Het gaat allemaal vanzelf…

Eefde april 1991 | Zaterdag
Inleiding
[download]

We hebben gisteren geprobeerd met z’n allen een klein beetje dichter bij het moment dat je leeft te komen, het besef wat je geleidelijk aan krijgt – als je niet al te veel haast hebt in het leven – dat ieder levensmoment heel kostbaar is; en dat in dat levensmoment iets verborgen is, wat geen uitdrukking vindt in wat je in dat moment beleeft. En nog een stapje terug: het moment dat je beleeft, wordt voor een heel groot gedeelte gedicteerd door wat je er al over gedacht hebt, wat je al kent van dat moment.

Je hebt de neiging – dat kun je zelf ook ontdekken – om al te verlangen naar het volgende moment, in de idee dat het volgende moment het antwoord zal zijn op het vorige.
Ik zeg het nou een beetje abstract, maar zo gaat het. Wat ontbreekt is een gevoel van ‘Ja, het gaat om dít moment, ik kan niet de volgende seconde een antwoord krijgen, nee, het is hier.’

Het gaat dus om mijn gevoeligheid, mijn openheid, mijn vermogen, om dit moment volledig te leven. Zodat alles wat daarin is: wat ik nog niet bedacht heb, wat ik nog niet weet, wat nog niet vastgesteld is, waar niemand nog ooit iets over gezegd heeft, tot me doordringt.

Als je met deze visie eens het leven bekijkt wat je elke dag leeft.
Ik denk dan terug aan de tijd toen ik nog niet gepensioneerd was, acht jaar geleden, en kijk naar dat leven wat ik toen leefde. Daar was eigenlijk geen moment in om te beseffen wat het leven was. Het akelige is namelijk dat je, als je niet al te dom bent, steeds meer werk aanneemt. En omdat er dan iets is wat je goed doet, zegt een ander ‘Kom, laten we die ook nog eens vragen.’
Binnen de kortste keren leef je niet meer zelf, je wordt geleefd. Dat is de keerzijd van succes, een heel zwarte zijde. Dat betekent dat je eigenlijk niet meer leeft – terwijl je juist bent bezig in allerlei heel belangrijke ideële bewegingen. Maar je doet eigenlijk niets, je verschuift in de tijd; en geeft anderen het idee dat het erg belangrijk is, dus je doet er ook nog niets misdadigs mee. Je beseft niet waar het eigenlijk om gaat.

Dat komt nu niet omdat ik zo’n verschrikkelijk slechte boosdoener was, maar ik ging gewoon mee in de stroom van de maatschappij – die bepaalde idealen heeft, die ontstaan zijn in de bovenkamer. En zo gaat dat door.

Dus waar we het gisteren over hadden, betekent, zolang je nog midden in het arbeidsproces staat, een heel radicale breuk, of je wil of niet. Hoe je dat tot stand brengt, moet je zelf uitvinden in jouw situatie.

Je ziet ook dat het er eigenlijk in de grond van de zaak om gaat of je contact met het leven hebt. Want je kunt natuurlijk ook naar de andere kant doorslaan en zeggen ‘Ik wil niks met die boze maatschappij te maken hebben, laat mij maar aan de rand zitten.’

Dat kan ook, er zijn mensen die dat doen. En dat gaat ook niet.

Je moet contact houden met het leven wat om jou heen is. Want je bent nu een keer een mens met alle  alle mogelijkheden om aan dat leven deel te nemen. Je kunt niet afzijdig zijn – ja, je kunt het wel doen, je kunt wel heilig worden buiten de maatschappij, maar vergis je niet, dan ben je echt schijnheilig. Dat gaat niet.

Je zult alles moeten doen – in contact. Want dat is de enige, enige mogelijkheid waarin je voor jezelf kunt ontdekken. Niet omdat meneer zus of mevrouw zo het gezegd heeft, maar omdat jij zelf ontdekt. Met alle beperkingen die je hebt – en als je niet heel dom bent, weet je dat je beperkingen hebt, dan zeg je ‘À la, dit heb ik er zelf van begrepen.’

Daar is iets in wat geen enkel systeem je ooit kan geven: een eigen ervaring. Hoe beperkt ook en hoe scheef hij ook mag zijn, het is een ervaring. En dan niet bij de duivel te biecht gaan door even af te checken of het klopt met wat Annie gezegd heeft en wat Theo gezegd heeft, maar die ervaring serieus te nemen. Dan heeft die het grote goed, dat je, zonder dat je er iets voor doet, dieper in de werkelijkheid komt.

