Eefde april 1986 | Zaterdag
Inleiding
[download]
Ik heb gisteravond een overzicht gegeven van het veld dat wij de afgelopen kleine drie jaar hebben proberen te omvatten. Ik heb de hoofdprincipes in dat veld aangegeven.
En het belangrijkste is dat wij ons oefenen in dat gevoel voor vergankelijkheid, dat gevoel dat je iets uitdrukt in deze wereld op jouw speciale manier – en in dat opzicht ben je volstrekt uniek – maar dat je tevens dat andere bent wat je uit wilt drukken. En de paradox is dat je niet weet wat je uit wilt drukken, maar dat je al doende, levende, lijdende, en in vreugde, dat wat je uitdrukt leert kennen.
Meditatie is dus doen, is niet afwachten, niet overwegen, niet schouwen. Het is doen, het is voortdurend doen. Dat doen is van een bepaalde kwaliteit, het is de kwaliteit van het in verbinding staan. In verbinding staan met datgene wat niet van de vorm en niet van de tijd is. Daar kun je alle namen aan geven die je wilt, dat is onbelangrijk. Maar het is dat totaal andere, dat niet geboren wordt en niet sterft.
De vraag is nu hoe kom je daarmee in contact.
En dat betekent dat je aandacht hebt. Ik heb het er eindeloos over, jullie zijn er misschien al eeltvorming voor geworden. Maar het is toch het enige: aandacht. En dat proces van het kunnen beschikken over aandacht, dat is een heel subtiel proces, is een heel langdurig proces. Dat betekent letterlijk, zoals Thich Nhat Hanh ook terecht zegt, dat je langzamer zult moeten gaan leven. Met ‘langzamer’ bedoel ik dat je je rekenschap geeft van hoe je je beweegt, hoe je doet, hoe je denkt, hoe je voelt. Je echt daarvan rekenschap geeft, in de zin van dat je je dat bewust maakt. Zonder er verder conclusies aan te verbinden – dat is het eerste wat we doen en dat moet je niet doen. Je moet gewoon je bewust worden van hoe je de dingen doet. Dat is het geheim.
Zodra je je bewust wordt hoe je de dingen doet, hoe je kijkt, hoe je luistert, hoe je beweegt, hoe je iets oppakt en hoe je iets neerzet. Hoe je met alles in je leven omgaat, niet alleen met andere mensen, maar met de dingen om je heen. Dat je je bewust wordt dat je meestal alle dingen die je hebt, die je gebruikt, die in je omgeving zijn, dat je die uitsluitend gebruikt, maar dat je er eigenlijk geen relatie mee hebt. Als je in de keuken bezig bent, heb je maar zelden een relatie met wat je aan het doen bent. Je weet wel wat je wilt doen. Natuurlijk, dat weten we allemaal. Maar terwijl je doet, heb je dan contact? Want zonder dat is aandacht onmogelijk, ben je altijd versmald, ben je altijd fragmentarisch.
En ons leven, zoals we dat leven, gaat veel te snel. Daarvoor zouden we al grootmeesters in de aandacht moet zijn, om het in dat tempo te kunnen doen. Iemand zegt iets tegen je – let eens op wat er in je gebeurt. Onmiddellijk is er een reactie. Je laat jezelf geen enkele mogelijkheid om iets tot je door te laten dringen. En zo dabber je door, je hele leven lang. En aldoor in dezelfde reacties. Als het een gevoelig punt is, word je kwaad. En dat herhaalt zich, eindeloos. En hoe meerdere keren het zich herhaalt, hoe sterker het wordt. Dat is echt een tragische toestand.
Let eens op jezelf. Let eens op wat er gebeurt als iemand iets tegen je zegt, vooral als het onaangenaam is. Daar kun je zoveel van leren…
En voor die tijd is aandacht onmogelijk. Voor die tijd blijft het partieel, je kunt in de oefeningen van Greet dan aandacht opbrengen, en whap!, er gebeurt iets en het is weg.
