszelf voortdurend verweren tegen de wereld om ons heen. Ook als die wereld niet aanwezig is, in de zin dat we thuis rustig bij onszelf zijn, dan is hij er ook. Maar wij verweren ons daartegen. Wij doen dat natuurlijk in de geest. Maar geleidelijk aan, in de loop van ons leven, dringt dat door in ons lichaam. En wij kunnen in ons lichaam die weerstanden registreren, als we inzien dat dat belangrijk is.

Als je dat niet inziet, dan kun je gewoon blijven oefenen, maar dan kom je niet op diepte. Je moet bereid zijn die meest innerlijke weerstanden, die in de psychologie niet beschreven zijn, voor jezelf bewust te maken. Daar kun je dus ook niet over praten, je kunt ze alleen registreren, jezelf ermee uiteenzetten. Je kunt niet naar iemand toe wandelen en zeggen: nou heb ik dat en dat gevoeld, wat is dat? Dat is de oude manier. En dat wil ik nou juist niet meer, ik wil dat jullie zélf aan de slag gingen.

Wat betekent dat. Dat betekent dat je welbewust en gewild en vrijwillig en uit inzicht, bereid bent om gedeeltes van de dag stil bij jezelf te zijn. En te proberen spanningen in je lichaam te registreren. En daar dan geen zenuwachtig vraaggesprek in je hoofd over te gaan ondernemen, maar erbij te blijven, de spanningen te voelen, er helemaal op in te gaan, zodat ze misschien afvloeien. En dan voor jezelf te proberen te registreren hoe het is als zo’n spanning weg is. Omdat je dan voor het eerst ervaart wat het is om niet in verweer te zijn. 

Ik heb daar vaak genoeg over gepraat, ons bewustzijn is zo geworden in de loop van duizenden jaren, dat we ons afgescheiden hebben van het totaal. Dat is ons uitgangspunt. En in die afgescheidenheid werkt die geweldige kracht van de zelfhandhaving, die dat nog eens een keer onderstreept en die zich voortzet in de voortplanting, dus alles wat met sex te maken heeft.
Normaal is daar van ingaan op de ander nauwelijks sprake. Als dat namelijk wel zo was, dan hadden we al die boeken en al die technieken niet nodig. Dan was het een hele heldere, tedere zaak. Dat is het niet, dat weten we allemaal best. We sleutelen er eindeloos aan, maar we komen niet aan de oorzaak toe. En die oorzaak ligt in al onze weerstanden. We verslijten de ene partner na de andere en soms hebben we daar nog psychologen bij nodig, maar we komen niet aan de wortel. De wortel is een natuurlijke overgave, een natuurlijk geopend zijn, zonder enig voorbehoud. 

Maar dat is eigenlijk meditatie. En uitgerekend in het gebied waar wij het beste zouden kunnen leren, verknoeien we het grandioos. Omdat we ook daar uit zijn op onszelf door te zetten. En omdat we niet in de gaten hebben dat we niet aan de buitenkant kunnen beginnen, dat hebben we nu al duizenden jaren gedaan. We moeten van binnenuit beginnen, daar waar nog geen woorden zijn, daar waar nog geen begrippen zijn en geen beelden en geen voorstellingen. Waar uitsluitend het aanschouwen is, het doorleven.
Wat je dus ook niet kunt organiseren. Waar je geen techniek voor kunt verzinnen, zo min als je eigenlijk een systeem of een techniek voor meditatie kunt hanteren, want dat gaat altijd fout. Meditatie is die oplettendheid waarin alles helder is. En waar we mee bezig zijn, en waar we mee bezig waren in al die jaren, is ons afvragen wat nodig is voor die waakzaamheid, die liefde en die aandachtigheid, die het ons mogelijk maakt om te ervaren wat is.
En dat betekent dat onze aandacht wijd moet zijn. Dat ze geen enkele bedoeling meer heeft. Dat ze zo wijd is dat alles wat je bereikt, bij je naar binnen kan. Dat je geen selectie pleegt – wat we nu aan de lopende band doen, aldoor maar, ook terwijl ik nu met jullie praat.
En om dat mogelijk te maken, zullen we die innerlijke weerstanden, die veel eerder zijn dan onze conflicten, veel eerder dan onze problemen, op het spoor moeten komen.

