ZEN notities onderweg (9)
Seksuele transformatie

Van oudsher is er veel te doen geweest over  seksuele transformatie. Het ging er om  seksuele kracht te sparen voor het transformeren van het bewustzijn als geheel. Een omzetting die het naar buiten toe gericht zijn moet veranderen in naar binnen toe gericht zijn, dat dan uitmondt in de éénheidsbeleving, het geborgen zijn in God.

Vele religieuze stelsels, waaronder het Christendom, vertaalden dit in het vermijden van  seksuele omgang. (Bij ons onder andere nog terug te vinden in het celibaat van de priester en een zondebesef ten aanzien van alles wat met  seksuele omgang te maken heeft, behalve waar het de gewilde voortplanting betreft).

Je kunt als mediterende hier niet aan voorbijgaan, zonder zorgvuldig kennis genomen te hebben van alles wat van religieuze zijde hierover gezegd is. Zodra je dat doet, ga je opmerken dat de regels van onthouding die gegeven worden niet uitgaan van een levend gebeuren in jezelf, maar vanuit een vooraf gesteld doel waaraan je, als je dat doel onderschrijft, jezelf onderwerpt. Je stelt dat het ‘geestelijk’ leven gediend zal zijn door je te onthouden van iets dat zich dringend uiten wil. Eerste vraagteken en eerste twijfel.
Als je kans ziet op jezelf te letten terwijl je je onthoudt, dan merk je dat je ingaat tegen een heel sterk en natuurlijk gebeuren. Het is heel natuurlijk dat je je met iemand van wie je veel houdt ook lichamelijk wilt verenigen. Je merkt ook dat de onthouding allerlei fantasieën in je oproept. Dat je juist meer dan vroeger bezig bent met alles wat met het  seksuele te maken heeft. Je bent onafgebroken (ook als het niet bewust is) daarmee bezig. Je bent ongewild willig slachtoffer van de vele propaganda die er voor het beleven van de lustgevoelens is! Bijna iedere reclame-uiting herinnert er aan op directe of subtiele wijze. In je onthouding werkt deze stimulering eens zo sterk.

Waarom zijn deze regels dan gegeven, van oudsher, zowel in het Westen als het Oosten? Waarschijnlijk omdat men uitsluitend de overwegend religieus ingestelde mens voor ogen had: het eindpunt van de menselijke evolutie. In dat geval is het gehecht zijn aan de voorlopige uitdrukking van de geest in het lichaam of sterker nog afhankelijk zijn van de verlangens van het lichaam iets afkeurenswaardigs. Hierbij komt direct nog een andere harde vaststelling vanuit het Christendom (niet het oerchristendom, maar het door de Griekse geest beïnvloedde) dat lichaam en geest gescheiden zouden zijn. Hetgeen je direct uit allerlei dagelijkse ervaringen als onjuist kunt vaststellen en dat nu ook in de psychosomatische wetenschap terzijde is geschoven, gelukkig. Zo’n misvatting vinden we in het Oosten niet!

Maar vanuit het credo van de scheiding geest-lichaam en een eenzijdige accentuering van het geestelijke in de mens, werd het liefdesspel en alle genietingen ervan voor zover niet verbonden met de voortplanting, in de ban gedaan. En omdat nu eenmaal van de zelfhandhavingsdrift de geslachtsdrift na de voedseldrift zo ontzaglijk sterk is, werden de regels en normen absoluut en onvoorwaardelijk gesteld. In het Oosten waar men meer constaterenderwijs te werk ging, aanmerkelijk meer wetenschappelijk, stelde men vast dat de  seksuele energie de hoogste, meest verbijzonderde energie was, waar een mens die het geestelijk pad wilde gaan, zuinig mee moest zijn!
Maar omdat men constaterenderwijs te werk ging ontdekte men ook dat een verfijnd als kunst beoefend liefdesspel de mens uit zijn gewone lichaamsbeleving losmaakt en hem met een schok de eenheid met alles doet ervaren.
Dat is dus niet iets wat je doet, maar iets dat je overkomt, nu samen met die ander. Achteraf weet je niet hoe het in z’n werk ging. Je wilt er zelfs niet aan raken.
De ontroerende Soefi-gedichten verbeelden het in jubelende gezangen en het Hooglied vertelt ervan op ondubbelzinnige wijze. Maar deze zienswijze is altijd achtergesteld geweest en ze is vaak zelfs van hogerhand vervolgd, met name bij de Islam bij de Soefi’s. De tweede zienswijze is onbekend gebleven omdat ze een levenswijze vooronderstelt gebaseerd op een diep inzicht.
Het is deze bijna vergeten kennis die je attent maakt op wat je zelf bij een heel aandachtig liefdesspel kunt ervaren als je geen enkele eindervaring vooraf in je hoofd hebt. De omzettingservaring wordt ook onmogelijk als je er een technische energieomzetting van verwacht; iets wat in het Oosten veel voorkomt! Overal waar je een fragment op het oog hebt, kán de omzetting niet plaats hebben, want de omzetting komt vanuit de liefdeskracht, die niet tot twee mensen beperkt is, maar die is, en werkt dóór die momentele twee-eenheid heen.
Het is dus een proces dat je te boven gaat, hoewel het door je heen komt. Je hebt er ook geen andere herinnering aan dan een volmaakt verlost zijn, dat niet herhaald kan worden. Jouw aandeel, met die ander, was het scheppen van de juiste situatie; meer niet. Zo voel je het ook. Het maakt je nederig en gelukkig inéén terwijl je erbarmen met al het mismaakte, eenzijdige en gretige vanzelf groot wordt. Je weet nu ook heel duidelijk dat hierover geen adviezen te geven zijn, maar dat je het in je omdraagt als de inlossing van een diep vermoeden.