En dat is geen meditatie, dat is brokkelwerk. Meditatie is een voortgaande, vloeiende aandachtsstroom, die nergens opgehouden wordt, die altijd blijft. Die doorgaat, doorgaat, doorgaat. Waarin alles opgenomen wordt. Het kan er ook in bezinken – in die aandacht kan het bezinken. Kan het tijd krijgen om te rijpen in je. Dat is een totaal andere cultuur, daar hebben we hier geen enkele notie van. Het gaat niet om de hoeveelheid, het gaat om de kwaliteit. De kwaliteit van het tot je laten komen. Hoe is het?
We vinden meestal mensen die heel snedige opmerkingen maken, dat vinden we erg leuk. maar het is allemaal reactie. Wat ik bedoel is dat wat daar gezegd wordt, dat wat tot je doordringt, dat dat echt, tot helemaal in de diepte komt, waar het kan rusten.
Dat betekent dat je je leven tien keer zo langzaam zult moeten leven. En dat kan natuurlijk niet altijd, maar je hebt hele stukken van je leven waar je zelf baas over bent en daar kun je het wel in. En daarin groeit aandacht. Daarin houden de woorden op, de voornemens, de ijdele beloften, die houden daarin op. Die hebben daar totaal geen plek in, in dat voorzichtige, langzame tot je laten komen.
Kinderen kunnen soms, als ze nog heel klein zijn, kunnen soms heel lang zo maar, zeggen wij dan, staren. Dan keren ze eigenlijk terug naar waarvan ze gekomen zijn. En dat zijn vreemde kinderen voor ons. Voor ons zijn de leukste kinderen die gevat zijn en snel en schrander. Dat is de buitenkant.
En wij moeten weer kinderen worden, in die zin.
Dat we verzameld zijn in onszelf, verzameld, ontspannen, in evenwicht. Dat dat het is waar het om draait. Want van daaruit groeit vanzelf dat gevoel van dat voorbij gaan, en tegelijkertijd dat gevoel van thuiszijn. Thuis zijn en voorbij gaan, dat is één geheel.
Gesprek (fragment)
– Maarten: Terwijl A. en ik inkopen deden, had A. een vraag over die kwestie van dat langzamer leven.
En dat is heel interessant, hij heeft een sessie gevolgd van Thich Nhat Hanh, de Vietnamees zenmeester. En die had A. onder andere een opdracht gegeven dat hij echt heel langzaam planken moest afstoffen.
En A. zei: “Ja, dat heb ik natuurlijk wel braaf gedaan, maar er zat wel een motortje in me van: kom, hoe is dat…”. Dus geen vrede met dat heel langzaam over die plank gaan.
Nou, dat is een heel concreet gegeven, interessant vanwege het hele mechanisme wat daar achter zit.
De vraag is: waarom was het voor A. vervelend?
– B.: Dat je niet het idee moet hebben dat je afstoft, maar in de eerste plaats naar jezelf toe moet denken. Ik concentreer me in dat soort situaties bijvoorbeeld op mijn eigen hartslag. Bij mij is dat de enige manier waarop het lukt. En ik vind het af en toe heel prettig, maar ik moet er niet aan denken dat ik zo mijn hele leven doorbreng…
– A.: Ja, in het begin is het nieuw en dan is het wel een ontdekken. Maar als het even langer duurt, is het alweer gesleten. Maar op zich kun je, als je dingen langzamer doet, wel wat ontdekken.
– C.: Maar dat moet dan wel een beetje vanzelf gaan. Ik heb mezelf jarenlang gedwongen om alles heel langzaam te doen, een kopje heel zachtjes neerzetten bijvoorbeeld… Ik denk dat je jezelf wel kan gaan dwingen om het langzaam te doen, maar dat dat op de lange duur ergerniswekkend wordt. Dat is veel te nadrukkelijk. Het is veel fijner als het opeens vanzelf gaat. Zo ben ik in de loop der jaren bijvoorbeeld wel langzamer gaan eten, maar het is nu echt iets wat ik gewoon voel en ja, dan gaat het ook vanzelf.