Een van onze grote beletselen is dat wij ons altijd weer afvragen ‘Oh, maar wat heeft díe gezegd of wat heeft díe gezegd.’ En dan staan we stil. Maar als je ervaringen werken, nemen ze je vanzelf mee. Nou heb je natuurlijk, behalve de autoriteit van buiten, je eigen autoriteit. Die is ook niet mis; je eigen autoriteit zegt ‘Ja kijk eens, dat en dat, dat doe ik zus en zo.’ En je bent je helemaal niet bewust waar je dat vandaan hebt, maar dat heb je voor jezelf op een dag vastgesteld. Ja, dan staat het karretje ook stil.

Dus zo eenvoudig is het ook weer niet, als ik zeg ‘Nou, erváár maar, en zie maar.’
Ik heb nu langzamerhand in mijn leven gemerkt dat dat  eigenlijk een ontzettend revolutionair uitspraak is. ‘Want – zeggen een heleboel mensen – maar waar ben je dan, dan kan er wel van alles gebeuren, god noch gebod.’

Nou, we hebben dan wel met god en gebod geleefd en daar hebben we deze wereld aan te danken. Dus dat is ook niet zo erg, dacht ik.

Dus ingaan op je eigen ervaring is blijkbaar een kunst. He betekent het afleggen van allerlei autoriteiten, buiten jezelf, in jezelf. En vooral de autoriteit in jezelf is zo onbewust ontstaan. Die buiten jezelf kun je meestal nog wel herkennen, en daar kun je ook van zeggen ‘Nou, dat doe ik niet.’ Maar tegenover jezelf zeggen ‘Nee, dat doe ik niet, want mijn ervaring wijst in een andere richting’, dat is niet zo eenvoudig.

Dan vraag je je natuurlijk af ‘Ja, maar de traditie dan, wat is nou de waarde van de traditie, wat is nou de waarde van alles was er al gedacht is, gevoeld is; is dat dan allemaal waardeloos?’

Ik denk het niet. Maar hoe ga je ermee om? Neem je het tot je als een aanvulling van je ervaring, of neem je het tot je als een norm. Dat is de crux. Als je zegt ‘Het is een aanvulling van mijn ervaring’, dan is het heel heilzaam. Maar zodra je zegt ‘Het is een test voor mijn ervaring’, dan haal je het meest kostbare onderuit.

En dan zijn er mensen die zeggen ‘Kun je je eigen ervaring wel vertrouwen?’

Ja, als je dat niet zou kunnen vertrouwen, wat moet je dan nog vertrouwen? Dat is het meest nabije, even dichtbij als je adem.

We hebben zo geleefd, dat we zeiden ‘Nee, niet onze ervaring, maar dat wat er geschreven staat, dat wat er voorgeschreven is.’

Ik had nog laatst een gesprek met iemand die zen deed, maar ook een geloof aanhing. En toen zei ik ‘Hoe is dat eigenlijk, als je iets ervaart.’

Nou, het was een hele tijd stil, en toen werd er gezegd ‘Ja, maar ik moet toch even kunnen nagaan of wat ik ervaar wel juist is.’

Nou, mensen, dit is echt letterlijk zo. Maar we doen het natuurlijk op een meer ondoorzichtige wijze net zo. Dan staat het leven stil, dan kan er niks gebeuren. En het is op alle fronten zo.

We zullen ook af moeten van de idee dat we onschuldig zouden kunnen leven.

Soms hebben we, om wat voor reden ook, een bepaald probleem, een bepaalde uitdaging, niet begrepen; we hebben er niet op in kunnen gaan en hebben het weggestopt; we zijn braaf geweest. En dat hebben we jarenlang gedaan. Nu komt er een moment dat die lading in ons op exploderen staat. Dan kunnen er twee dingen gebeuren: je kunt exploderen, of je kunt het nóg een keer terughouden.

Ik denk dat het dan beter is te exploderen.
Maar kun je daar bijblijven, bij dat exploderen. Of word je gewoon meegesleurd, meegeblazen. Want je hebt het zóveel jaren vastgehouden, en… whamm! is het er.

Kun je de knal overleven? We moeten dan geen jengelverhalen gaan houden, dat als je explodeert – dat is dan meestal ten aanzien van andere mensen – dat toch zo slecht is. Want het ophouden was veel slechter. Dus dat exploderen, daar zijn we het over eens, dat is prima!

