ZEN notities onderweg (10)
Het struikelblok van de autoriteit

Op ieder terrein van het leven hebben we het gezaghebbende, zoals specialisten, leerboeken en wetenschappelijke publicaties, tot richtsnoer genomen.
Op grond van hun activiteit, van hun studie, van hun vooropleiding genieten de vakkundigen en specialisten autoriteit. Hiermee is als zodanig niets aan de hand, behalve dan dat door het ver doorgevoerde specialisme, de gezaghebbende uitspraak van de ene specialist tegenover die van de andere komt te staan, omdat zij het geheel uit het oog verloren hebben.
Aan deze stand van zaken zijn we gewend. In de meditatie nu, is deze houding van het vaak klakkeloze erkennen van de autoriteit noodlottig.
Meditatie, wanneer het goed is, houdt zich juist bezig met de totaliteit van het leven. Meditatie is eigenlijk een weg terug naar de totaliteit van het leven, en in eerste instantie naar de totaliteit die wij zelf zijn. In tegenstelling tot de meer objectieve levensgebieden, die wij kennen, zoals wetenschap, vakkennis, kennis in ‘t algemeen, houdt meditatie zich bezig met de enkele mens, en zijn bewustzijn zoals het is op het moment zelf. Ten aanzien van die achtergrond, de toestand waarin het bewustzijn nu is, kan geen enkele autoriteit gelden. Want de mens in kwestie is de enige die dit bewustzijn, zo hij er zich toe zet, zal kunnen kennen. Wat een leraar, een meester, een wijze kan doen, is hem opmerkzaam maken op bepaalde werkingen van het bewustzijn in ‘t algemeen, en hem raden er op die wijze mee te werken. Geeft die leraar echter wél een voorstelling van hetgeen ervaren kan worden, gezien, gehoord, beluisterd, dan werpt hij een belemmering op die soms noodlottig kan zijn, maar in ieder geval bijzonder verlammend voor het proces wat in gang gezet moet worden, of in gang gehouden.
Bij meditatie is dus de autoriteit van de leraar een gevaarlijke kant in het hele meditatieproces. De Zen-meesters proberen hier radicaal mee af te rekenen, door bijvoorbeeld alle andere meesters, of hun eigen meester uit te maken voor een oude gek, een dolle hond, een onwetende, en de sutra’s en boeddhistische teksten als even zovele uitingen van wartaal. Dit niet omdat het zo is, maar om er de verlammende autoritaire invloed van weg te nemen voor de leerling die op pad gaat.
Ook de publicaties over meditatie lijden veelal aan dit zelfde euvel. Zodra een leraar of een schrijver, zijn weg, zijn eigen ervaringen op die weg, als maatgevend gaat zien voor het bewandelen van de weg door een ander, een leerling, een beginner, zadelt hij die beginner op met een geweldige belemmering, die niet in de beginner of leerling ligt, maar in de autoriteit van de uitspraak.
Eigenlijk zou men steeds moeten zeggen: ‘Geloof niet, maar kijk voor jezelf. Probeer het, ga je eigen weg.’
Wat een publicatie niet weet is de leefwijze van degene die de publicatie leest. Zijn slaap-waak ritme, zijn voedingsgewoonte, de gehele levenssituatie waarin de leerling verkeert. Is er een gewoon direct levend contact tussen leraar en beginner of leerling, dan kunnen een aantal van deze factoren uitgewisseld worden, er is al minder normering en autoriteit, omdat een goede leraar meegaat in het stramien waarin de mens voor hem staat. Hij kan als hij voldoende invoelingsvermogen heeft begrijpen, waar de moeilijkheden liggen, hij kan door vragen en gesprekken, maar vooral door de waarneming tijdens het zitten, de houding, de wijze van bewegen een heleboel te weten komen over de achtergronden in de leerling. Hij kan zijn uitspraken voortdurend relativeren, aanpassen aan de situatie van de leerling. Dit gebeurt ook in de Zen-traditie. Het gebeurt alleen niet op een sentimentele wijze maar heel radicaal en doeltreffend. Daaruit blijkt juist de grote liefde van de meester voor de leerling. Daaruit blijkt ook het diepe inzicht, dat de mens de grootste moeite heeft om de illusie omtrent zichzelf en de wereld prijs te geven. Het laatste wat een leraar of meester zou moeten doen is aan die illusie nog meer voorstellingen dus nog meer illusie toevoegen.
Nauw daarmee verbonden is het gebod voor de leraar voorzichtig te zijn bij het geven van antwoorden. Immers een antwoord is vrijwel nooit een antwoord. Als het goed is is een antwoord de aanwijzing voor degene die vraagt hoe hij zelf het antwoord kan vinden, dat wil zeggen al doende kan ervaren. Dus niet meer als een probleem dat opgelost wordt, zuiver mentaal, maar als een uitdaging die in het doen alleen geheel begrepen, wat wil zeggen doorleefd kan worden.
Ook hierbij speelt dus de autoriteit van degene die antwoord geeft een geweldig grote rol. Wanneer degene die het antwoord geeft zich bewust is hiervan, zal hij zijn antwoord zo inkleden, dat de vrager er geen houvast aan heeft, alleen een aanduiding krijgt voor zijn eigen inspanning.
Velen die mediteren, en daarvoor telkens weer naar meesters gaan, zouden bij zichzelf moeten onderzoeken in hoeverre hieruit een behoefte blijkt aan autoriteit. In hoeverre men eigenlijk niet zelf wil onderzoeken en vinden, maar liever op gezag aannemen, en dat dan trachten voor zichzelf na te trekken.
De golf van leraren, goeroes, meesters, die uit het oosten momenteel over het westen spoelt, werkt dit alles in de hand. Ook de verhalen hoelang men moet kunnen zitten, welke dingen men moet ervaren, hoe alles moet zijn, werkt dit in de hand.
Het verraderlijke is dat de precisie waarmee Zenmeesters letten op de houding, de tijden van meditatie, het slaap-waak ritme en soms de voedingswijze en het daarmee verbonden handelingspatroon, wel degelijk van fundamenteel belang zijn.
En weer niet als een serie prestaties die men leveren moet, maar als een praktisch werkstramien, waaraan je je als je niet al te eigenwijs bent, vanzelfsprekend zult houden. En zelfs dán kun je ontdekken dat er in al die uitspraken en voorschriften een grote mate van autoriteit verborgen is, die je er zelf inlegt!
De beginner zou zich hiervan vanaf het begin vrij moeten houden; dat is niet gemakkelijk! De leraar zal als hij zijn leerling hoogacht, die leerling zijn eigen unieke weg laten volgen, zonder deze in zijn eigen ervaringen in te kapselen.