Als je het als oefening krijgt, dan gebruik je het meteen om jezelf weer te dwingen. Tenminste, zo ken ik het van mezelf. En dat keert zich tegen je, dat is dan toch niet iets wat bij jou hoort.
– D.: Als je zo’n opdracht krijgt, dan werpt dat op zich al een blokkade op, vind ik. Om dat zo maar aan te nemen van iemand, nou, dat kost bij mij jaren… Dan denk ik: ga ik hier zo zitten afstoffen omdat hij dat zegt… Ook al zou ik die iemand misschien wel vertrouwen.
– A.: Wat ik wel een ontdekking vond is dat je via zo’n opdrachtje je meditatie plotseling in je dagelijks leven ziet, helemaal buiten je normale kader van het zitten en van alle min of meer rituele dingen. Dus daardoor kreeg het voor mij wel een link, van de zenzolder, via de winkel beneden waar ik stofte, naar het leven van alledag.
– Maarten: Ja, we zitten steeds in twee werelden. En wat we nu gehoord hebben via die opdracht van Thich Nhat Hanh is natuurlijk die andere kant, die er ook bijzit en die mijn argwaan bevestigt tegen alle opzettelijkheid.
Zijn bedoeling is geweest, denk ik, om je in de gelegenheid te stellen om contact te maken met die plank die je aan het afstoffen was. Dat is zijn bedoeling geweest. Maar dat is een dermate grote omschakeling en als je die inkleedt in een opdracht, nou, dan kun je er haast zeker van zijn dat het fout gaat. Iedereen zal er anders op reageren, maar dat element van ‘nou moet ik het langzaam doen’, dat is al moeilijk. Als je braaf bent, doe je het te langzaam, dan komt er geen contact. Verzet je je, dan doe je het misschien ook langzaam, maar dan is er dat verzet in, geen contact. Dus het gaat niet.
Wat die man probeerde is een bijna onmogelijk iets. Het is het totale omzetten van jouw manier waarop je je verhoudt tot de wereld. Want dat is eigenlijk de kern: hoe verhoud je je tot de wereld. Laat je de wereld met rust, of grijp je hem aan. Daar zit het eigenlijk in.
Zoals wij normaal leven, grijpen wij altijd de wereld aan. Vaak met de allerbeste bedoelingen, maar we grijpen de wereld aan. We laten hem niet doordringen. En al deze oefeningen zijn erop gebaseerd om je in een positie te brengen dat je dat misschien zou kunnen laten gebeuren.
Maar wat je meestal merkt van al die dingen, is dat het net averechts werkt. En dat komt zeer waarschijnlijk omdat een leraar op een bepaald moment denkt: dat is een goede oefening. Dat denkt die leraar, maar jij denkt dat niet.
Kijk, als je het zelf bedacht had, als je zelf dacht van ‘laat ik het nou eens langzamer doen’, omdat je toevallig eens een keer iets langzamer gedaan hebt dan je gewend bent en er is een grotere bewustheid gekomen in dat doen – ‘een grotere bewustheid’ wil zeggen dat de mogelijkheid van het je ermee verbinden erin zit – dan kan er iets gebeuren. Maar dat is uit jezelf gekomen.
Nou, dat is nou één van de redenen waarom ik geloof dat een leraar, als hij wijs is, veel beter inzicht kan verschaffen in het proces. En dan maar geduld hebben dat het in iemand op een keer gebeurt. Maar niet op een bevel, niet op een ‘nu gaan we dit doen’. Want daar zijn we aan gewend, wij hebben een heel mechanisme opgebouwd ten aanzien van taken die we opgelegd krijgen. Zoals in een gespreksgroep gezegd wordt: ‘vertel nou eens je gevoel…’
Nou, er is niks krankzinnigers dan zoiets. Maar dat sluit in al deze dingen in.
