Het kan alleen in liefde gebeuren

Eefde april 1988 | Zondagmorgen

Inleiding
[download]

We hebben ons de afgelopen keer de vraag gesteld over het ervaren. En we hebben gemerkt dat dat een zich sterk aan onze waarneming onttrekkend onderwerp is, juist omdat we het zoveel doen.
We hebben het voornamelijk gehad over het ervaren in de dag, als je wakker bent. We hebben het nog niet gehad over het ervaren in de nacht, in je slaap.
Dat is natuurlijk toch een groot deel van ons leven, het nachtleven. Als je jezelf gadeslaat, merk je dat je op een bepaalde manier angst hebt voor het nachtleven, dat kun je op allerlei manieren merken. We slaan daar natuurlijk geen acht op, want het hoort bij het gewone.
Er zijn maar weinig mensen die bijvoorbeeld de schemer de schemer laten en niet onmiddellijk een lampje aansteken.
Er zijn ook heel weinig mensen die proberen hoe ze in het donker kunnen kijken en wat in het donker kijken inhoudt. Of ook wat kijken op de dag en bij lamplicht inhoudt. Of die zich bewust zijn van de kwaliteit van het licht, zowel het daglicht als het kunstlicht.
Wij zijn wat dat betreft echte barbaren, we beseffen niet wat we onszelf daarmee aandoen. Want dat gaat heel ver. Als je veel kunstlicht aan hebt en zo de nacht bekort, ontneem je jezelf letterlijk de soort energie die je heel nodig hebt voor de meditatie. Maar je weet het niet, dus je doet het niet, je houdt er geen rekening mee. Je hebt alleen met het resultaat te maken, dat je moeite hebt met de meditatie.

Dat is eigenlijk hetzelfde als dat je geen tijd neemt voor je ervaring. Daarmee ontneem je jezelf ook de mogelijkheid energie te produceren die van belang is voor je meditatie. En als je hier rustig op ingaat en je niet laat afleiden door allerlei kreten buiten jezelf, ga je merken dat je heel veel aan jezelf te danken hebt van de situatie waarin je bent. En dat je dat niet beseft.
We hebben langzamerhand hele vreselijk ingewikkelde psychologische toestanden nodig en nog veel meer. We zullen waarschijnlijk steeds meer hulpverleners nodig hebben, die zelf ook eigenlijk hulp behoeven. Dus als je dat bekijkt, is het een hele bizarre situatie.

Het gaat terug op hele eenvoudige dingen. Want wat ik nu in deze tijd met jullie heb doorgenomen, zijn echt heel eenvoudige dingen. Dat zijn de dingen van elke dag, van wat je altijd doet. Waar jij mee te maken krijgt is dat je in de war bent, dat je onstabiel bent, dat je vaak verdriet hebt, dat je vaak bezorgd bent. En het gaat terug op hele eenvoudige dingen.
Wij pinnen het vast op allerlei omstandigheden. Aan de gedragingen van anderen. Maar het is veel eenvoudiger, het ligt veel dichter bij huis. En het sleutelwoord is dat je leert op te merken. Dat je leert op te merken hoe je bijvoorbeeld op kunstlicht reageert, hoe je op de schemer reageert, hoe je op de nacht reageert. Ik weet niet of er onder jullie zijn die zo een uur, anderhalf uur, rustig naar een ster kunnen kijken. Gewoon omdat dat prettig is. En daar gebeurt ook iets in je. Dan ben je niet aan het gek worden, dan ben je juist aan het gezond worden. Dan open je voor iets wat je op geen enkele andere manier kunt krijgen.

Want wij functioneren bij de gratie van energieën – en het is niet één energie, zoals de wetenschap ooit er eens gedacht heeft, maar het zijn vele soorten energieën. Als je tekort hebt aan één soort energie, gaat er iets mis.
Zoals wij zijn en zoals wij leven, is er heel veel mis. Dat zit niet in sociale voorzieningen, dat zit niet in een toekomstbeeld, dat zit in onszelf. Dat zit in de wijze waarop we omgaan met onszelf.
Als je door een straat loopt en je bent geopend, merk je dat bijna van huis tot huis de werkelijkheid van de straat verandert. Daar zijn plekken waar je je bedreigd voelt, terwijl er niets aan de hand is. En er zijn plekken waar je je prettig voelt. Maar zoals wij door de straat lopen, zijn we doelgericht, gaan we ergens naartoe en we merken het niet.
Onze wereld is zo ongelooflijk arm, dat we dan wel sensatie moeten zoeken, die de wereld ons natuurlijk verschaft. Maar dát we altijd sensatie zoeken en dat we altijd iets nieuws nodig hebben – al is het maar een nieuwe relatie of een ander mens – dat komt omdat we zo bitter, bitter arm zijn. We beleven zo ongelooflijk weinig… Ja, het laatste stukje dat is de sex, dat is overgebleven. En ook daar gaan we met de grasmaaimachine er overheen.