Hoe komen we die [innerlijke weerstanden] op het spoor?
Door die gedeeltes van de dag te kiezen waar we vrij zeker zijn dat we nog niet zo erg verknoeid zijn.
Eén van de meest belangrijke momenten is waarschijnlijk als je pas wakker bent, als je normaal geslapen hebt. Als je pas wakker bent en je traint jezelf erin om dan niet onmiddellijk de dag binnen te laten komen, zoals we dat doen. Dat is het bekende, de dag die binnenkomt, dat weet je allemaal al. Dat hoef je niet binnen te laten komen, dat is er gewoon. Dat is die oude mens, met zijn plichten, zijn zorgen, zijn bedenksels. 

Maar die mens is voordat al die onzin door je hoofd gaat. Die mens. Dus probeer als je wakker wordt, niets te doen. Je zult merken hoe moeilijk dat is. Dat is een hele leer: nietsdoen als je wakker wordt. Alleen voelen hoe je lichaam is. En proberen te registreren of het zacht is, of het ontspannen is, of het warm is. Meestal is dat wel zo, het is wel warm, het is meestal zachter dan op enig ander moment in de dag. Ja, tenzij je net een nachtmerrie gehad hebt, maar ik neem aan dat het een normale ochtend is. En dat het niet al midden op de dag is, dus als het nog stil is. En dat je dan probeert te registreren waar er weerstanden in jezelf zijn – die zijn er… En dat je dan alle aandacht die je hebt, eraan geeft om dat zacht te laten worden. Maar dat kan alleen maar als je niet de dag binnen laat komen, anders is het onmogelijk. 

Dus dat is al het eerste begin, dat je je moet trainen om als je wakker wordt niets te doen, alleen te luisteren. Dan leer je op den duur. ook áls er wat binnenkomt van je gedachten, om daarnaar te kijken en te luisteren – zonder er tegelijkertijd in in te duiken. Zoals we het op het ogenblik doen, duiken we er tegelijk in, we zijn gelijk één met die gedachtes. En dan is het al voorbij. Als je één bent met je gedachte, dan is het voorbij, dan registreer je niets meer. Dan ben je die gedachte.

Dus ‘s ochtends bij het wakker worden, probeer je om alleen maar wakker te worden. Dat wil zeggen, van de onbewuste toestand tot de bewuste toestand over te gaan, en verder niets. En daarin te oefenen. Want het is heel groot, als je een weerstand die zich dan in je in een of ander spierstelsel van je uit, los te laten en verder niets, geen enkele gedachte.
Zo begin je het te leren, zo leer je wat het is om ontspannen en stil te zijn. Want als je het dáár niet kunt, ‘s ochtends vroeg bij het wakker worden… dan kun je het later op de dag ook niet. Je moet er eerst een gevoel voor krijgen wat dat is, om stil te zijn, om op een natuurlijke wijze geen gedachten te hebben. Dus geen verzet.
We kennen al die eindeloze oefeningen wel. Maar ik benader het nu van een totaal andere kant, ik ga uit van de meest ideale situatie die je iedere ochtend hebt in je leven, en dat je daaraan leert gevoelig worden. Want als je een keer het gevoel kent van alleen maar stil te zijn, dan kun je later op de dag hetzelfde weer bij jezelf oproepen. Omdat je dan als het ware de weg kent, de weg die je gegaan bent ‘s ochtends vroeg.
Dat is dus juist geen ademregulatie, geen energiecirculatie, allemaal niet. Het is niet meer en niet minder dan alleen oplettend zijn. En al die oefeningen die we doen, die heb je nodig. Omdat die je in staat stellen om in de dag, terwijl je bezig bent, iets minder verdeeld en verward en verloren te zijn. Je kunt door die energie-oefeningen en die ademoefeningen, door dat zitten, geleidelijk aan je aardse zelf, je aardse plek, vestigen. Zodat je dan tenminste een plek hebt waar je zijn kunt, die niet al verknoeid is. Dus dat is heel belangrijk.

Maar díe oefeningen reiken niet tot die weerstanden waar ik het daarnet over gehad heb, daar reiken ze niet toe. Dat is ook niet de opgave, de bedoeling van die oefeningen. De bedoeling van die oefeningen, daar valt alles onder wat we al zo kennen, daar valt onder dat je gewoon in de dag, als je verward bent, als je zenuwachtig bent, iets kunt doen waardoor je je aardse plek weer vindt in jezelf. En dat is heel wat.En dat is als je zenuwachtig bent of als je in verwarring bent, is dat geweldig, dat dat mogelijk is.
Maar we moeten de dingen niet door elkaar halen. Dat reikt niet naar die fundamentele weerstanden die we hebben. Want die hebben te maken met onze hele evolutie. Die hebben niet alleen te maken met het leven van deze keer, die hebben te maken met die totale evolutie.