Maar als je één keer in de gaten hebt hoe dat mechanisme in jezelf werkt, hoe er prestatie in zit soms, hoe er een te behalen resultaat in zit soms, hoe er gewoon maffen inzit soms, hoe er alleen maar ontspannen zijn inzit soms, als je dat allemaal in de gaten krijgt – dan zeg ik er bovendien bij: je houdt voldoende van jezelf om daar nou eens belangstelling voor te hebben.
Belangstelling kan ik jullie niet geven, die heb je of die heb je niet. Maar je kunt wel inzien – en dat vind ik een heel sterk argument – dat als je dat niet hebt, als je geen belangstelling in jezelf hebt, als je onvoldoende van jezelf houdt, dat je dan altijd aan de buitenkant blijft.
Nou, dat kan je op het spoor zetten. Hoe kan ik binnendoor komen, hoe kan ik contact krijgen. En dan kun je het voor jezelf uitproberen. Maar dan kies je zelf het moment, dan ben je zelf de opdrachtgever, dan kies je zeer waarschijnlijk het juiste moment.
Want het zit heel ingewikkeld in elkaar, er zijn zoveel factoren die je niet in de hand hebt. En die ook die leraar niet in de hand heeft. Maar als het je duidelijk wordt hoe het mechanisme is, dan kun je er iets mee. En dan zit je nog met de grote moeilijkheid: kun je het dan doen zonder verwachting? Want dat is dan de laatste val waar je levensgroot in kunt tuinen, dat je bijvoorbeeld denkt van ‘als dat dan zo lukt, dan word ik een liefdevol mens, dan heb ik contact met alles…’
Ja, kijk, als je dat al gedacht hebt, dan is het alweer bij voorbaat voorbij. Ja, sorry mensen, maar zo is het.
Dus kun je dat hele niet-weten aan. Kun je dat hele jezelf laten gaan aan. Dat kun je, denk ik, alleen maar aan als je inziet dat het van belang is. Als je niets meer kunt krijgen eigenlijk, niets meer kunt bereiken ermee, maar als je heel duidelijk voor jezelf inziet, ja, als er iets gebeuren kan in de wereld, is het dit. Dan ben je eigenlijk, denk ik – zo is het bij mij gegaan – bereid om er je ziel en je zaligheid in te leggen, geen bijgedachten meer te hebben. Als je echt voor je ziet: ‘dat is nodig…’
Als je heel duidelijk voor je ziet … waarom praat ik er zo dikwijls over, dit hele mechanisme, die afscheiding, dat op jezelf zijn, dat verweer, de agressie, dat is één groot complex. Als je dat echt ziet, dan ben je vrij. En als je het doet om een andere reden, dan lukt het wel eens een keer – C. heeft het prachtig verwoord – maar …
Er was een jongeman die aan mij vroeg op een keer: “Wat is nou je uitgangspunt voor meditatie?”
Ik zeg: “Als je wanhopig bent, dat is je uitgangspunt.”
Als alles mislukt is, als er niets meer te verkrijgen is, dat is het juiste uitgangspunt voor meditatie, want dan ben je er doorheen gevallen, dan heb je niks meer te mekkeren. Dan zeg je: nou, laat ik dit dan maar eens proberen…
Dan is er geen prestatie meer, dan is er niks meer te bereiken. ‘Geluk’, dat is naar jouw gevoel al volmaakt onmogelijk. Er is niks meer. Zoals mensen die in de oorlog voor de dood stonden, althans dachten dat ze dood zouden gaan, toen was er niks meer. En plotseling waren ze dan niet dood en voelden dat ze eigenlijk totaal niet bedreigd waren geweest, ooit maar.
