ZEN notities onderweg (8)
Observaties  I

Als kleine jongen aan de rand van het oerwoud met mijn moeder, zei ze: hoor je de stilte? Gehoorzaam luisterde ik. Ik hoorde allerlei geluiden die ik voordien niet gehoord had. Ze vroeg nooit of ik de stilte gehoord had.
Ik stond er niet bij stil maar was verwonderd.
‘s Avonds in bed, nadat de Javaanse baboe een mooi verhaal verteld had over demonen en helden, vlák voor het inslapen hoorde ik de stilte. Daarover was ik niet verwonderd.

‘Je bent een rebel, je vreest God noch gebod.’
Ik keek verbaasd op. Daarna met meer oplettendheid begreep ik dat ik mezelf was.
Wat zijn geboden anders dan ervaringen die eens waar waren. Als je bij jezelf blijft volg je steeds het laatste gebod.

‘Wat je zegt steunt op geen enkele overlevering. Doe je dat expres?’
‘Hoe zou ik? Soms herken ik in mezelf iets dat al eens gezegd is. Maar het is nú waar. Als ik het morgen herroep is het ook waar.
Je kunt dat wat beweegt niet stil houden. Nog minder kun je dát wat oorzaak is van het bewegen in het bewegen vastleggen. Herkennen kan. Herkennen, ervaren, éénworden.’

‘In het Za-Zen is geen enkel persoonlijk element. In mijn verhouding tot God of Christus wel. Voel je dat niet als een gemis?’
‘Verhoud je je tot iets waarmee je één bent? Zolang ik me verhoud is er een ‘ik’ en een ‘jij’. Als je goed oplet merk je dat het ‘ik’ er eerst is. Eén zijn is vrij zijn.’

‘Je zegt dat er geen tijd te geven is voor het Za-Zen. Is wat er in de kloosters beoefend wordt dan zo maar?’
‘Ik zeg het Za-Zen heeft jouw tijd. Als je dat gevonden hebt weet je dat het jouw tijd is. Za-Zen hoort bij jouw bewustzijn en bij jouw situatie en bij jouw verleden. Ze verschilt van dag tot dag. Iedere dwang schaadt jouw oplettendheid. Let op en je vindt.’
‘Maar in een groep dan?’
‘Dan pas je je aan aan wat de leraar voor tijd geeft. Dat is dan ook goed, in de groep.
Als je je dan niet verzet omdat jouw tijd overschreden wordt of nog niet bereikt is, merk je dat het goed is. De leraar houdt rekening met het gemiddelde bewustzijn van nu en zijn eigen ervaring. Meer is niet mogelijk.’
‘En de leraren die vaste regels volgen?’
‘Dat is ook goed; dat is hun weg. Ieder mens herhaalt bepaalde handelingen honderden keren, toch is het iedere keer weer anders. Let op.’

‘Telkens in het Za-Zen, terwijl ik mijn adem volg komen er gedachten binnen.’
‘Volg die gedachten rustig, maar doe er niets mee. Volgen is dieper gaan, zonder je er mee te vereenzelvigen. Als je ver genoeg gegaan bent, zonder gedachten erbij te maken, keer je vanzelf terug tot de adem. De adem die steeds dieper en dieper beneden rust. De tocht van buiten naar binnen is beëindigd. De tocht van binnen naar binnen begint. Dat heeft altijd weer plaats. Wat een voorrecht!’

‘Mijn adem blijft middenweg steken. Is daar een oefening voor?’
‘Nee. Let op je adem. Forceer niets. Laat je gewoon neer zoals de lentewind over de aarde strijkt. Denk er niet bij. Plotseling zul je beneden zijn. Je hoeft het nooit te begrijpen. Het gebeurt gewoon. Oefeningen houden je op. Je bent weer bezig aan de buitenkant. Let op.’

‘Ik heb veel oefeningen gedaan, met grote inzet. Nu beginnen ze me te vervelen.’
‘Dan mag je blij zijn. Oefeningen zijn eens gegeven om iets duidelijk te maken, niet om na te volgen. Als het duidelijk is kun je de weg naar binnen toe vervolgen. Dan zijn de oefeningen nog maar een ver verwijderd gerucht. Zo gaat het.’

‘Pijn of ziek zijn leidt me af van waarmee ik bezig ben.’
‘Pijn en ziekte zijn werkelijk. Laat je niet afleiden maar wees bij de pijn en bij de ziekte. Hoe verder je in de pijn gaat en in de ziekte doordringt, hoe duidelijker het wordt. Dat is dán aan de orde. Iets anders willen doen is afgeleid zijn. Ook je de gevolgen indenken van je ziek zijn of van de pijn is afgeleid zijn.
Vertrouw onvoorwaardelijk dát wat tot je komt. Niet wat je er over denkt of voelt.’

Kun je jezelf veranderen?
Nee.
Maar wat dan?
Je kunt de verandering toelaten. Je kunt zo volledig ingaan op wat er nu is, dat je vanzelf op een andere manier gewaar bent. Dat is de verandering toelaten. Datgene wat in je gelegd is een kans geven. Eerbiedig uitvoering geven aan wat zich door jou wil uitdrukken.
Hoe weet je wat zich in je wil uitdrukken?
Dat het moeiteloos en vanzelf door je heen komt. Je hebt er niet over gedacht, je niets afgevraagd, alleen maar gedaan.
Dat is eigenlijke spontaniteit. Niet het luidruchtige wat wij meestal in enthousiasme doen.
Dóén is: in de stroom van het voortdurend gewaar zijn, meegeven.
Niet meer je kleine wil en kleine overweging er tussen stellen. Vanuit het niets het onbekende voltrekken.