En dan zijn we héél erg verbaasd dat we allerlei kwalen hebben, allerlei moeilijkheden hebben. Maar we gaan eigenlijk héél onverschillig gaan we door de dingen heen, over de dingen heen, langs de dingen heen. En eindeloos memmen we over onze problemen.
Maar we vergeten te beginnen aan het begin: geopend raken voor het ongelooflijk veel wat er is. En wat bedoeld is om gekend te worden. Dat is ook een vreemd begrip voor ons, maar alles in de wereld wat je tegenkomt wil gekend worden.
Je kunt dat merken als je met de dingen in je huis, dat is het dichtstbij,  omgaat op een menselijke manier – niet op een robotmanier, maar op een menselijke manier. Dan merk je dat dat simpele huis van je, dat bestaat uit een aantal kamers of uit één kamer, net zoveel stemmingen heeft als er ogenblikken in de dag zijn. En al die stemmingen in de kamer werken op jou in, en jouw stemmingen werken in op de kamer.
Dat geldt natuurlijk in hoge mate voor de mensen om je heen. Maar ga het nou eens voor jezelf na, die mensen om je heen, zijn die niet eigenlijk een functie geworden? En als ze geen functie zijn geworden, als ze dus nog mens zijn, hoe wijd is dat dan.

Dat hangt samen met wat anders, dat hangt samen met het feit of jij niet altijd al van de ander vertrokken bent. En dat ben je, als je een vast aantal denkbeelden, gevoelsbeelden, van de ander hebt. Dan ben je niet in contact met die ander, dan ben je in contact met het gevoelsbeeld, denkbeeld, de denkbeelden van de ander. Maar niet met de ander. En dat is omgekeerd net zo.
Ik weet niet of jullie daar wel eens bij stil hebben gestaan. Daarom hebben we ook moeite met elkaar aan te raken, want dan gebeurt er iets, dat hoort er niet in. Want zelfs zoenen en omhelzen hebben we tot een ritueel gemaakt, daar gebeurt weinig in. Ik geloof dat je tegenwoordig drie zoenen moet geven…

– A.: Dat is weer afgelopen.

– Maarten: Oh, het is weer twee geworden.

– A.: Nee, ‘t Is weer niks meer.

– Maarten: Oh, ‘t is niks meer. Nou ja, er is eigenlijk weinig verschil tussen.

Maar een kopje oppakken, voel je dat, ervaar je dat. Of is dat een beweging die er nu een keer bijhoort om een hoeveelheid vloeistof in je mond te krijgen. Of is het jou te doen om het smaakje van die vloeistof.
En wat gebeurt er in je als je iemand aankijkt. Omdat we dat allemaal helemaal niet beseffen en er ook dus niet mee leven, zijn we af en toe volledig van de kaart als gevoelens in ons om rommelen. En dat komt omdat we onszelf afgesloten hebben, hermetisch, aan alle kanten. Alleen de seksaantrekking wil er af en toe doorheen rammen. En dat is dan dat.
Maar al die tussenstadia die er zijn, die stadia dat je je verwijdert en dat je het opmerkt, dat je er bij stilstaat dat je je verwijdert van iemand. Ik bedoel nu overdrachtelijk, niet dat je van hem wegloopt. Maar dat je dat opmerkt! Of dat je naar iemand toegaat en merkt dat die ander dat helemaal niet merkt… Die is bezig in zijn eigen wereld. En dat je de hoffelijkheid hebt om dan, dat opmerkende, niet verder toe te naderen, dat te laten. Die ander is bezig. In zichzelf. Dat je dan de gevoeligheid om niet daar doorheen te willen rammen omdat jij het zo nodig die ander wilt bereiken.