Maar, kun je erbij blijven? Of word je door de knal meegesleept en is er dan eigenlijk niks meer. Of kun je beleven wat dit hele proces van ontlading is? En kun je, terwijl het ontlaadt, die ander die het aangaat, ook nog zien zoals hij is? Kun je zien wat het hele proces is: zowel jijzelf die daar in barrels vliegt, als die ander die een geweldige oplawaai krijgt.

Kun je die allebei zien, kun je zien wat er gebeurt? Want eigenlijk is dat een mogelijkheid om tot elkaar te komen. Het is niet alleen maar die mens die explodeert, maar het is ook de mogelijkheid om in die explosie de veel diepere werkelijkheid te vinden.

Dat kan ook alleen maar als je op het punt staat te exploderen. Want als je tegen jezelf zegt ‘Nou, laat ik nou maar exploderen, want het zit me dwars’, dan gaat het niet.

Je kunt het dus niet bedenken. Maar het is altijd weer hetzelfde: kun je zo trouw zijn aan je ervaring, dat je dáárin ontdekt.

Een heel simpel voorbeeld.

Ik heb natuurlijk, toen ik als brave jongen begon te mediteren, erg goed gelezen wat er voor dat zitten allemaal nodig was. En ik begreep alras dat het een hele moeilijk zaak was – tot mijn grote schade. Het aantal voorschriften was legio, helemaal wat de adem betreft. Daar heb ik echt jaren mee gezeten, ik vond het een onmogelijke zaak om gewoon ontspannen te zitten en tot mezelf te komen.

En nu, vijfendertig jaar later, moet ik zeggen: het is eigenlijk heel simpel. Je kunt in het zitten steeds meer ontspannen, steeds meer, steeds meer. Daar heb je niemand bij nodig, dat kun je zelf voelen. En hoe verder je ontspant, hoe meer spanningen je gaat ontdekken. Dat is heel leuk. En die spanningen probeer je te ontspannen. Je merkt hoe ingeslepen ze zijn en hoe daar je hele levensvisie aan vastzit.

Het is van de gekke, maar het is zo: daar zit jouw hele levensinstelling in. En je laat het maar los, en je laat het maar los – je laat het maar los en nog verder los, en nog verder. En je adem verandert. Daar heb je dan verder niks aan gedaan, maar je adem verandert. De adem komt lager en lager en wordt zachter en kleiner. Soms denk je ‘Adem ik nog?’ Maar je maakt je er niet ongerust over, want je denkt ‘Daar zorgt Onze-Lieve-Heer wel voor.’

Je gaat maar verder en verder, en merkt tot je grote verbazing dat je anderhalf uur zit. Niks aan de hand. Je benen doen geen pijn, niks geen moeilijkheden. Alles wat je voorspeld was, is er niet.

Maar dat is gek… Ik heb het wel tien jaar van mijn leven bestudeerd, en er zijn meesters die heel precieze aanwijzingen geven. Nu zeg ik ‘Het is helemaal niet nodig, volg jezelf maar.’
En je zult merken dat het vanzelf gaat. Alles gehoorzaamt daaraan, aan een diep verlangen om jezelf – dat is de wereld, het leven – te leren kennen. Als dat verlangen er is, wordt alles geregeld.

Ik wil niet alle leraren brodeloos maken, hoor. Wat je van een leraar kunt leren is onder andere hoe je het ontspannen kunt bespoedigen, hoe je het kunt leren kennen. Dat kun je van een leraar leren.

Maar je kunt niet leren om het te doen, om het héél simpel nog niet te weten; alles te vergeten wat erover gezegd is en alleen maar te voelen wat er gebeurt.

En tot welke inzichten je komt, hoe gek ze ook mogen zijn in verhouding tot alles wat je al gelezen hebt – volg het rustig. Je bent oneindig veel wijzer, oneindig veel groter, dan alles wat opgeschreven is, alles wat ooit gezegd is. Laat het maar komen. Als iets waar is, als iets wezenlijk is, dan is het áltijd wezenlijk. En jij bènt daarvan.

Dus wat is er eigenlijk voor moeilijkheid? De moeilijkheid is alles wat er al over gezegd is, door al je voorgangers, met goede bedoelingen. Natúúrlijk met goede bedoelingen – ik zit ook met goede bedoelingen tegen jullie te praten. Maar ik ben me ervan bewust dat, als je het niet goed tot je neemt, je jezelf in de weg gaat zitten. Dat je dan gaat zeggen ‘Maarten heeft toen en toen gezegd…’ En dan zet je jezelf vast. Je kunt van niemand anders leren dan van jezelf.

