ZEN notities onderweg (23)
Terugkeer

Terugkeer komt door herkennen. Herkennen komt door je bewust te worden hoé je doet en van waaruit je doet. Je bewust worden van waaruit je doet betekent dat je opmerkt dat je je van moment tot moment met één aspect van je leven vereenzelvigt.
Je bent dus nooit héél maar altijd in een gedeelte van jezelf bezig. Wat betekent dat?
Dat je vanuit een gedeelte waarneemt. Je neemt waar vanuit het gedeelte waarmee je je vereenzelvigd hebt. Dat kan een groot deel of een klein deel zijn, maar het is maar een gedeelte. De gedeelten waar je het meest in bent ken je het beste. Al die best gekende gedeelten bijeen ben je gewoon ‘jezelf’ te noemen. Hoe intenser je je vereenzelvigt met telkens een ander gedeelte uit deze keten van gedeelten hoe vanzelfsprekender en meer gebonden je op deze aarde bent. Je bent dan helemaal in de voor jou van moment tot moment gefixeerde vorm; dat je daarbij overgaat van het ene gefixeerde moment naar het andere ontgaat je en ook de ondeelbaar kleine pauze bij de overgang van het ene gefixeerde naar het andere.
Je bent in de stroom maar merkt niet op dat je in de stroom bent. Je bent je alleen bewust van de momentopnamen van de oever. Je ziet telkens iets anders van hetzelfde. Zo leef je je leven. Hoe heviger de vereenzelviging, hoe moeilijker die vereenzelviging weer los te laten. Dat geldt voor alle dingen in het leven.
Een werkelijke verandering, een bevrijding kan pas op gang komen als je opmerkt wat er gebeurt. Opmerken wat er gebeurt, betekent het je vereenzelvigen opmerken. Dat kan pas als je geconcentreerd bij jezelf kunt blijven. Geconcentreerd bij jezelf blijven betekent vanuit de leegte opmerken wat er gebeurt. Vanuit de leegte is vanuit het voorstellingsloze. Het voorstellingsloze is het begin. Het begin is waar nog geen vorm is maar alleen mogelijkheid, energie in het verzamelpunt. Energie blijft in het verzamelpunt wanneer wij het hele mechanisme van de verandering en van de verwerkelijking dóórhebben.
Het dóórkrijgen van het mechanisme kan alleen door het opmerken in het daagse leven.
Je kunt je niet terugtrekken en erover denken, beschouwen of afwachten. Opmerken hoé je doet en van waaruit je doet, komt voort uit een gevoel van vergankelijkheid. Het gevoel van vergankelijkheid maakt je geduldig en opmerkzaam.
Je hoort alles, je ziet alles, je ervaart volledig maar je hebt geen neiging om je met iets ook maar te vereenzelvigen. Je ervaart eigenlijk dat je in al die dingen kunt zijn omdat je bént. Dat je bent, ongrijpbaar voor gedachten of voorstellingen, maakt dat je van moment tot moment in alle dingen kunt zijn. Dat je je dan met elk van die momenten vereenzelvigt is een vergissing. Het is de meest voorkomende vergissing die er is. Vanuit die vergissing, vanuit dat gefixeerd zijn, komen alle volgende vergissingen voort die eindigen in agressie, oorlog en uitbuiting.

Zolang een van de aspecten van het leven, welk ook, je nog zo intens boeit dat je je ermee vereenzelvigt, kan er niets gebeuren. Althans niets wezenlijks. Wezenlijk wil zeggen dat je je bewust bent van waaruit, vanuit welke dimensie je leeft.
Die spontane vrijwillige bewustmaking komt voort uit dat gevoel van vergankelijkheid. Dat gevoel van vergankelijkheid is een diep in je gelegd gegeven. Dat gevoel ervaar je op een moment van grote vrede. Dat moment wordt je geschonken.
Je weet niet vanwaar het komt noch wanneer het weer verdwijnt. Het is er en maakt je helderziend en helderhorend.

