ZEN notities onderweg (12)
Kleinigheden

Meditatie begint daar, waar je in staat bent de kleinigheden waar je over struikelt op te merken. Je merkt het het gemakkelijkste op, waar het concreet is: je bent een maaltijd aan het bereiden en maakt een fout in de verhouding van de verschillende ingrediënten; je merkt dat het fout is doordat je tussentijds proeft en gelukkig ben je zo geoefend dat je weet hoe je het herstellen moet, al weet je ook dat je het nooit helemaal meer goed krijgt, omdat de uitgangsverhoudingen, die het bepalen, niet zijn aangehouden. Je realiseert je ook dat je eigenlijk ‘in de haast’ aan gang was; je begint je te ergeren; het plezier en de concentratie zijn verdwenen; je kijkt op je horloge en constateert dat je nu meer tijd kwijt bent dan wanneer je ongehaast en geconcentreerd had gewerkt.
Je hebt energie verspild en bent in een opgebroken toestand van ergernis en verwijt gekomen, wat destructieve energie is, de energie van het conflict die pas ophoudt te stromen als je te moe geworden bent.
Maar dat is nog niet het einde: dit kleine ongelukje heeft een rest in je bewustzijn achtergelaten, een rest van onvermogen, een gevoel dat voortdurend energie kost.
Als je er nu langer bij stilstaat, dan je alleen voor te nemen het de volgende keer beter te doen, leert deze observatie je dat je het alleen maar goed kunt doen als je van meet af aan de kalmte en de aandacht hebt om tijdens het werk er helemaal bij te zijn. Dat dát een oefening is, misschien de belangrijkste, want hij geldt voor elk werk.
Je bent door deze observatie van een zogenaamde kleinigheid op het spoor gekomen van de wetmatigheden van maat, niet alleen van de samenstelling van voedsel, maar ook van tijd en bovenal van het aanwenden van energie in je bewustzijn.

Dit opmerken en het rustig verwerken van wat je opmerkt is meditatie, het onzichtbare Za-Zen dat niet in regels gevat kan worden, noch van een ander geleerd.

Een andere observatie: je wordt gebeld door iemand, die je een verhaal vertelt dat voor hem heel belangrijk is, maar omdat je midden vanuit je werk waar je helemaal inzit, bij het verhaal van die ander moet zijn, ben je er niet direct helemaal in; je mist een gedeelte van de boodschap, je bent de draad van het verhaal kwijt. Straks moet je opnieuw vragen naar wat je gemist hebt; de ander krijgt het gevoel dat je eigenlijk geen belang stelt in wat hij vertelde; je hebt het eerste moment van in relatie staan gemist. Die eerste kans is voorbij en het leven is eigenlijk voortdurend opnieuw een eerste kans.
Ook hier weer stel je vast dat waar het op aan komt is, dat je op het moment dat iets tot je komt je zo stil en leeg moet kunnen zijn, dat je er je volle aandacht aan kunt geven.
Je weet ook wel van jezelf dat je zelden zo stil en leeg bent; dáár is dus de aanvang van de ontsporing; dat heb je heel concreet vastgesteld.
Als je nu probeert de kwaliteit van je leven te verbeteren weet je tenminste wáár je op moet letten: de wijze waarop je bewustzijn werkt, de wijze waarop je erbij bent, de gevoeligheid van in het moment zijn.
Kun je daaraan werken op de manier die je gewend bent? Is daar een manier voor?
Door alles wat er gebeurd is en wat de observatie je heeft geleerd, twijfel je daaraan, en terecht. Het komt eigenlijk aan op voortdurend te kunnen opmerken hoe je bent, terwijl je werkt, rust, praat of luistert en dan nog zó dat je jezelf als vanuit een ooghoek waarneemt, dus niet bewust gericht met jezelf bezig bent. Meditatie en daar is het Za-Zen op het kussen maar het begin van, is de kunst van het argeloos waarnemen van de hele situatie.
Die kunst leer je het meest gemakkelijk in een eenvoudige situatie, waarvan Za-Zen op je kussen er één is.
Je weet nu voorgoed dat dát Za-Zen nooit tot een prestatie kan voeren, maar alleen een middel is om het eigenlijke Za-Zen van moment tot moment binnen je bereik te brengen.
Daarbij komt nog dat je het eigenlijke Za-Zen niet in de hand hebt; je kunt jezelf alleen opmerken op een moment en van daaruit kun je, en dat vraagt inventiviteit, maatregelen nemen om die attentheid op te voeren waardoor het ‘gewaar zijn’ een kans krijgt.

Vraag: Hiermee zeg je eigenlijk dat alles wat je ons geleerd hebt niet zo belangrijk is. Is dat zo?
Antwoord: Ik zeg, dat de oefeningen die we kennen uit Zen nodig zijn om die algehele attentheid in de dag mogelijk te maken. De houding en de adem tot diep in het bekken geven je de mogelijkheid op te merken wat er allemaal in je lichaam gebeurt en hoe dat samenspeelt met wat er in je geest plaats heeft en heeft gehad!
Door te oefenen aan de lichaamskant van de geest, oefen je aan de geest zelf, dus aan het geheel, zelfs in de ongecoördineerde staat waarin wij zijn. Het Za-Zen op je kussentje is dus broodnodig, maar het is niet het enige. Het is het begin.