Als je meer indrukken tot je neemt dan je verwerken kunt, word je uit jezelf weggedrukt. Alle indrukken en ervaringen worden vlak en kleurloos. Je hebt geen interesse meer.
Bij mij is dat bijna altijd zo. Alleen hele felle dingen maken nog enige indruk.
Het is de grote ziekte van deze tijd.
Kun je er iets aan doen?
Dát opmerken. Tot jezelf komen in de adem die je diep beneden laat.
Enkelvoudig, stuk voor stuk op de dingen ingaan. Rustig als had je alle tijd. Je hebt alle tijd. Jij bepaalt. Let op met alle intensiteit die in je is. Dat wat de ervaring, de relatie is zal zich aan je openbaren.

Het Za-Zen van Dogen en Boeddha is even dichtbij als de volgende ademhaling. Alleen ons onrustig en gejaagd tijdsbesef legt jaren en eeuwen als dode bladeren tussen ons en het onmiddellijke.
Maar er is toch tijd en geschiedenis en herinnering?
De film van het haastig en onrustig tijdsbesef is die geschiedenis. In het ongestoorde Za-Zen loopt die film af zonder ons te beroeren. Op elk moment is er het onmiddellijke.

Het belangrijkste. Wat vind je het belangrijkste?
Alles, maar dááruit het besef dat je vanuit het Onuitsprekelijke hier op aarde in het vergankelijke bent.
Maar dat weet je toch?
Maar beleef je het, tot diep binnenin? Is het ieder moment werkelijk voor je?
Zo dat je geen moment van huis bent?
Betekent dat dat je het vergankelijke moet overwinnen, er boven staan?
Geen van beide is mogelijk. Het vergankelijke is majesteitelijk verheven en tegelijk korter dan een oogwenk. Waar het om gaat is de gelijktijdige beleving; dat je niet bent van het vergankelijke én er in bent. Dat beëindigt de dualiteit.
Maar hoe kun je nou het Onuitsprekelijke bespreken?
Dat kan ook niet. Maar je kunt er op wijzen dát het er is. Het voornaamste: zo leven dat het voor ieder ander voelbaar wordt, dat het er is, door jou heen.

Ochtend – middag – avond: Ochtend; zo dat ik wakker ben, vóór de eerste gedachte, dát wat was voor alles … Stil en leeg, de adem diep beneden … vanuit de Oorsprong.
Middag; stilstaan, loslaten wat was en nu weer komen wil, aandachtig luisteren naar wat vóór dit is … stroomt, voortgaat en terugvloeit… onaangeraakt.
Avond; einde, loslaten, terugkeren naar voor alles van de dag … het stille wachten van de Oorsprong … voorbij het donker dat zich spreidt … sterven, rusten in de adem …, opnieuw geboren worden, ochtend.

Vergaan: Als je zit kan de tijd vergaan, alles wat gebeurd is, dat weer vastzit aan wat nog komen wil, glijdt langs je heen. Je bent je niet alleen bewust dat dát er is, maar ook dat jij bij jezelf daar niet van bent. Je beseft dat wat in de tijd steeds gebeurt in jou gebeurt. Weliswaar door inwerking van signalen van buitenaf, maar uiteindelijk in jou tot bewustzijn wordt en tegelijkertijd merk je dat je waarneemt, gewaar bent. Dat is tegelijk beseffen dat het ook vergankelijk is, terwijl je erbij bent.
Alleen, in de stilte, verbonden.
En het volgend moment, afgegleden in de zelfhandhaving, ben je weer tijdgebonden, niet meer gewaar.

Gulzig: Gulzig is niet alleen van eten of kennis verzamelen of macht uitoefenen, maar begint al bij het opdoen van indrukken. Indrukken zijn de beweging van je bewustzijn. Geen indrukken is honger, is afsterven voor je gevoel. Veel indrukken is versnelde beweging, illusie van leven, van vol worden. Happen, slikken, vol worden; zat van indrukken en toch niet genoeg. Het verwerken en loslaten ontgaat je. Honger.
In het Za-Zen ben je opeens midden in dat onafgewerkte. Honger en gulzigheid zijn weg. Je bent alleen met het werk dat gebeuren moet. Je eigen opgetaste opdracht. Ongeweten opgetast; maar werkelijk.

Verandering. Vast aan het verleden, verander je niet. Naast de werkelijkheid ga je op in je illusie. Als je wakker wordt; hoe, wanneer? Onvoorspelbaar. Plotseling sta je in de verandering, je bent het. Al het andere, de ander, beweegt mee. Vanuit het onvoorspelbare wakker worden; nu is alles onvoorspelbaar. Gevaarlijk, verrukkelijk, bedreigend, maar onomstotelijk. Als de illusie terugkomt weet je iets eerder dat het een illusie is.

Vorm en stroom. In je en buiten je verander je door de stroom. Dat je verandert merk je, niet waardoor. De stroom merk je pas als je niet alléén verandering bent. Stil zijn is veranderend aandachtig zijn, gericht maar niet bepaald. Zodra je de verandering arrêtteert ben je in het vastgelegde, daarin is stilstand, geen leegte of stilte, alleen honger naar vrijheid en beweging. Let op dat je de honger voelt in je binnenste, daar waar de eigenlijke beweging is. Stil zijn is de hoogste activiteit.