Doorlopend besef

Eefde april 1991 | Vrijdagavond

Inleiding
[download]

Als ik het goed heb is dit de dertigste keer dat we een lange sessie hebben. Er zijn enkele mensen die dat allemaal meegemaakt hebben.
Ik vraag me af wat de inspanning, die we ons toch getroosten, voor verandering gebracht heeft in ons leven. Is er fundamenteel iets veranderd? Met ‘fundamenteel’ bedoel ik dat de geest zijn grijpgrage haast vrijwillig heeft opgegeven. De geest die altijd bezig is, of naar de toekomst, of treurend over het verleden – iets waar psychologen allemaal heel mooie uitdrukkingen voor hebben.

Is het mogelijk om stil te leven, zonder agressie, zonder plannen, zonder bezorgdheid? Want als je vaak mensen hebt begeleid als ze sterven, merk je dat dat eigenlijk de grote angst is: angst dat er niets meer in het voor is, dat je daar niets meer aan kunt doen. Dat je geen enkel plannetje meer kunt maken. Vaak beseffen ze ook dat treuren over het verleden dan geen zin meer heeft. Want je kunt er immers niets meer aan veranderen.

Ik denk aan de religieuze literatuur – niet alleen van zen, ook niet alleen van India, maar ook in het Westen – waar telkens en telkens weer de vraag gesteld wordt of je kunt sterven midden in je leven. Het klinkt een beetje dramatisch, maar ik bedoel het heel sober: of je het leven echt aan zichzelf kunt overlaten, of er niets meer in je is wat nog iets behoeft. Zodat je vrij bent om te kijken en te luisteren; geen behoefte meer hebt iets te veranderen aan wat tot je komt.
Omdat je ingezien hebt dat alles wat je erover denkt, voelt en overweegt, en alles wat je gelezen hebt en wat anderen je gezegd hebben over god en over de schepping – dat dat allemaal kan wegwaaien in de wind van de eeuwigheid. En je eindelijk al die eindeloze reeksen van overwegingen, teleurstellingen, ambities, verlangens, hypothesen, geloven, voor één keer zomaar los kunt laten.
Omdat je ingezien hebt dat elke beweging, elk moment waar je naar grijpt, je vaster bindt aan die eindeloze reeks van conflicten – conflicten die je weer moet ontwarren (soms met behulp van een vakman) om te ontdekken dat je nieuwe knopen maakt. Omdat die gretige greep naar de toekomst altijd nog werkt. Je hebt nog altijd het gevoel dat het om de volgende hoek gebeuren kan – over de volgende heuvel is het nog mooier, de volgende mens met wie je samengaat belooft je een beter leven, de volgende situatie heeft de belofte in zich waar je nu al naar luistert.

Intussen schuift de tijd verder, je lichaam wordt ouder, je mogelijkheden nemen af vanaf een bepaald moment. En je begint te beseffen dat dat niet het hele leven kan zijn – het hele leven wat onbekend is, waar wij heel veel over gezegd hebben, omdat het onbekende ons angst inboezemt.

We hebben heel veel stelsels en systemen ontworpen. En ook al zeggen we dat we het begrepen hebben, heel heimelijk denken we toch dat het leven gepakt kan worden, beheerst kan worden, verlengd kan worden, verfraaid kan worden. We nemen eigenlijk niet de moeite om het leven te laten openbaren wat het is – zonder onze gedachten en onze gevoelens, zonder die eindeloze reeks van theorieën.

Is dat mogelijk, om het leven zich zo maar aan je te laten openbaren? Het niet uit te dagen, het niet iets af te dwingen? Te beseffen dat je dat niet kunt?

Het is een heel ding als je beseft dat je niets, helemaal niets, in het vore erover kunt zeggen. En ook beseft dat, als je ergens naar verlangt, het leven zich niet kan openbaren.

Er is wel gezegd: wat nodig is is een mutatie van de geest. ‘Mutatie’ – dat is dus geen verlengde van wat er al is; het is op geen enkele manier de uitkomst van je leven, het is iets totaal anders.

Je kunt er dus niet over filosoferen. Filosoferen kun je over alles wat je al kent, wat je vermoedt, wat je geleerd hebt; die eindeloze, onoverzienbaar lange ontwikkeling, stap voor stap, het ene bekende uit het andere – zo zien we het tenminste.

Maar al die miljoenen jaren dat dat heeft plaatsgehad, is de eigenlijke drijfveer, de eigenlijke impuls, dat onbekende geweest. Het onbekende wat niet gepakt kan worden van hieruit, dat je niet kunt begrijpen.

Heeft dat enige betekenis voor je: mutatie, sprong, het onbekende? Of moet toch nog eerst iets vervuld worden voor je leven; moet je nog de volgende stap genomen hebben, het volgende bereikt hebben, het conflict hebben opgelost? Of besef je echt dat dat niet kan, dat je niet kunt zeggen: eerst nog even … Dat het iets totaals is; en dat het alleen maar in je gebeuren kan, als je inziet dat het totaal anders is.

Dan nog is het nodig om heel verstandig te leven.
Je lichaam in staat te stellen om die mutatie door te maken, hoort er ook bij; je lichaam niet te overtrekken; je leven zó leven, dat de ene handeling vloeiend uit de vorige voortkomt, zonder haast.

Want je lichaam moet natuurlijk in zekere zin wel onbeschadigd zijn – dat heeft niet te maken met een lichamelijke afwijking, ik bedoel: van binnenuit beschadigd zijn. Er zijn maar heel weinig mensen die beseffen dat je ook in geestelijke oefeningen jezelf kunt beschadigen.