Dat is een soort van samenleven die wij absoluut niet meer kennen. Ik denk dat het in het Oosten ook verloren is gegaan geleidelijk aan. Maar hij heeft bestaan, ik heb het meegemaakt. Dat is een oneindig veel rijkere wereld dan wij kunnen beseffen überhaupt.
Een wereld waarbij het blaffen van een hond heel in de verte, allerlei oproept, van het dier in kwestie en van alles wat daar omheen is. Een signaal vanuit een beschaving. En zo zijn er duizenden dingen.
Je zou echt op de dag niet zoveel hoeven te doen, in onze zin, om volledig te leven. Om volledig dat kostbare weefsel van het leven tot je toe te laten.

Als je dat beseft, wordt het duidelijk dat je op een totaal andere manier zult moeten gaan leven – als je wilt mediteren tenminste, als je dus niet tevreden bent met ademoefeningen, energie-oefeningen, houding-oefeningen, Tai Chi, wat dan maar. Als je daar niet tevreden mee bent, als je zo intelligent bent dat je daar doorheen kijkt.

Dan zul je beseffen dat je helemaal aan het begin moet beginnen. Dat je jezelf zult moeten opmerken in de dag, wat je daarin doet, en hoe je daarin bent. De kloosters en de ashrams hebben daarvan geweten. En die hebben gezegd: maak het leven zo simpel mogelijk, breng het terug tot zijn aller uiterste eenvoud. Zodat je hier op in kunt gaan. Maar jammer genoeg is dat verloren gegaan en hebben ze zich toegelegd op systemen. Eigenlijk is daarmee de kern van de meditatie verloren gegaan.
Mediteren wil zeggen: alles wat is bewust maken, zonder onderscheid, zonder voorkeur, zonder selectie, zoals het zich voordoet. En vanuit dat oogpunt gezien zijn wij die niet in een klooster zijn in het voordeel, want er komt veel op ons af, er is heel veel. Het enige is, het is geleidelijk aan zóveel, dat we erin omkomen. En uit zelfverdediging hebben we onszelf onverschillig gemaakt.
Hiermee is de cirkel gesloten, omdat we onverschillig zijn hebben we sensatie nodig, hebben we evenementen nodig, hebben we vakanties nodig. Het zou allemaal niet hoeven als we wezenlijk geopend waren.

– B.: Maar gegeven het feit dat het niet zo is, is het toch heel begrijpelijk dat je al die dingen zoekt. Als ik voor mezelf naga, jij zegt van probeer je ervaring zo open mogelijk te maken. Als ik dan voor mezelf naga wat ik ‘s nachts allemaal afwerk en wat ik dus overdag niet gezien heb, ja, dan is het geen wonder dat mensen vakanties zoeken en vermaak en verstrooiing. Want dat houd je natuurlijk niet erg lang vol.

– Maarten: Ja. Maar je snapt ook wel dat het niet een oplossing is, het is een noodverband. En je hoopt dan maar dat er nog eens een keer een echte verbetering komt.

– B.: Ja.

– Maarten: Want je blijft noodverbanden leggen. Maar dan zijn we bij een ander punt: waarom potten we dat eerst op tot de nacht.

– B.: Omdat daar kennelijk meer helderheid is in een bepaald opzicht.

– Maarten: Omdat er meer rust is, ja, inderdaad. Maar het is natuurlijk zo dat het een heel vreemde werkwijze is: eerst oppotten, dan verwerken – en dat gaat meestal ook niet, want de nacht die we ons toestaan is meestal te kort. En zo daveren we maar door.
Dus de oplossing zit aan een heel andere kant – dat heb ik al vaak genoeg gezegd: het is zo dat je, ook als je gesloten bent, als je dus onverschillig bent, dat alles in je bewustzijn geregistreerd wordt. En als je het dan niet verwerkt, als je dan niet toelaat, bewust toelaat, dan krijg je die hele legers van psychologen die nodig zijn om het allerergste in orde te krijgen. Het is eigenlijk dat we weigeren om door ervaringen heen te gaan, dat weigeren we. We willen bezig zijn met wat we zo belangrijk vinden. En alles wat daarnaast is, dat laten we weg – denken we. Dat gaat niet op. Je merkt het zelf ook, je droomt ervan. Dus die hele cultuur van concentratie, die wij geleidelijk aan aan elkaar geleerd hebben, dat is iets afschuwelijks! Dat is echt héél erg afschuwelijk. We zullen er alles aan moeten doen om geopend te raken. En dat is nou het punt waar alle systemen je niet verder helpen.
Dit moet je opmerken, en dit moet je de hele dag door als besef met je omdragen. Dat is het enige wat mogelijk is. Beseffen dat je een robot bent – dat je je althans gedraagt als een robot. Terwijl je natuurlijk geen robot bent, je bent een mens. En je registreert het wel. Alleen, dan komt het in het onbewuste, dat grote, grote reservoir wat we omdragen en wat de eigenlijke aanleiding is van reïncarnatie: het niet willen beleven van wat zich voordoet. Het altijd maar in je ideeën zitten, in je gedachten over het leven, van hoe het moest. En niet zien wat er gebeurt.

