Het stille gewaar zijn

Eefde april 1984 | Woensdagmorgen

Inleiding
[download]

Zoals ik gisterenavond al een beetje heb aangegeven, wil ik proberen om met deze groep in deze vijfdaagse die kunst van de observatie iets dichterbij te brengen. Want uiteindelijk gaat het daarom: kun je wel of niet observeren. 

En waar hangt dat van af. Dat hangt ervan af of je in staat bent om stil te zijn.
Misschien dat er onder jullie zijn geweest die vanochtend vroeg, om zes uur of half zes, naar buiten gekeken hebben. Toen was de wereld van de mensen nog stil, zo’n enkele trein die af en toe liep, maar verder was het echt stil. En niet alleen stil van geluid, alles was in zichzelf. Er was niets wat behoefte had om van zich te doen weten.
Als je dat ervaart en ziet en voelt, besef je ook dat wij die staat van zijn eigenlijk nauwelijks kennen. Wij doen voortdurend iets van ons weten, ook als we onze mond houden, ook als we niet bewegen. We zetten ons eigenlijk voortdurend uit. En waarom doen we dat? Dat doen we eigenlijk omdat we bang zijn geen ruimte te hebben.
Dat is natuurlijk een vrij bittere observatie. Dat je dus niets anders doet dan van je doen weten, dat je niet in staat bent om, zoals een boom in de mist, in jezelf te rusten. 

En daar komt bij dat je onmogelijk dat rusten in jezelf kunt willen. Want de wil is van het denken dat altijd beweegt en altijd op iets uit is. Dat is de grote opgave – het is geen probleem, het is een opgave – als je hem ziet, en als je die opgave wilt. Je kunt ook zeggen: ach, het is heel gezellig zoals ik leef, af en toe heb ik verdriet, af en toe heb ik pijn, af en toe heb ik plezier, en dat is eigenlijk heel goed.
Maar als je eigenlijk door hebt dat dat een eindeloze herhaling is, in steeds andere vorm. En je bent voor jezelf tot de conclusie gekomen dat dat  inderdaad die herhaling is die maakt dat we zijn zoals we zijn, en je vraagt je af ‘kan dat niet anders,’ dan zul je onvermijdelijk met wat ik heel voorzichtig geschetst heb, kennis maken. 

En dan zul je ook begrijpen, en dat is opnieuw een bittere pil, dat je daar niet aan kunt oefenen. Waarom praat ik er dan over? Omdat je wel kunt oefenen aan het veranderen van de situatie in jezelf. Maar je kunt geen gevoeligheid oefenen, dat gaat niet. Je kunt alleen heel geduldig, heel zorgvuldig, heel trouw en zonder verwachtingen, oefenen om de kermis in jezelf echt te horen – de toeters, de bellen, het geschreeuw, de wanorde die in jezelf is, om die te horen. En zelfs dat is niet eenvoudig. Want we zijn zó bezig, altijd door, dat we dat wat we veroorzaakt hebben niet horen, niet voelen, niet merken.

Wat betekent het eigenlijk. Het betekent attent worden op jouw manier van leven. En geen enkel model in gedachten nemen, want die bestaan niet. Elk model wat je tot je neemt, is een belemmering erbij. Het enige wat mogelijk is, is je eerst bewust worden van de diepgaande aard van de uitdaging, of de opgave, waar je voor staat. En dat er alleen maar geklaard kan worden door alles te geven, niet een klein stukje, voor de zondag, maar álles. Helemaal aanwezig te zijn, helemaal attent te zijn. Zonder – dat is wezenlijk – zonder een doel. Want je kunt ook helemaal aanwezig zijn met een doel iets te weten te komen, al is het maar omtrent jezelf. Alleen maar aanwezig te zijn, op te merken, en het daarbij te laten…
Het is heel menselijk om dan teleurgesteld te zijn. En die teleurstelling – dat is een lang verhaal, dat vertel ik niet – maar die teleurstelling belet je om verder aanwezig te zijn. Dan ben je terug bij je kleine zelf. 

Het is dus een ragfijn gebeuren. En daarbij kan de natuur je heel erg helpen, de natuur staat als het ware model. En die is zonder bedoeling, dat is het wonderbaarlijke ervan: het staat model zonder bedoeling. Het is er gewoon. En jij mag daarin of niet, dat verandert niet.
En aan die geesteshouding kun je oefenen. En je kunt er aan oefenen door op te merken hoe je nu bent. Zoals net met dat spel van Greet[1] hebben opgemerkt – en zoals we bij alle oefeningen van Greet de gelegenheid hebben om op te merken – wat je lichaam vertelt. Dat wil zeggen eigenlijk, wat je lichaam ervaart en aan jou vertelt, als je niet in gedachten bent.
Maar datzelfde willen we proberen in alle geledingen van ons leven toe te passen, díe geesteshouding, waarin we dus uitsluitend belangstelling zijn. 

Je zult merken als je hier op gaat letten, op een vriendelijke, liefdevolle manier gaat letten, dat het maar zelden voorkomt dat je alleen maar belangstelling hebt. Dat er altijd een motief in je draait. En dat perkt het af.
En het gaat allemaal terug op dat stil kunnen zijn. En dat stil kunnen zijn, gaat eigenlijk terug op volledig bewust kunnen zijn, en dat uit te houden. Al die oefeningen die we doen, zijn voorbereidingen.

Door die oefeningen kunnen we de smaak, de geur, de werkelijkheid, van dat stille zijn een beetje proeven. En dat is nodig, want meditatie is uiteindelijk ervaren. 

En je voelt wel dat dit helemaal voorbij gaat aan de problemen die we allemaal hebben. Die problemen horen thuis in de wereld van het van je doen weten. Daar horen ze in thuis. Wat natuurlijk niet wegneemt dat je zóver met die moeilijkheden moet kunnen zijn, dat je naar deze kant toe aandacht hebt. Die kant van het stille gewaar zijn.
Dat is waarom meditatie zo vreselijk lang duurt voor veel mensen, omdat ze eigenlijk bezig zijn met hun problemen. Maar dat is heel natuurlijk en heel menselijk en heel begrijpelijk.
We zullen proberen uit te vinden in deze vijf dagen of er ergens een verband is, een link is, tussen dat leven van problemen en dit wat ik hier heb proberen aan te duiden.


[1] Greet Wicart verzorgde de lichaamsbewustzijn-oefeningen tijdens deze sessie.

naar boven

<< Terug | Volgende toespraak >