Kun je beseffen dat dat samenhangt, dat wij met de geest die wij hebben gericht zijn op het veiligstellen van de toekomst – en miljarden met ons die zo gevormd zijn als ze gevormd zijn, met allerlei verschillen in culturen en economische patronen, in leefwerkelijkheden, maar in de grond van de zaak hetzelfde. Dat we ingekapseld zijn in die kramp. Kunnen we echt zien dat, zolang dat niet vrijwillig doorbroken is, er niets fundamenteels ten goede kan gebeuren?

Want we hebben natuurlijk in die miljoenen jaren hiervan geweten. Maar zelfs dat was verknoeid, doordat we dachten dat je het kunt afdwingen.
Tot op de dag van vandaag zijn er al die systemen, die dat proberen. En de schoonheid daarin is dat dat niet kan, dat is onmogelijk: een wezenlijke mutatie kan alleen maar vrijwillig zijn, uit liefde voor het hele leven. Niet een of ander Utopia, maar het leven zoals het eigenlijk is. Vóórdat het zichzelf in die eindeloze geschiedenis van de bewustwording afgescheiden heeft. En nu zucht onder het feit dat het niet meer behoort tot de liefdevolle adem van het leven; dat het een eigen leven gecreëerd heeft, met geleende energie, energie die we omgezet hebben voor ons eigen doel. Anders zou er geen agressie kunnen bestaan. Maar agressie bestaat, dat weten we. We hebben het dus getransformeerd tot iets van eindeloze schade.

Daar kunnen we natuurlijk Onze-Lieve-Heer voor ter verantwoording roepen. Maar ik denk dat dat niet juist is, ik denk dat we bij onszelf te raden moeten gaan en zien hoe het gebeurd is.

Ook als je het niet helemaal begrijpen kunt, kun je wel zien dat zo’n vrijwillige mutatie het enige antwoord is op een wereld, die steeds meer bekneld raakt in zijn eigen vindingrijkheid en zijn eigen kortzichtigheid.

Dat is de eigenlijke uitdaging van de meditatie, om dat te beseffen. En daar niet over te weeklagen of er gewichtig over te doen. Maar gewoon te zien: dit is de uitdaging. Zie ik die uitdaging? Of denk ik nog altijd braaf in de zin van oefenen, oefenen, je best doen, en dan aan het eind is de bevrijding.

Het is een doodlopende weg. Het kan alleen gebeuren door iets wat jou verre te boven gaat. Maar je moet er wel open voor zijn.

Kun je je leven zo inrichten dat je het jezelf gunt om zonder bedoeling te zijn? Niet meer te haken naar het volgende, wat het ook mag zijn; het mag ontzettend edel zijn, maar toch … een bedenksel in je hoofd, een religieuze constructie, een woord.

Kun je zomaar wachten, niet in slaap, niet passief, maar actief? Zodat die hele kleine wereld van belangetjes, van pijntjes, van plannetjes, eindelijk verdwijnt uit jouw aandacht.

Ik zou me hiermee bezig willen houden. Het zal een heleboel van ons vragen.
Het zal van ons vragen om al die dingen die we van huis hebben meegenomen, onzichtbaar in ons bewustzijn, niet direct hier opnieuw naar voren schuiven. Maar die mogelijkheid als een echte mogelijkheid proberen te verkennen. Ons af te vragen: wat is ervoor nodig om dáárop in te gaan, terwijl je er eigenlijk zo weinig van weet, zeg naar niets. Je kent je eigen geluksmomenten – als het echte geluksmomenten waren, momenten waarin niets tastbaars was.

Kun je aan de andere kant zien dat het nodig is, ongelooflijk nodig, heel urgent. En dat het alleen maar een kans heeft, als het niet zomaar eens vijf minuten van de dag binnen je aandacht is; ook een uur is nog maar niets. Maar wanneer het eigenlijk altijd in je aandacht is tijdens het leven wat je leeft, met al zijn verplichtingen, concrete dingen die gebeuren moeten, prettige en onprettige dingen, interessanten dingen, saaie dingen, bekende en onbekende dingen. Kun je in dat leven deze uitdaging, die voor ons allemaal geldt, meenemen, beseffen. Zodat je van binnenuit veranderd wordt.

Het kan niet van buitenaf komen, het kan niet van een ander komen. Het moet komen door die onafgebroken innerlijke aandacht in jezelf, zonder gezeur, zonder beloftes. Kan dat?

Ik denk dat het nodig is. En het allerbelangrijkste is dat je voor jezelf ziet, en niet omdat ik het zeg: ja, dit is nodig! Helemaal nieuw worden, opnieuw geboren worden. Dat is nodig. Dat is niet iets moois wat zo verheven kan gebeuren. Nee, heel concreet, dat is nodig!

Kun je dat meenemen, zonder gewichtigheid, maar doodeenvoudig omdat het nodig is voor de hele mensheid, waar jij bij hoort, waarvan jij bent.

En kun je dat doen, terwijl je natuurlijk ook heel goed weet dat de trein van ontwikkeling, zoals die op het ogenblik steeds harder rijdt, nog aldoor doorgaat. Maar dat je dat helemaal vergeet en zegt ‘Ja, maar als die ooit tot stilstand zou kunnen komen, dan is dat omdat de mens verandert – omdat ik verander.’

Dat je dat meeneemt. Niet alleen deze vijfdaagse sessies hier, maar elke dag. En je niet meer laat afleiden; dat het bij je is, zoals je adem bij je is. Want dat is het enige wat je leven écht kan veranderen, die doorgaande aandacht voor het allerbelangrijkste: het voortbestaan van de mens en van de wereld.


naar boven