Van daaruit vind je vanzelf via ogenschijnlijk van buiten komende aanleidingen en mogelijkheden de weg naar de oefening.
De oefening van het zitten, het Za-Zen en van het bewegen.
Die oefening houdt je op de weg naar de terugkeer.
Die oefening is de weg en is de terugkeer. Vandaar dat in Zen steeds gezegd wordt: het zitten is de verlichting. In de oefening zijn is dus jezelf voortdurend prepareren voor het wakker zijn. Jezelf oefenen in open zijn. Jezelf oefenen in terugkeren. Je keren tot dat wat je altijd geweest bent, zonder een van de deelvereenzelvigingen af te keuren, te ontkennen of te minachten. Te beseffen dat al die deelvereenzelvigingen nodig waren om door te dringen in de vergankelijkheid op zichzelf. Door te dringen in de worsteling en voleinding van de vorm. Van het vorm nemen, en het vorm verlaten.


Pas in die volkomen vereenzelviging kun je het gevoel van overwinning en van verlatenheid volkomen kennen. Pas in die volledige vereenzelviging wordt het besef geboren dat er iets is wat dit alles te boven gaat. Sommigen worden geboren met het gevoel dat er iets is dat al het bekende te boven gaat. Die mensen beginnen eerder aan de oefening. Ze kunnen niet uitleggen waarom ze het doen. Ze doen het.
Dan gaan ze merken dat er het leven op aarde is, met de mensen die ze tegenkomen, in steeds wisselende omstandigheden en dat er tegelijkertijd dit Ene is dat aan alles vooraf gaat. Dit Ene, dat altijd is, is dan telkens weer de terugkeer naar de Oorsprong.
Vanuit deze terugkeer zijn alle ontwikkelingen, alle uitvindingen, alle bewegingen, alle veranderingen een onophoudelijk bewegen waarvan je geen deel bent maar waaraan je deel hebt.
Je bent er in, je beweegt mee, je hebt er verantwoordelijkheid voor, terwijl je vanuit dat andere er bent.
Dat gevoel van er zijn gaat vooraf aan al het andere. Het is onsterfelijk. Vanuit het teruggekeerd zijn ben je pas voor het eerst helemaal hier en nu op aarde.

Vraag: Je zegt dat het gevoel van vergankelijkheid maakt dat je gaat oefenen. Je zegt ook dat dat gevoel je geschonken wordt. Maar ik ben helemaal niet uit een gevoel van vergankelijkheid met mediteren begonnen. Ik wilde gewoon mezelf leren kennen.
Antwoord: Het is precies hetzelfde in een vroeger stadium. Als je jezelf wilt leren kennen, betekent dat dat je het gevoel hebt dat je jezelf niet kent nietwaar? Zolang je volledig vereenzelvigd bent met waarmee je bezig bent, of met wat op je af komt, of met wat er in je gebeurt, komt het niet in je op dat je dát niet bent. Zelfs als je angstig bent, ontevreden, verdrietig of wanhopig, blijft het allemaal onduidelijk hoe die gevoelens veroorzaakt worden.
Je vermoedt dan niet dat dat een gevolg is van iets heel anders. Jezelf willen leren kennen is dus een begin van dat gevoel voor het voorbijgaande.

Vraag: Als het echt zo werkt als je zegt, hoe komt het dan dat ik daar eigenlijk helemaal niets van merk en erger nog, dat ik niet eens opmerk dat er in die deelidentificatie eindeloze herhaling zit?
Antwoord: De mate van identificatie bepaalt de mogelijkheid tot het opmerken van de herhaling. Zolang je je helemaal vereenzelvigt met dat wat gebeurt aan jou, in jou, om je heen, zonder dat je het opmerkt, zo lang is het voor jou geen herhaling.
Het opmerken van herhaling gebeurt pas op het moment dat je om een of andere reden niet meer helemaal vereenzelvigd bent met dat wat er gebeurt. Dat geeft in eerste instantie een gevoel van matheid, van ongeïnteresseerdheid. Meestal probeer je dat te ondervangen door nieuwe indrukken op te doen. Je gaat naar mensen toe, je zet de televisie aan, je gaat naar een film, kortom je zorgt dat je bewustzijn in beweging blijft.
Maar als je dat niet doet, valt je plotseling de herhaling op. Het opmerken van de herhaling is het begin van het opmerken van het voorbijgaande. En dat is het begin van het opmerken van het gans andere dat in het voorbijgaande aanwezig is maar er niet van is.

