ZEN notities onderweg (17)
Observaties II

‘Als je me nog langer had laten zitten was ik opgestaan en weggerend. Ik zat te zweten.’
Als je was weggerend, was je bevrijd geweest en niet alleen jij. Zodra je je niet meer overgeeft aan het moment zelf kom je in conflict. Dan probeer je iets te volbrengen. De grote, bijna ongeneeslijke ziekte.
Maar hoe moet het dan verder in het leven?
Het leven moet niet iets, het geeft iets aan. Let op.

De gemeenschap stelt regels waar je aan moet voldoen. Toch zou ik vaak anders willen.
De gemeenschap is geen enkele mens. Ze moet wel minder gevoelig en meer algemeen zijn. Kijk hoever je gaan kunt zonder jezelf te schaden. Verzet je niet maar let op. Je zult merken hoe flexibel je bent.
Is gehoorzaamheid goed of slecht?
Goed als je oplet, slecht als je alleen maar navolgt.
In het opletten ontdek je je eigen aandeel. Dat hoort bij je.
Dat is geen gehoorzaamheid meer. Dat is jezelf volgen.

Kun je goed maken wat je fout deed?
Nee. Je fout was dat je niet wakker was. Als je dat diep beseft word je wakker. Vanuit die toestand ga je opnieuw op alles in. Daarmee verandert je verhouding tot de fout.
Dat is het nieuwe, de transformatie van het oude.
En berouw dan?
Berouw is inzicht. Inzicht van het gevoel. Inzicht van het gevoel is een ongelooflijke kracht. Het verandert je fundamenteel. Vanuit die verandering verandert ook je verleden. Het wist dat verleden niet uit, maar maakt je er radicaal en volledig los van. Je bent vrij om opnieuw te beginnen. De kracht en de heerlijkheid van berouw.

Terugkeer. Badkamer; broeierig warm, prikkende huid; buiten grommend verkeer; de telefoon gaat; meester Dogen zegt …; ook dat nog.
Waar ben ik? Met de adem stroom ik uit. Op het snijpunt van tijd en ruimte en het eigenlijke. Levens komen en gaan. Hier komt alles samen. Ik ben geworteld, de adem diep beneden. Het water druppelt van m’n gezicht. Alles is in orde, alles is voorbij. Het nieuwe kan komen, wat het ook mag zijn.
De beweging van de terugkeer, niet gewild, snel en zeker door je heen, voordat je het vooraf merkte.

Overval: daar is het weer zonder enig voorteken, alles wat ik vergeten heb, nagelaten, waarvoor ik bang was, wat altijd nog staat te wachten. Het zweet breekt me uit; de vermanende stem van Dogen gaat over in het zachte steunen van het windhaakje, waarmee ik los waai. De adem is diep beneden en voert me mee. Er valt niets meer te doen, te ondernemen of af te maken. Wat is, is. Ik leef en ben er bij.

Verwerkelijking: Terwijl je je verwerkelijkt merk je jezelf niet op. Je bent zo bezig, en dat kan ook in het dromen en verlangen zijn, dat je niet opmerkt van waaruit je dat eigenlijk doet; en op de momenten dat je jezelf beter zou kunnen leren kennen vraag je – vanuit de onophoudelijke beweging van je denken-voelen – aandacht van een ander; je praat, vraagt, beweert, plaagt, daagt uit of bemoeit je met die ander. Je beslag leggen op die ander (op de aandacht van die ander) houd je veilig binnen de werkelijkheid van je ik, van het bekende, het verleden en de herhaling van alles wat al was. Jijzelf, de impuls die je op aarde deed zijn, blijft alleen als ‘er zijn’ onopgemerkt in je werkzaam.
Let op het centrum en het meeste bezig zijn valt stil. Is het een centrum of een centrumloze aanwezigheid? Let op. In de leegte van al het bekende ontdek je.

Waarnemen: Als je waarneemt toets je eigenlijk dat wat zich aan je voordoet aan iets soortgelijk bekends in het verleden. Je vergelijkt alleen maar en alleen een heel onverwachte, dramatische ervaring laat je zonder verleden staan. Als je echt wilt waarnemen, dus zonder herhaling en vergelijking, moet je het verleden laten rusten door zó aandachtig te zijn dat je alle bewegingen van het waarnemen opmerkt; als het ware rustig wacht tot het duidelijk wordt wat zich voordeed buiten de eigen toevoegingen uit het bekende.
In het Za-Zen kun je, als je in je adem diep beneden rust, zonder moeite zonder gedachten zijn; in de ontspanning, dat liefdevolle wachten, kun je waarnemen.

Niet-doen: Niet-doen is niet niet-handelen, maar opmerken hoe je ongewild automatisch doet en daardoor ontgaan je de eigenlijke betrekkingen tussen mensen, situaties, gebeurtenissen en dingen.
In het Za-Zen oefen je je los te raken van dit repeterend doen door het aandachtig gadeslaan van het anders onbewust blijvende bezig zijn van het denken-voelen. Pas uit dat stille gewaarzijn kan echt handelen voorkomen.