En als we uiteindelijk uit onze cocon willen komen, onze kleine wereld waar we onszelf in genesteld hebben – onbewust, ongewild, maar we hebben het wel gedaan – dan is het nodig dat we die diepste weerstanden leren kennen. Dan hebben we aan die oefeningen die we doen, niet voldoende. Dan moeten we dat gevoel eigenlijk altijd in ons om kunnen dragen, dat ons wel veel overkomt, maar dat het ons eigenlijk niet raakt.
Mensen in de oorlog hebben dat wel eens gehad, kortstondig. Maar ik bedoel dus nu continu, dat gevoel dat je van alles kan overkomen, maar dat het jou niet raakt. En dat gevoel kan tot leven komen, als je die meest innerlijke weerstanden leert kennen – het is niet eens de bedoeling dat je ze kwijtraakt, maar dat je ze leert kennen. Want dan licht het opeens voor je op, dat vanuit die fundamentele weerstanden die in jezelf zijn, álles uit voortkomt waar je zo onmachtig mee zit te hannesen in je leven, waarvoor je oefeningen doet, waarvoor je naar leraren gaat, waarvoor je cursussen loopt.
En hoe zekerder de leraar is die een of ander systeem vertegenwoordigt, hoe meer je geneigd bent om te denken dat het dát is. Maar dat is het niet. Het stelt je alleen in staat om in dit verwarrende, agressieve leven een heel klein beetje gezond te zijn. Dat is al een heel ding. Maar het zet zich niet uiteen met dat meest fundamentele wat er is, namelijk, dat jij, zoals je bent – of je nou een zenboeddhist bent, of een christen, of een mohammedaan, of een taoïst – op moet houden om één van die dingen te zijn. Dat je een bewustzijn bent, wat in onafgebroken relatie, contact, verbondenheid, staat tot het totaal van het leven. Dat je je schijnidentiteit, waar we ons zo druk over maken, totaal verliest. Want dat is voorbijgaand. Daar doen we ons hele leven zó ontzettend ons best voor… En waaróm…
Als je geluk hebt duurt het honderd jaar en dan is het voorbij.

Maar daaraan voorafgaand is iets anders. En onze opgave is om dat volledig te leren kennen. En dat kun je niet leren kennen, zolang je die weerstanden onbewust laat voortduren in jezelf. Zolang je altijd maar weer vanuit die weerstanden in conflict leeft, met jezelf, met de wereld, met de mensen om je heen.
Dan zijn er die spaarzame momenten, als je vlak voor de dood staat of wanneer je de eerste momenten van grote liefde kent, dat je even verlost bent van die wurggreep van de afgescheidenheid. En ik denk dat het onze opgave is om in dit leven, zoals we zijn, die werkelijkheid die niet afgescheiden is, die nooit geboren wordt en die nooit sterft, totaal te leren kennen.
Daar reikt onze kennis niet toe, daar reikt ons gevoel niet toe, het is onmachtig… Geen filosofie, geen leer, geen oefening, uitsluitend die pure, stille, liefdevolle aandacht – die in ons is, en die we ons hele leven achter de deur houden, in naam van allerlei. Die nooit oud is en nooit jong is, die eeuwig is. Die je niet van een ander kunt ontvangen, noch aan een ander geven. Waarvoor je je alleen maar kunt openen.

En we kunnen nu, in deze vijf dagen, in de situatie dat we dus niet in onze gewone sleur zijn, proberen hieraan te oefenen. En we kunnen het zelfs op de dag proberen te oefenen, tussen de oefeningen die we natuurlijk – we zullen net als op andere vijfdaagsen allerlei oefeningen doen.

Maar laten we proberen deze keer ze vanuit die veel grotere diepte te doen. Zodat we een begin maken. Want strakjes als we thuis zijn – en zeker nu de kerstdagen komen en wat er nog meer voor feesten zijn, misschien een skivakantie of zo iets – als we strakjes weer thuiskomen is het veel moeilijker om die stille, gelaten, geduldige, benaderingswijze vol te houden.
Als ik jullie vraag om voor het eten even in je basis te staan, dan is dat niet een of andere malle frats van mij. Maar het is een kans voor jezelf om even, ten eerste te voelen dat je een basis hebt, en je daarvan steeds dieper bewust te worden wat dat is, die basis. En dan kom je op die diepere werkelijkheid die ook daar is, die eigenlijk door die basis heen is, veel verder reikt dan die basis.
En zo kunnen we misschien in deze vijf dagen daar gevoel voor krijgen en elkaar daar ook bij helpen. Want we staan tegenover een machtig mechanisme in onszelf. Dat is een gewoontemechanisme, om met elkaar te praten, om dingen, om gegevens, uit te wisselen, om gezellig met elkaar te zijn. Daar is allemaal niks op tegen. Maar het is een herhaling – op een beetje verfijnder niveau, maar het is een herhaling. Het reikt niet tot dat punt in jezelf waar je stil bent.