Dat gevoelig worden, dat je openen, daar zijn geen trucjes voor, daar zijn geen therapieën voor, dat  moet je doen, gewoon doen! Het begint met op te merken dat je gesloten bent, daar begint het mee. En dan moet je natuurlijk niet van de kippenkoorts opeens haast krijgen. Want dat is het laatste wat mogelijk is. Als je dat van jezelf weet en je probeert op de dingen in te gaan, dan zul je daar geduld voor moeten hebben, en liefde. Nou, dat is een artikel wat wij natuurlijk maar heel schaars in huis hebben. Enthousiasme hebben we in huis, dat hebben we allemaal in huis. En ideeën hoe het moet, hebben we ook in huis. Maar liefde hebben we niet zoveel in huis. We hebben liefde voor bepaalde dingen. Dat is ook al zoiets heel merkwaardigs, dat we liefde hebben afgesteld op bepaalde dingen. Dat kan natuurlijk niet, dat voel je wel, dat is van de gekke, liefde is liefde.
En we zijn zelfs zover dat we daar allergisch voor geworden zijn. Als iemand iets liefs voor ons doet, zomaar, zonder dat er al een heel relaas aan vastzit – of we zien het niet of we schrikken ervan.

Het is zó’n krankzinnige wereld die we met elkaar gemaakt hebben… En intussen zitten we heel zwaarwichtig filosofieën te ontwerpen en systemen en therapieën te maken, maar dit aller-aller-aller-allereerste, waar alles uit voort komt, dat verdommen we gewoon.

naar boven

Gesprek (fragment)

– C.: Dat is ook niet zo’n wonder, want als je daaraan begint, dan merk je alleen maar dat afgesloten zijn op, áls je al wat begint te merken. Wat je totaal in paniek brengt, dan denk je ‘daar moet ik uit’. Dus voordat je zover bent dat je inderdaad die acceptatie op kunt brengen om te zeggen: nou, zo ben ik…

– Maarten: …en zo is de situatie…

– C.: …en zo is mijn situatie en dat is mijn uitgangspunt. Nou, als je dan geluk hebt, dan heb je een paar van die ervaringen dat je denkt: nou, ik ben even open… Dus het is ook zo’n lange weg, voordat het vertrouwen en het geduld kunt opbrengen om te denken: oh, duurt dat jaren, het is gewoon het enige wat ik kan doen, dus ‘ja’. Je hebt zoveel hobbels die je moet nemen en waar je elke keer je weer stuk kan lopen. Dus het is geen wonder…

– Maarten: Ja. Maar toch, C., wat je nu vertelt maakt me al heel blij. Want dan werk je aan de basis. Dan ben je daar bezig waar het begint. Maar je merkt dat men altijd bezig is aan iets anders dan aan dit van zien wat er is, van je eigen verhouding daartoe opmerken en dat niet veroordelen.
Want dat heb je nog niet genoemd, maar dat zit er ook bij natuurlijk: je eigen verhouding daartoe. Die veroordeel je meestal, die vind je tekort of niet goed enzovoorts, want díe doet dat wel zo… Je weet het. En dat je dat allemaal bestudeert als het ware. Daar heb je liefde voor nodig. En waar heb je dat geleerd…

– C.: ja, waar haal je dat in godsnaam vandaan. En het is echt een wonder dat je dan op een gegeven moment voelt van ja, kennelijk ontstaat zoiets, uit het niets lijkt het. En dan heb jij jaren gezegd van ‘nou, komt wel, een kracht groter als jezelf.’ Dan denk ik ‘ja…’ Maar op een gegeven moment dan ontstaat zoiets. Ik bedoel, hoewel je zelf dus echt denkt van ‘nou ja …’ En dan opeens komen er inderdaad van die openingen dat je echt in staat bent om jezelf te blijven zien en niet te denken van tjonge, tjonge, tjonge, nou, dat zou toch wel anders moeten… Dat je echt gewoon meegaat. En ik vind dat echt een wonder.