Laat je dat héél kostbare niet ontnemen. Het is het aller kostbaarste in de hele wereld: wat jezelf ontdekken kunt. En neem dan op de koop toe dat je zult zeggen ‘Oh, maar dan heeft díe niet gelijk en díe wel.’ Leef daar maar een poosje mee. Dan moet je op een dag lachen en zeg je ‘Oh ja, natuurlijk, ze hadden allemaal gelijk, maar ieder was op zijn manier bezig.’

Dan ben je terug bij jezelf.

Zie ook dat je gewoon fouten moet maken. Je moet fouten maken. Hoe sneller je alle fouten tegelijk maakt, hoe meer je van jezelf leert kennen. Die wanhopige gevechten om geen fouten te maken – vergeet het alsjeblieft, het kan niet. Je moet fouten maken, het kán niet anders, je kunt niks vermijden. Fouten maken heeft één geweldig pluspunt, dat je ziet: dat is het niet. Dat is toch ook al heerlijk, want dát is het niet. Dus daar hoef je voortaan helemaal geen moeite meer voor te doen. Dan ben je weer open, kun je weer opnieuw beginnen.

Ik heb laatst het verhaal gelezen van een monnik, die vijfenveertig jaar heel hard gemediteerd had. En hij kwam bij zijn oude meester terug en legde hem voor wat hij gevonden had. En die meester zei ‘Waardeloos!’

Het was net alsof er in die monnik iets explodeerde. Hij was vijfenveertig jaar zwoegen kwijt en hij ging fluitend weg.

Het is een prachtig verhaal en het klopt met mijn eigen ervaring. Het is zo’n opluchting als je ontdekt dat je iets waardeloos gedaan hebt…

Wat ik aldoor heb proberen te benadrukken is: vertrouw je ervaring. Ook al heb je zoveel psychologisch inzicht, dat je weet dat je natuurlijk allerlei gekke kronkels in jezelf hebt. Nou ja, dat is dan zo, die kun je niet eerst wegwerken; die kronkels zijn er, en daarmee moet je werken. Dat is jouw enige mogelijkheid. Maar alles wat je van een ander overneemt – vergeet het maar.

Natuurlijk zit in wat een ander je voorhoudt of vertelt, iets wat voor jou van belang kan zijn. Maar dat is wat ik daarnet zei.

Je eigen ervaring, dat is waar het om gaat. Wees er maar héél zuinig mee. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet – maar dat begrijpen jullie wel – ‘Aai poes, ik ben zo lief’, of ‘Aai poes, ik ben zo ongelukkig.’

Dat betekent het natúúrlijk niet. Maar neem je ervaring ernstig, vertrouw erop. Dan zorgt alles in jezelf wel voor het komen van het volgende. Daar hoef je dan geen moeite voor te doen, daar hoef je niet naar te reiken, dat komt vanzelf – als jij je ervaring ernstig neemt en er echt op in gaat, je er niet vanaf maakt. Want op een bepaalde manier betekent iets overnemen van een ander óók dat je je afmaakt van je eigen ervaring. Dan regelt dat zich allemaal vanzelf.

Ik heb het in het zitten gemerkt, daarom vertel ik jullie het: het regelt zich allemaal vanzelf. Je hoeft helemaal niet meer na te denken ‘Zou ik nou die ene voet…, zal ik nou die andere voet…, zal ik nou mijn rug…’

Het gaat allemaal vanzelf!

Ja, je moet natuurlijk leren jezelf te voelen; je moet leren wat het is om gespannen te zijn en dat te ervaren. Natuurlijk. Maar het komt allemaal op hetzelfde neer, want als je op je ervaring afgaat, zul je ook geen onmogelijke dingen doen en ook geen onmogelijke dingen van jezelf verlangen. Als je nog niet toe bent aan anderhalf uur of twee uur zitten achter elkaar, dan ben je daar nog niet aan toe. Daar is toch niks ergs mee…

Als je het jezelf leert, gaat het organisch, en niet de hink-stap-sprong van het systeem.

Als je het op de lange termijn bekijkt, is de organische manier de snelste manier, want die is in overeenstemming met zoals het leven werkt. Wat niet wil zeggen dat je geen moeilijkheden zult krijgen en dat je geen verdriet en geen pijn zult hebben. Natuurlijk, dat hoort erbij. Maar onnodig verdriet en onnodige pijn en onnodig oponthoud, dat is er niet.

Dat betekent inderdaad altijd maar op je ervaring ingaan. En daar bij kunnen blijven; niet afgeleid worden, maar daar bij kunnen blijven. Dan ben je stap voor stap bij de grote meester die je zelf bent.


naar boven