Open zijn voor wat er gebeurt

Eefde april 1984 | Woensdagmiddag

Inleiding
[download]

J. kwam met een beroemde zen-vraag bij me, namelijk hij zegt: “Je leest het overal, het wordt aldoor aanbevolen, dat als je je wast, dat je dan alleen maar jezelf wast, als je eet, alleen maar eet, en drinkt, alleen maar drinkt. En vanochtend hebben we een heel ander verhaal gehoord. Hoe zit dat.”
Dat was heel leuk. Want dan blijkt dat wij zo achteloos slenterend met z’n allen aan heel vitale stukken van de meditatie zijn toegekomen.

Wat daar gezegd wordt: doe alleen dat wat je aan het doen bent, dan wordt er gewezen op het feit dat wij, zoals we normaal vaak bezig zijn, het ene doen en ondertussen met onze gedachten ergens anders zijn. Maar waar we het vanochtend aldoor over gehad hebben, is eigenlijk een heel ander hoofdstuk. En dat wordt zelden of nooit besproken, omdat het veel te precies ligt. Je kunt dat wel met elkaar in een groep doen, je kunt het niet op schrift stellen, op het gevaar af dat je weer allerlei ongelukken veroorzaakt.
Want wat hebben wij vanochtend eigenlijk bij monde van H. heel duidelijk voor ons gekregen. Dat het er dus om gaat om, wat je ook mag doen of wat er ook in je gebeurt, er echt bij te zijn. Dus niet alleen maar een uitvoerder te zijn, van of een wilsinzet of een gemoedsbeweging of een reactie, maar te merken dat jij er in bent. En dat kán de link zijn tot het ervaren dat, terwijl jij bent zoals je bent en bezig bent zoals je bezig bent, de wereld er is zoals hij is. En dat is niet meer afgescheiden zijn. Dat is dus doen, zonder het contact, de verbinding, te verliezen met het totaal waar jij in bent. En dat totaal wordt groter, naarmate jouw bewustzijn zich verder als het ware kan openen.
Dat is dus letterlijk eigenlijk wat die zen mededeling bedoelt. Alleen het is dieper onderzocht.

J. zei ook: “Dat is voor mij eigenlijk een probleem geworden zo langzamerhand, want ik dacht: ja, als je inderdaad uitsluitend dat maar kunt zijn wat je aan het doen bent, dat klopt dan niet.”
Daar zie je dus heel duidelijk het gevaar dat als je iets gaat vastleggen, generaal gaat maken, dat zo te stellen, dat je dan juist die afgescheidenheid  krijgt. Want als wij ons al concentreren vaak, met wat het ook mag zijn, dan sluiten we ons af, dan zijn we alleen maar dáár. Dan hebben we ook last van alles.
Dat is een van de merkwaardige dingen, als je díe concentratie gebruikt, dan heb je ook last van alles wat er buiten om je heen gebeurt. Want dat stoort de afsluiting. Terwijl het erom gaat dat je doet, en dat al het andere ook mag, dat je dat niet stilzet voor jou. Het mag allemaal. Dat is een totaal ander iets.

[stilte]

M. vertelde van haar verblijf in Finland, wat prachtig was, maar waar ze toch ook stuitte op het merkwaardige verschijnsel, dat als je ergens maar genoeg mee identificeert, je gewoon niet meer merkt wat er daar gebeurt. Met een groep waar een stel sportmensen bij waren, die allerlei tochten uitzetten en eigenlijk de koers bepaalde. En andere ouderen, die niet zo getraind waren, die daar echt wel erg veel moeite mee hadden. Maar dat die mensen die dan dat zo stelden, amper merkten wat het voor die anderen was. En dat zijn natuurlijk geen boze mensen. En als het dan nog tot op een heel vitaal punt gaat – dat je in een te kleine hut zit, boven op elkaar, je kleren kwijtraakt, afijn, al die dingen meer – dan wordt het heel duidelijk wat het euvel van dat niet open zijn voor wat er gebeurt, wat die ander is, wat die anderen zijn. En dan neemt heel vanzelf neemt het instinctieve neemt het heft in handen. En dat is heel vervelend en nou zeg ik het heel vriendelijk. 