Als je hier in die vijf dagen een heel klein beetje contact krijgt met dat stille bij jezelf zijn. Wat je ook kunt hebben terwijl je midden tussen de mensen bent, maar dan moet je al veel meer geoefend hebben. Maar dat stille bij jezelf zijn kan hier een begin maken. Je hoeft maar één keer te voelen wat dat is. En vanaf dat moment sta je totaal anders tegenover alles wat je doet, tegenover alles wat je onderneemt, tegenover alles wat je verlangt.
Dan kun je voelen dat die mens die zich in dit leven tracht te vervolledigen, maar een stuk is van jezelf, dat zie je. En dat is de basis. Als je dat ervaart, dan valt een heleboel gevangen zijn, ongemakkelijk zijn, geïrriteerd zijn, weg. En niet op de oude manier, niet omdat je eraan geoefend hebt, maar doordat het plotseling in jouw opgelost is. Omdat je de eindigheid daarvan voelt – terwijl je je leven nog niet volbracht hebt, voel je de eindigheid. En kun je glimlachen om dat vele waarvoor je je inspant. Wat niet wil zeggen dat je het niet doen zult, maar je doet het anders. Je weet dat het gebeuren moet, en dat is dat. Maar jij bent er niet meer van afhankelijk. Jij bent met iets totaal anders bezig – terwijl je je  leven leeft. Jij luistert naar binnen, steeds meer. Zodat je de werkelijke aanvangen van alles wat jouw leven uitmaakt, aan de aanvang ervaart. En niet in zijn uitwerking, maar in de aanvang. Zodat je inderdaad bij jezelf waarneemt hoe je altijd weer opnieuw uit bent om iets te veroveren, positief of negatief. En als je dat helemaal doorhebt, dan kun je het als het ware op een natuurlijke manier uit je handen laten glijden. Dan hoef je die hand niet meer te openen, het gaat er doorheen, zoals een vrucht die rijp is omlaag valt. Daar is geen gevecht meer bij, daar is geen inspanning meer bij, daar is geen argument meer bij. Want waarom zou iets proberen vast te houden waarvan je voelt tot in het diepst van je ziel dat het voorbij gaat?
En kijk eens naar je eigen leven, waar je altijd eropuit bent om het tot het jouwe te maken, hoe dan ook. En dan zie je ook de futiliteit en de onmogelijkheid om dan goed te oefenen, als je eigenlijk op de achtergrond toch weer dat hebt.

We zullen proberen in deze vijf dagen, telkens op een ander niveau, telkens op een ander gebied, dit grondprincipe voor onszelf proberen duidelijk te hebben. Zodat we onze energie goed gebruiken, zodat we de energie die we met zoveel moeite nu opwekken, cultiveren. Dat we die niet meer stoppen in tóch weer hetzelfde, namelijk er beter van worden… Afijn, je weet het wel. Met die energie nu inderdaad je verenigen kan met alles wat er al is, niet meer opgesloten in die kleine gevangenis van je ik.
Misschien lukt het om een aanvang te maken. Het hangt alleen maar van jullie intensiteit af. En of je echt kunt zien en begrijpen wat ik gezegd heb. Dan vind je het vanzelf, dan heb je mij niet meer nodig.
Ik hoop het echt dat het ons lukt. Jullie moeten eerlijk zijn, jullie moeten elke stap die je niet snapt, daar moet je op ingaan. Ik ben geen sprookjesverteller, ik probeer jullie iets uit te leggen wat heel concreet is. Dus ga erop in. Schaam je niet, wees volstrekt eerlijk, houd niks binnen. Laat het allemaal duidelijk zijn. En als het niet duidelijk is, zeg het, dan kunnen we samen proberen als vrienden erop in te gaan. Het is mijn bedoeling, dat we er als vrienden op ingaan.

Afbeelding bovenaan: 
Hanna Mobach, Elzenkatjes,1985. 
Porcelein, pigmenten en veldspaatglazuur, 30x30cm

naar boven