Vraag: In het kijken van een man naar een vrouw en omgekeerd en in het vrijen en het getrouwd zijn is toch duidelijk begeerte en willen bezitten. Dat speelt toch een rol, die dagelijkse werkelijkheid. Dat sluit nergens aan bij wat je zei.
Antwoord: Wat ik zei sluit niet aan, omdat je meestal de ballast uit het verleden niet herkent in het kijken naar, het vrijen, het willen bezitten. Je voelt de instinctieve aanzet, maar niet tegelijkertijd alle taboes, alles wat geleerd is én wat je er zelf over gedacht hebt, vanuit de cultuur, de moraal en de gewoonte. Je bent gespleten in alles wat je doet juist op dit terrein. In het kijken is het conflict al besloten en je weet het niet. Zo ga je naar de ander, zo ben je samen, zo gaat het verder. Het volkomen belangeloos in de situatie zijn ontbreekt. Gefragmenteerd als je bent, kijk je naar een fragment. Dat hele ingewikkelde samenspel van de instincten met het denken-voelen én alles wat het verleden in jou inbrengt, ontneemt je de mogelijkheid werkelijk gewaar te zijn wat er is.

Vraag: Maar ik wil m’n liefste echt bezitten, alleen al de gedachte dat ze dát zou delen met een ander maakt me razend.
Antwoord: Als dat echt je enige gevoelen is, is er geen vraag; dan blijft alles bij het oude, zoals we gewoon zijn. Maar je stelt die vraag omdat je het vage gevoel hebt dat er iets niet klopt in dat willen bezitten, hoewel je dat heel duidelijk voelt. Er ontgaat je ook iets, het eigenlijke van de beleving. Je doet net alsof dit eigenlijke, dus de beleving op dat moment van jou zoals je dan bent met die ander zoals die dan is, dat dát te herhalen is. En je weet heel goed dat dat onmogelijk is. Die ander kan wel iets anders, dat er oppervlakkig op lijkt, met een ander delen. Je kunt niet vergelijken. Je kunt alleen beseffen dat dit nu gebeurt, met jullie beiden. En het is heel begrijpelijk dat je deze duizelingwekkende ervaring niet kwijt wilt. Maar je bent ze kwijt, als ze voorbij is. Je kunt ze dus niet bezitten. Wat je bezitten kunt is je herinnering, maar dat is niet actueel.

Vraag: Soms in het Za-Zen of als ik zomaar alleen bij mezelf ben lijkt die transformatie en alles wat daarbij hoort volkomen onwerkelijk, onbelangrijk. Ik ben alleen maar stil. Maar morgen ben ik weer terug in het gevecht. Is dat de andere wijze van opmerken, die me dan parten speelt?
Antwoord: Ja. Op het moment dat je stil bij jezelf bent is dat je werkelijkheid.
Als je straks met die ander samen bent is dát je werkelijkheid.
Het verband tussen die twee werkelijkheden ben je zelf. Maar het denken-voelen in de tijd, in het bekende en overgeërfde, van heel oud tot nu, kan die twee werkelijkheden niet verbinden.
Het gevecht van morgen, zoals je zei, is de angst en het verbeten verweer van het denken-voelen, de vergankelijke jij, die wil vasthouden, begrijpen én beheersen. Maar de oneindige liefelijkheid van het Onnoembare is ongrijpbaar, zonder vraag, zonder bevestiging, zonder enig verband met het tijdversplinterde denken-voelen.

Vraag: Als in vrijwel alle religies die onthouding zo benadrukt wordt, is daar dan niet een maatschappelijke reden voor, bijvoorbeeld het uitoefenen van macht door een speciale groepering, de priesterkaste die de transformatie in gunstige omstandigheden kan volbrengen, of ook geboortebeperking langs een omweg?
Antwoord: Natuurlijk is dat zo. Je probeert dan zonder iets aan de werkwijze van het bewustzijn te veranderen de natuurlijke mens iets te onthouden waardoor hij de beschikking zal krijgen over een bijzondere vorm van energie. Maar je vergeet dan dat het ging om een totale transformatie, waarin al het oude niet meer is. Die transformatie kán alleen maar plaats grijpen als je het oude, de oude werkwijze, vrijwillig, in liefde losgelaten hebt. Wanneer je met lege handen staat en niet meer ergens naar reikt.

Vraag: Ik vraag me af of dat waar we over spraken bedoeld is voor gewone mensen met hun kleine en grote zorgen en vreugden of alleen voor hen die hiervoor werkelijk belangstelling hebben en die zich dat kunnen permitteren vanuit een bevoorrechte positie.
Antwoord: Als je je Za-Zen doet elke dag opnieuw, zonder er veel gedachten over te hebben, merk je dat je opmerkingsvermogen en je aanvoelen zich zonder dat je er iets aan doet verfijnt. Je hebt gewoon minder behoefte er over te denken of ergens naar toe te willen. Je rust als het ware uit in het beleven zelf. De beleving is genoeg, het roept niets op. Dat strekt zich natuurlijk uit over alle gebieden van het gewone leven, waarbij ook die innige relatie tot de ander behoort, die wij in een apart hokje gestopt hebben.
In die unieke beleving kunnen werkingen inzetten, die ongevraagd tot transformatie leiden. Zelfs die transformatie is bijzaak, de éénheidsbeleving is het verlossende waarin geen vragen, bedoelingen of energie-omzettingen van belang zijn.
Het bewegen van God in de schepping wordt je alleen deelachtig als je al het andere vergeten hebt.