Vraag: Waarom moeten we ons eigenlijk zolang en zo intens oefenen voor iets wat, voor mij althans op dit moment, zo duidelijk is?
Antwoord: Omdat de werking van ons bewustzijn gegroeid is zoals het is. Individuatie of verzelfstandiging is alleen maar mogelijk als je je helemaal met degene die je op een bepaald moment bent vereenzelvigt.
Dan kun je ook het gevoel hebben dat jij zoals je dan bent volkomen zelfstandig bent, volkomen anders en op jezelf in vergelijk met de wereld en met anderen.
Dat is het punt van de evolutie waar we nu zijn.
Waarom die evolutie zo gegaan is weten we niet. We kunnen alleen vaststellen dat de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn zo verliep.
Vanuit die positie kun je de volgende stap nemen: gevoelig worden voor het geheel dat je bent en waarin je staat; denk ook aan de ritmen van lichaam en geest en de andere ritmen in de schepping.
Hoe beter je opmerkt hoe je bewustzijn werkt, hoe meer je je wijze van ervaren zuivert, waardoor je je reactiepatroon kunt loslaten.
Dit leren opmerken is de grote oefening, die ook wel meditatie genoemd wordt. Het oefenen van het lichaam gaat daaraan vooraf; dat is het Za-Zen op het kussen dat overgaat in het Za- Zen van de hele dag.
Maar je kunt die oefening op het kussen niet overslaan!

Vraag: Als al die religieuze stelsels, die methoden en systemen van meditatie eigenlijk teruggaan op dit wat je ons vertelde, dan vraag ik me af waarom het die verwarrende hoeveelheid is waarin je verstrikt kunt raken?
Antwoord: Telkens weer heeft de mens door de oefening en in de oefening ervaren waar ik het over had. Natuurlijk geeft hij uiting aan zijn ervaring. Wetende dat het niet verwoord kan worden wil hij het toch aanduiden. Hij wil het aanduiden omdat het hem bevrijd heeft, omdat hij een nieuw leven is ingegaan.
Hij geeft het weer in de woorden van zijn tijd met het bewustzijn van zijn tijd. Voor hem is het zo en zo gegaan. In al die overleveringen en getuigenissen zijn verschillende graden van intensiteit te onderkennen. Er is de ontroerende en dramatische van het Christelijke. Er is de oneindig fijn vertakte en gepolijste en wettische van het oude Jodendom.
Er is de kosmische en onpersoonlijke en zichzelf vervullende van het Taoïsme. Er is de metafysische pracht en onuitputtelijke genuanceerde omschrijving in de vedische en hindoeïstische godsidee. Er is de ontroerend constaterende in het verhaal van Boeddha. Er is de stilte van de Zen monnik die zit. En vanuit welke hoek ook, vanuit welk stelsel ook, altijd weer neem je je terug om tot leven te komen.

Vraag: Kom je niet afzijdig te staan? Ga je niet de gretigheid en de honger verliezen die zo vaak het leven aantrekkelijk en opwindend maken?
Antwoord: Ik denk het niet. Je gaat natuurlijk het begerig grijpen naar verliezen. Niet omdat dat slecht is, of afkeurenswaardig, maar omdat het niet meer werkt.
Het kan de indruk maken van afzijdigheid, omdat je de alles beheersende identificatie met een bepaald aspect of moment, waar de angst van het verliezen per definitie bij hoort, kwijt bent. Je bent present en aanwezig maar zonder je ermee te vereenzelvigen. Je bent daardoor juist niet afzijdig, maar open voor alles. Maar je beleeft ook dat je niet iets kunt verhaasten of grijpen of naar je toe halen. Je ervaart heel intens dat alles wat gebeurt, gebeurt vanuit het onbekende. Dat je noch de samenhang, noch de afloop, noch de eigenlijke werking kent. Dat je alleen van moment tot moment getuige kunt zijn, zo intens mogelijk, van wat er gebeurende is. Dat je in dat gebeuren een rol hebt en een verantwoordelijkheid, en dat je vanuit die verantwoordelijkheid alleen werkelijk kunt doen.