Dat is heel extreem, maar dat kan in je gewone leven ook zo zijn. Ik wens het jullie allemaal toe dat je zo wanhopig bent, écht wanhopig, dus daar is geen enkele uitweg meer. Want daar gaat het eigenlijk om. Anders blijven al die mechanismen doordraaien.
En dat is mijn argwaan ook tegen al die mensen, al die leraren, al die systemen, die je ergens iets opleggen. En daar ga je onmiddellijk op jouw manier mee aan de gang. En we zijn geen oosterlingen meer van driehonderd jaar geleden, dat zijn we niet meer. Driehonderd jaar geleden in het Oosten, was het mogelijk om zo’n volmaakt vertrouwen te hebben in de meester, dat ook al was het het meest absurde idee gewoon, je ging ervan uit: dat is zo!
Dat is eigenlijk precies dezelfde positie, maar wij kunnen dat niet meer. Dus wij moeten het zelf inzien. Wij moeten inzien in welke positie we zijn, hoe we leven, hoe we het doen.
Dat je buiten loopt en dat je ziet dat het prachtig is, en toch heb je geen gevoel. Hoe vaak kom dat niet voor. Of dat je heel veel van iemand houdt, maar op een bepaald moment denk ik: ik wou dat hij in sint juttemis was…
Al die dingen, om dan niet te blijven steken in het gevoel, maar om in te gaan op wat er gebeurt – wat er in jezelf gebeurt, wat er in die ander gebeurt of wat er in de wereld gebeurt.
En altijd weer voor jezelf de verbanden leggen, de verbanden tussen zoals jij bent, zoals het in de wereld is, zoals het in de ander is, en wat dat geheel betekent. Dat je daar belangstelling voor hebt. Niet meer voor je eigen gevoel, niet meer voor het gevoel van die ander, maar voor wat er gebeurt, wat er plaatsheeft, wat voor proces. En voor die tijd kan er niets gebeuren, want je zit allemaal van, ja… En hoe complexer je bent, hoe complexer het is.
In de pauze was er een gesprek dat het niet mogelijk is om met iemand werkelijk samen te leven en het zó te doen, dat de ander alleen maar zichzelf kan zijn en jij niet in het geding bent. Het blijkt dat in zo'n relatie altijd weer je eigen problematiek, je eigen moeilijkheden, een rol blijven spelen. En de uitgang is eigenlijk alleen maar dat je belang kunt stellen in dat proces wat gaande is in jezelf, in de ander en tussen elkaar. Want als die belangstelling er niet is, blijft het een opgave en een forceren.
– Maarten: … en in een persoonlijke verhouding is het beslist zo, samenleven met iemand waarbij alle persoonlijke dingen kloppen is gewoon utopia. Iedereen heeft zijn afwijkingen. Iedereen heeft persoonlijke dingen die de ander niet fijn vindt. En dan gaat het er eigenlijk om: hoe diep gaat die onderstroom. En als die er niet is, dan doe je veel eerlijker door te zeggen: de onderstroom is er niet, tabé.
– E.: Maar, Maarten, daar zeg je wel wat. Want sinds ik alleen woon, word ik me steeds meer bewust hoe eisend ik eigenlijk ben in al die kleine dingen. En je kunt pas met iemand samenwonen als je die onopzettelijke belangstelling voor al die eigenaardigheden van jezelf wat geoefend hebt.
– Maarten: Ja precies.
– E.: Maar in de praktijk gaan we samenwonen als we dat niet geoefend hebben en dus begint dat hele mechanisme wat jij gezegd hebt. En ik begin dat mechanisme pas te ontdekken, en aan die belangstelling kom ik mijn hele leven niet meer toe, dus ook niet aan samenwonen.
– Maarten: Misschien, maar nou ga je extrapoleren.
– E.: Ja, maar het gaat wel veel dieper dan ik tot nu toe gedacht heb, bedoel ik.
– Maarten: Ja precies, heerlijk. Nu hebben we het over de werkelijkheid.