Maar dat is gewoon duidelijk, zoals wij leven is er zo’n grote mogelijkheid, zo’n grote marge, dat we ons bijna die luxe kunnen veroorloven om, nou ja, als afgescheiden eenheden te opereren. Als het íets terugloopt, als we nóg dichter op elkaar komen te zitten – wat misschien gebeurt, als de economische omstandigheden nog slechter worden – dan wordt het nijpend. Kunnen we dan oog hebben voor, gevoel hebben voor, die ander en die anderen en die situatie en die situaties.
Dat slaat allemaal terug op die simpele oefening waar wij mee bezig zijn. Dit is zo belangrijk, vind ik althans, dat wij het verband zien tussen waar we hier mee bezig zijn en wat er aldoor gebeurt, met ieder van ons, en wat er in de wereld gebeurt, waar de slimste groepering de toon aangeeft. Wat helemaal niet gezegd is dat dat nou zo heilzaam is voor ons. 

Wij freewheelen als het ware met z’n allen nog op een grote welvaart, toch. En die maakt het mogelijk dat we dit afgescheiden bestaan rustig blijven voeren. Maar nog een beetje verder, dat je echt dicht op elkaar zit, zoals in het krijgsgevangenkamp, dat je een plekje hebt van een-tachtig bij zestig – daar liggen ze allemaal naast elkaar, als je verkeerd omdraait dan lig je bij je buurman – dan gaat het echt spelen.

Dus het is niet zo’n lief onderwerp, zo’n zoet, schoon onderwerp, waar we mee bezig zijn. Het is heel vitaal. En nu met z’n allen hebben we nog de gelegenheid, wij kunnen nu nog oefenen hieraan, we kunnen er nog op ingaan. Want wij hebben ook een grote geweldige luxe nodig, ieder van ons, en dat is dat wij een heel stuk privacy nodig hebben, een stuk alleen kunnen zijn. Want anders komt er van dat proces niets terecht. Of je nou heel dicht op elkaar woont of dat je alleen maar vrienden bent, maar we hebben nodig, ieder van ons, iedere dag, een stuk afzondering. En nu kan het. Dus laten we er gebruik van maken. 

Het hangt echt hiermee samen, met dit ene punt: zijn we in staat om onze afgescheidenheid vrijwillig te overschrijden als het ware, zónder onze zelfstandigheid op te geven. Want dat is waar we een denkfout kunnen maken, gewoon een misinterpretatie, dat we onszelf dan verliezen zouden. Dat is de eeuwen door geweest, die kwestie van de overgave, waar de overgave zo centraal stond dat vergeten werd wat die verworvenheid van de evolutie in het menselijk bewustzijn, namelijk het zelfstandig kunnen staan, daarmee dan plotseling overboord werd gezet. En dat is niet goed. We moeten niet uitwissen, we moeten verder.
En mensen, dit is ongelooflijk, ja … verraderlijk. Oók voor je gevoel is het verraderlijk. We kunnen het ons eigenlijk niet goed voorstellen, dat je je zelfstandigheid behoudt, en toch geopend bent naar je omgeving. We hebben altijd geleerd: het een of het ander. Niet en-en. 

En je ziet – dat is iets anders, het ligt net iets anders, maar die hele geschiedenis van Gandhi is eigenlijk een illustratie hiervan. Dat moment in die film – die overigens bijzonder goed is – dat Gandhi zich plotseling realiseert: als ik nou dus door dat vasten sterf, wat gebeurt er dan in India? Chaos natuurlijk. Want dan is het concentratiepunt eruit. Het is niet dus iets wat ieder van die mensen afzonderlijk doet, maar ze doen het uit verering voor die ene mens. En we hebben ook gezien, het is gewoon teloor gegaan.

Dat is de andere kant. Dat je dus ziet dat je het niet kunt organiseren. Dat moet in ieder van ons gebeuren. Dan pas verandert er iets echt. Want de hele ahimsa-beweging is tenslotte ondergeschoffeld in het kastensysteem, alles wat er daarna komt. We hebben gelukkig de herinnering er aan, want er is nu een film van gemaakt en er wordt nog steeds over gepraat en ‘ahimsa’ is nog steeds een begrip.  Maar wat Gandhi had willen bereiken, dat voelde hij ook zelf, daarvoor is het proces veel te diepgaand en moet iemand het vrijwillig willen. Niet om een vereerde leider, niet om een meester, niet om een geliefde, maar omdat hij inziet dat het noodzakelijk is.


naar boven