Vraag: Hoe komt het dat zo weinig mensen zich hiermee bezig houden? Luister maar naar de gesprekken, de verzuchtingen en de aanbevelingen. Dit waar we hier mee bezig zijn komt daar niet in voor.
Antwoord: Ieder mens is er bij tijd en wijle mee bezig. Maar dat ermee bezig zijn is heel ongericht en bij vlagen. Het gaat weer voorbij en is dan vergeten. Maar iemand die verdriet heeft, iemand die hunkert, iemand die benijdt, iemand die boos is wil weg uit de toestand waar hij in is. Alleen maakt hij dan de fout dat hij ergens naar toe wil dat binnen zijn voorstellingen ligt: dus gemaakt is uit de stof van de identificatie, uit de stof van het gefixeerde.

Vraag: Ik ken heel wat mensen die volhardend met meditatie bezig zijn, er soms zelfs les in geven, en die toch wezenlijk graag van alles zouden willen genieten. Willen vrijen, vreten, drinken, zichzelf volkomen verliezen. Waarom mediteren die eigenlijk?
Antwoord: De boeken, de leraren, de tradities vertellen op steeds andere wijze, dat wat we willen eigenlijk niet goed is. Het is taboe; en als het ene taboe niet meer geldt, komen er weer andere taboes voor in de plaats. Ze zijn niet gelukkig, ze willen wat anders, ze houden zich aan de regels, maar ze hebben niet zelf waargenomen, ze hebben niet zelf geconstateerd, ze kunnen dus niet oefenen. Oefenen kun je pas als je weet van waaruit je leeft, waar je staat, en hoe je bent. Die mensen zouden veel beter doen dát waar ze naar verlangen te doen. Zonder slecht geweten, zonder verontschuldiging, maar wél bewust. Dan zouden ze voor het eerst echt zelf ontdekken wat er aan de hand is. Dan zouden ze voor zichzelf de oefening ontdekken. Daar gaat het om.

Vraag: Geldt wat je zegt ook voor het vrijen zelf.
Antwoord: Natuurlijk. Vrijen, heel intens vrijen is de meest natuurlijke toegang tot het opene. Maar intens vrijen is niet alleen genieten. Het is jezelf niet volkomen verliezen in het hoogtepunt. Het is erbij blijven. Het is constaterenderwijs ervaren wat er gebeurt. Zonder iets als een conclusie of een herinnering. Dan ontdek je dat het een teder extatisch moment van een groot geheel is. Dat grote geheel is niet de ander alleen, maar de ander in de totaliteit van het leven, waarin jij ook bent. De ander is jouw toegang voor dat moment op die plaats in die situatie en vice-versa. Het is dus een geschenk, onherhaalbaar en onvoorspelbaar.
Alles wat je je erover voorstelt is theoretisch. Is verleden tijd. Is niet ter zake. Alle plaatjes, alle vertellingen, alle aanwijzingen zijn theoretisch. Ze maken je niet open voor de grote beleving. Ze stemmen je af op iets bepaalds. Daarom is het onze grote hunkering en ook onze grote desillusie.
Alles wat erover gezegd is separeert het van het geheel.
Dat is de tragiek. Niet de beleving zelf. Maar de geconditioneerde beleving. De buiten zijn context geplaatste beleving.

Vraag: Maar die beleving staat toch niet los van die speciale mens?
Antwoord: Natuurlijk, dat is zo. Voor jou en die ander is dat moment het beslissende. Hoe het kwam, waarom die ander daar nu is, de wijze waarop je die ander hebt leren kennen, zelfs hoe die in je leven gekomen is en hoe jijzelf daar bent gekomen, dat alles is in zijn eigenlijke samenhang volmaakt onbekend.
Je ervaart alleen maar dat het heel beslissend is en je ervaart het in de vorm van die ander, in dat lichaam, dat voor jou op dat moment de hele wereld is.
Niets staat de doorbraak in de weg! Alleen: je wordt afgeleid. Verderop in het leven valt de ander in eigenschappen, lieflijkheden, vervelende kanten uiteen. De heelheid is verloren.
De gewone afleidingen nemen hun plaats weer in. Zonder het te merken ben je van de toegang weggewandeld.