– E.: Nou, het is maar heel zelden heerlijk. Het is meestal ‘Jezus, was dat er en dat er!’
– Maarten: Ja, maar heb je dan niet het gevoel dat je iets ontdekt hebt. En is dat niet heerlijk?
– E.: Maar het gaat ook met veel verdriet of pijn …
– Maarten: Dat komt omdat jij een censor hebt. Anders vond je het heerlijk, want je ontdekt iets. Wat je ontdekt is tegen alles wat je gedacht hebt. En omdat je een censor hebt, voel je dat als pijn.
– F.: Maar je kan toch nare dingen ontdekken…
– Maarten: Waarom zijn ze naar? Een ontdekking is een bevrijding.
– C.: Ja, maar ik heb er ook verdriet bij.
– Maarten: Maar waarom is dat zo, waarom moet je daar verdriet over hebben…
– C.: Ik vind het dan zo ontzettend jammer dat het zo gegaan is.
– Maarten: Dat betekent dus dat de verwachting die je in je hoofd had niet doorgegaan is.
Je hebt een verwachting. Die verwachting is niet bewust. Nou gaat er iets gebeuren wat aan die verwachting niet beantwoordt. Dan merk je pas dat je een verwachting hebt.
En daarom – om nu bij E. terug te keren – daarom is er zo’n vreselijke moeite om die bevrijding van de ontdekking te voelen. Omdat het tegelijkertijd die niet beantwoordde verwachting is. En we zijn al zo in dat verwachtingspatroon groot geworden, dat dat het meest belangrijke is. En die ontdekking, die ontgaat ons gewoon, die gaat voorbij.
– F.: Ja, maar je kan toch ontdekken dat je dingen gedaan hebt die andere mensen bijvoorbeeld ontzettend pijn gedaan moeten hebben. En als je dat ontdekt, is dat toch een pijnlijke situatie.
– Maarten: Dat is medeleven op afbetaling. Dat is werkelijk waar.
– F.: Dat is dus dat je toen niet meegeleefd hebt en daar heeft die ander geen donder aan natuurlijk.
– Maarten: Nee. Wat mij intrigeert in dat geval van E. is waarom zij niet blij kan zijn met dat zij doordringt …
– E.: Dat zei ik niet. Ik zei: ik ben er én blij mee én ik merk dat ik het volgende moment verdrietig ben. Het is èn een bevrijding en dan is het iets fantastisch èn ik ben ook alweer een illusie armer, en dat doet even pijn. Zo wisselt dat bij mij.
Zo bedoelde ik het. Dat verdriet en pijn er ook zijn, naast het gevoel van bevrijding.
– Maarten: Natuurlijk, want dat oude mechanisme zit erin. Maar je moet het toch hebben van die kracht van het verder doordringen, want dan zit er tenminste niet – waar we aldoor over gepraat hebben – die opzettelijkheid in. In dat gebeuren van het ontdekken zit eigenlijk geen opzettelijkheid. Dan ben je eindelijk oog in oog met wat er gebeurt.
– E.: Ja, en ik realiseer me nu dat ik doordraafde toen ik zei: ‘dus kan ik nooit meer samenwonen’. Dat dat weer dat oude mechanisme is.
– Maarten: Ja precies. En het is toch leuk om te ontdekken hoe je, net als een ezel, altijd maar weer gauw terug in je kot …
Maar misschien heb ik een afwijzing, want voor mij is het zo dat op het moment dat ik iets ontdek, dan zet dat gewoon alles open. Dat is heerlijk. Dat is zalig. Zo ervaar ik dat gewoon.
– F.: Ja, oké, maar dat kan toch ook net zo goed verdrietig zijn. Het kan het toch samengaan.
– Maarten: Ja, maar je voelt gewoon… ja, je voelt, dat verdriet, dat is vroeger.
<< Terug | Volgende toespraak >