– Maarten: ja, nou dat vind ik ook. Dat het nog niet dood is. En dan, nou ja, dan zijn al die dingen die in de boeken staan, die zijn plotseling glashelder, van als je iets wilt leren kennen, dan moet je er eerbied voor hebben, dan moet je geen haast hebben, dat is dan allemaal glashelder bij zoiets simpels. Dat je vraagt je eigenlijk af – tenminste dat is mij heel vaak gegaan, dat ik me afgevraagd heb: waarom hebben we het zo ingewikkeld gemaakt. Waarom hebben we het zo ingewikkeld gemaakt! Waarom doen we onszelf dat allemaal aan. En natuurlijk, als we het onszelf aandoen, dan doen we het een ander aan.
Nou, dat is een mooi punt om voor ons allemaal op in te gaan: waarom doen we dit onszelf allemaal aan?
We hebben nog vijf minuten en nog tien minuten uitloop.

– D.: Uit angst om voor de andere te beschadigen.

– Maarten: Dat is één, maar als het dat alleen was dan viel het nogal mee.

– A.: Maarten, ik vraag me af of je je af moet vragen waarom. Ik heb het idee dat je dat makkelijk uit kan zitten denken van ‘het is zo, en laat het maar zo zijn’.

– Maarten: Maar dat kun je juist niet. Want anders was het geen probleem.

– A.: Ja maar, ook dat probleem eraan. Dat je dat zo doet.

– Maarten: ja Maar, kijk, als je het probleem ziet, kun je het echt zien. Dan kun je het niet laten liggen.

– A.: Nee, ik denk dat als je het echt ziet, dat je het ook weet waarom het zo is.

– Maarten: Ja, maar dan is er nog niks veranderd. Dan doe je namelijk toch nog weer hetzelfde op een andere manier.

– A.: Maar dan zie je het nog niet echt.

– Maarten: Nee, maar het is het oude verhaal. Het echt zien houd in dat je eraan gaat werken. En als je eraan gaat werken, ga je merken hoe diep het zit, hoe vertakt het is. En dan pas, als je dat gezien hebt, als je niet alleen gezien hebt waar het zit, maar ook ermee bezig bent, dan pas komt in het doen met geduld, dan pas komt de liefde. Het inzicht alleen is nog niet van de liefde, dat is neutraal, zou ik haast zeggen. Maar als je ziet wat er is, als je de onverschilligheid ziet, de ongevoeligheid ziet, de afgewendheid ziet, ook in jezelf, zoals A. opmerkt, en je probeert het dan – waar ze het ook over had – dan ga je merken wat een ongelooflijk groot werk het is. En dan komt het geduld en dan komt liefde. Niet omgekeerd, het is er niet onmiddellijk.

– A.: Nee, dat begrijp ik wel. Maar als jij zegt van ja waarom, dan ga je er weer mee aan de gang.

– Maarten: Ja, dat kun je doen. Maar je kunt je ook – dat heb ik al vaak gezegd en dat blijkt moeilijk over te dragen – Je kunt ook iets zo diep zien, dat je niet meer iets anders kunt doen. En dat is niet een wilsact van ermee aan de gang gaan, maar dat is de onmogelijkheid om iets anders verder te doen dan dat in je hele leven. Dat bedoel ik, ‘werken ermee’. En in dat werken, dat is juist het wonderlijke, in dat werken ermee, als je dus die enorme blokkade gaat ervaren in jezelf – en die is niet alleen in jezelf, die is natuurlijk overal, in alles wat leeft – dan ga je beseffen waar je voor staat. En dan wordt vanzelf, dat is inderdaad een wonder, dan wordt vanzelf liefde geboren. Dan merk je, ja, daar kom ik niet meer met mijn denken uit, daar kom ik niet meer met mijn voelen uit, daar kom ik alleen maar uit door me er totaal aan te geven.
Dan merk je natuurlijk op dat je zelf daar niet toe in staat bent, dat je moe wordt, afijn, dan kom je bij al die dingen uit waar wij als mensen mee te maken hebben. Maar dan is het gebeurd, dan weet je waar je aan bezig bent, dan voel je dat je ingeschakeld bent en dat je doet. En dat dat is. En je niet eens meer afvraagt van wat heeft dat tot gevolg. Mensen die mij vragen van ‘ja, maar wat heeft dat nou voor het grote, voor…’, die mensen hebben er nog een donder van gesnapt. Op het moment dat je daaraan bezig bent, houdt dat je af te vragen wat het uitwerkt op. Je kunt alleen maar doen. En dat is liefde.

Oké mensen, dan moeten we ophouden.

naar boven