De behoefte aan autoriteit uit zich ook door telkens vier- of zes dagen of soms twee weken een sesshin van een of andere beroemdheid te volgen.
In dat volgen kan zeker een gezonde, daadwerkelijke stimulans zitten, als men het ziet als een heel normaal ondergaan van een bepaalde intensieve werkwijze, die een stimulans kan zijn voor de intensivering van de eigen weg.
Maar zodra men, al is het heimelijk, verwacht dat de invloed van de meester, de leraar, de wijze de eigen weg zal effenen, is men juist waar men niet wezen moet. Men gebruikt dan de leraar voor het eigen doel, en dat kan gelukkig niet. Men kan wel jaren er achter aan blijven lopen, en dan pas ontdekken, dat men achter een fata morgana aangaat.
De ervarene, de meester, de leraar, is uitsluitend een mens die een bepaalde weg gegaan is, en die tijdens dat gaan algemene zaken heeft opgemerkt.
Men kan uit de verslagen, die soms over honderden jaren teruggaan, opmerken dat er bepaalde algemene zaken zijn die door verschillende mensen in verschillende tijden, in verschillende landen, op soortgelijke wijze zijn verwoord. Dat mag een garantie zijn dat die algemene opmerkingen juist zijn. Maar het blijven algemene opmerkingen, waarmee men zijn voordeel kan doen als aanduiding van waarop men moet letten, maar niet als doel en voorstelling om na te volgen.

Wat bij deze hele autoriteitsproblematiek altoos door vrijwel iedereen over het hoofd wordt gezien is, dat ieder mens een geheel is, een uniek geheel. Dat unieke geheel is op weg naar steeds verdere, steeds grotere bewustwording. Het gaat al verwerkelijkend, door de tijdstroom heen. Wat het daarin volledig doorleeft, dat is dus met gevoel én hoofd, en vooral waar het woordloos doorheen gaat, dát is hetgeen toedoet aan die totale bewustwording. Daarin passen niet de voorstellingen van een ander uniek geheel. Want dat is niet eigen, dat is niet zelf gevonden, zelf doorleefd, zelf ervaren in direct contact met het onuitsprekelijke.

In dit dilemma van de autoriteit moeten zowel de leerling als de leraar zich van moment tot moment bewust zijn waar het om gaat.
Het is daarom niet verwonderlijk, dat vele grote leraren en meesters er de voorkeur aan geven niets meer te zeggen, alleen met de oefenende te zitten, zichzelf zover mogelijk te verdiepen, geheel opgenomen te zijn in het onuitsprekelijke, en van daaruit te midden van de oefenenden te zijn. Dán is er de kleinste mogelijkheid tot misverstand; hoewel de praktijk hier in het westen, maar ook in het oosten heeft geleerd dat er zelfs dan het zoveel mogelijk relativeren en in de juiste verhouding plaatsen. Doet hij dat dan helpt hij degene die tot hem komt. Dit op gevaar af dat men, op zoek naar autoriteit, zo’n leraar als aarzelend of te zacht zal bestempelen.
Want het is duidelijk dat wij door de praktijk van het gewone leven zo gewend zijn geraakt aan het aanhangen van autoriteit, dat we het op deze moeilijke weg van de meditatie meer dan ooit nodig denken te hebben.