De meester vroeg: wat is voor jou het belangrijkste? Ik antwoordde: niet meer meegenomen worden door het leven zoals het zich aan de oppervlakte voordoet. Er niet uit weg gaan, maar er van binnenuit in zijn.
De meester: wat belet je?
De weg strekte zich uit tot aan de einder; er was verder niemand.

Za-Zen is terugkeren door alle voorstellingen, geuren en geluiden heen. Terugkeren in een levend nu, terwijl de tijd stroomt.
En het grote lijden dan?
Gevangen zijn in de steeds wisselende uitdrukking van het Onuitsprekelijke, met de voorstellingen die daaruit weer voortkomen en de keten van oorzaak en gevolg.
In de wereld van het uitgedrukte, steeds veranderlijke, van het verleden afhankelijke, is oorzaak en gevolg oppermachtig.
Op het moment van de doorbraak van het onmiddellijke vervluchtigt alles wat werkelijk scheen.
De beweging van het uitgedrukte naar het onmiddellijke en terug is de gave van ons leven op aarde.

Láát alles. De gedachten die komen en die gaan, de geluiden die komen en door je heen gaan, de stemmingen die als flarden door je heen trekken, dat wat je in je lichaam voelt en voorbij gaat. Vernauw je niet tot één van deze dingen in het bijzonder, een gedachte, een geluid, een gevoel, een stemming of een spanning in je lichaam. Wees aanwezig, láát toe, merk op. Al wat is en gehoord en geproefd en ervaren kan worden, is; en tegelijkertijd is het Onuitsprekelijke er altijd, overal, nooit eindigend.
Terwijl je ervaart en niet ervaart, terwijl je doet en niet doet, wakker bent en slaapt, altijd en overal ben je in het Onuitsprekelijke. Wanneer dit écht tot je doordringt kun je gedachten laten komen en gaan, geluiden, geuren, gevoelens, stemmingen, bekommernissen en bezorgdheden, leed en vreugde, zonder de werkelijkheid van het Onuitsprekelijke te verliezen.
Leed en vreugde, sterven en ontstaan, alles wat is, is vanwege het Onuitsprekelijke.

Maar waarom is het Onuitsprekelijke voor mij theorie en het denken en het voelen en al datgene wat het leven brengt alleen werkelijk?

Omdat je het Onuitsprekelijke nog niet hebt opgemerkt. Te haastig en eenzijdig ben je met een van de aspecten bezig waarin het Onuitsprekelijke zich uit.
Er is maar een kleine verschuiving nodig, een oneindig kleine verschuiving, zoals vanuit een ooghoek en je ziét wat is.
Van dan af ben je thuis, hoelang je nog mag leven en wat het leven je ook mag brengen.

Vandaag Giacometti gezien; honderdvijftig litho’s.
Sommige tekeningen één vanuit veertig of vijftig andere studies. En toch ook in deze ene voert elke lijn naar binnen. Ze blijven, hoewel ze in vaste lijnen daar staan, losse notities.
Ze zijn zo werkelijk omdat ze laten zien dat het voorbij is.
Nergens is weggehaald van het proces van noteren. De constructielijnen helpen je kijken. Wat zichtbaar wordt is hetgeen weggelaten is. Kijkend naar de tekeningen word je net zo geduldig als Giacometti toen hij het maakte. Hij zei ook: al zou ik honderd levens leven, echt dichtbij komen, dat lijkt onmogelijk. En ook: hoe laat ik het leven levend.
Al het bijkomstige, dat wat eigenlijk verleden tijd is, vergeet je doordat Giacometti écht kijkt. Kijkt en tastend op je laat inwerken.
Onder het geduld en het ongewilde is het gevecht zichtbaar, het verbeten gevecht het vorige moment, de vorige observatie, de verleden tijd los te laten.

Afstand. Je zit. Alle geluiden, alle gedachten, alle voorstellingen en associaties zijn er. Je merkt alles op. Toch is er afstand. Wat betekent dat?
Je merkt het op maar je bent er niet meer één mee. Je bent gewaar dat het er is. Dat het er is buiten jouw toedoen. Ook de gedachten die in je opkomen, de voorstellingen en associaties. Buiten je toedoen. Je bent gewaar dat ze er zijn.
Normaal is dat je het ervaart en er één mee bent. Dat je niet in staat bent iets anders waar te nemen en te ervaren dan dat wat er op dat moment is. Zonder het te weten zit je er aan vast.
Nu je zit en attent bent merk je voor het eerst dat er in jou iets is dat opmerkt terwijl het gebeurt.
Dat iéts ontgaat je anders.
Dat iets gaat vooraf aan je ervaring, aan je opmerken. Het is er altijd, maar onopgemerkt. Het is het hart van de ervaring.
Om vanuit het hart te ervaren moet je stil zijn. Aandachtig. Zonder bedoeling. Geduldig erbij.