Vraag: Je zegt eigenlijk dat we de hele dag aandachtig en wakker moeten zijn!
Antwoord: Nee, in mijn voorbeelden heb ik aangegeven wat er allemaal gebeurt als je niet aandachtig bent en hoe je daarop opmerkzaam kunt worden. Dat opmerkzaam zijn op de eigen situatie is dus het keerpunt. Pas dan kun je gaan oefenen, waarbij je er weer bedacht op moet zijn dat je in dat oefenen jezelf niet tot een bepaalde vorm gaat dwingen; je weet nu immers dat je het aandachtig zijn niet af kunt dwingen. Door opmerkzaam leven groei je vanzelf naar die stilte en leegte toe. Dat dóe je dus niet, het voltrekt zich aan je, door de manier van leven.

Vraag: Je zegt eigenlijk dat ieder systeem waartoe je jezelf dwingt je suf maakt. Iets wat ik Krishnamurti zo vaak heb horen zeggen. Toch is Za-Zen ook een systeem!
Antwoord: Ieder systeem wordt van een hulp tot een belemmering als je het oefenen afscheidt van het geheel van je leven; als je je Za-Zen op je kussen afscheidt van wat er in de dag, iedere dag weer gebeurt. De houding en het je bewust worden van wat de adem doet en hoe dat je van moment tot moment beïnvloedt is het hele systeem, maar dat betekent wel dat jij er levend, aandachtig mee kunt oefenen. Zodra je het systeem als een te leveren prestatie opvat, is de oefening dood en versuf je in de prestatie.

Vraag: Maar Krishnamurti wijst alle systeem en methodiek af. Wat vind jij daarvan?
Antwoord: Wat ik van zijn uitspraak vind is volmaakt onbelangrijk. Ik kan alleen maar iets vanuit mijn eigen ervaring zeggen: ik ervaar dat je in de gejaagde en onrustige toestand waarin je bent behoefte hebt aan een simpele oefening van je lichaam en adem, waardoor je op het moment van de oefening even los bent van die niet aflatende onrust en honger. Die korte periode van los zijn maakt het je mogelijk je gewone ongedurigheid te leren kennen. Dat is de zegen van het Za-Zen.
Je Za-Zen is dus het dagelijks terugkerende startpunt voor je ontdekkingsreis naar binnen, die je tot het hart van de wereld brengt.
Maak je van Za-Zen op je kussen iets aparts, naast je leven, dan heb je de eigenlijke kans gemist, en loop je het gevaar een Za-Zen fanaat te worden die de gevoeligheid en het inlevingsvermogen voor het leven verliest, dus verhardt, dát is het waarvoor Krishnamurti terecht waarschuwt.

Vraag: In de jaren dat ik bij je oefende heb ik ervaren dat je toch heel streng en precies was op houding en adem en nu breng je dat alles terug tot een startpunt, meer niet?
Antwoord: Voor de leraar is het belangrijk dat houding en adem van begin af goed worden geoefend, waardoor je sneller gewaar kunt worden wat houding, beweging en adem in je dagelijks leven betekenen, zodat je tot het eigenlijke Za-Zen komt dat de hele dag doorgaat.
Ik heb jullie zelfs aangeraden – als je merkt dat je je concentratie in het Za-Zen verliest – Kin-Hin te gaan doen, om in de beweging van het lopen, waar je veel gemakkelijker met je aandacht bij kunt blijven, je concentratie weer terug te vinden.
Maar het Za-Zen op het kussen is het begin van het grote Za-Zen van je hele leven en daarom zo onontbeerlijk.

Vraag: Waarom heb je er bij ons altijd zo op aangedrongen, dat we de oefening iedere dag zouden doen?
Antwoord: Opdat het een gewoon, nuchter levensbestand van alledag voor je zou worden, even gewoon en onontbeerlijk als slapen, drinken en eten; terwijl de ervaring me geleerd heeft dat zo’n oefening die iedere dag, zoveel mogelijk op dezelfde tijd wordt herhaald dezelfde uitwerking heeft als een verkwikkende slaap waarin je ongeweten vernieuwd wordt.

Vraag: Je hebt zoveel gezegd, dat ik bang ben de grote lijn uit het oog te verliezen. Kun je het nog eens samenvatten?
Antwoord: Kort gezegd: als je merkt dat je op signalen van buiten of van binnen met gedachten antwoordt, weet je dat je niet aandachtig bent. Dat je eromheen fantaseert. Het gaat dus om het opmerken dat je in je gedachten eromheen gevangen bent; en eigenlijk een afwezige, die de uitdaging van het ‘hier en nu’ niet eens heeft gezien, laat staan beantwoordt!

Vraag: Je zegt eigenlijk niet wat ik doen moet, je geeft alleen aanwijzingen. Daar kan ik niet concreet mee uit de voeten.
Antwoord: Precies zeggen wat je doen moet, verlamt de mogelijkheid zelf te ervaren! Je zou zelfs kunnen gaan ervaren, wat ik suggereerde – dat gebeurt heel veel, zonder dat het gemerkt wordt – en dat is als het zien van een zonsondergang op een ansichtkaart.
Het enige wat ik doen mag is je de plaatsen aanwijzen waar je extra attent moet zijn om het contact met de werkelijkheid, het Onuitsprekelijke niet te verliezen.
Het proces van verandering ontgaat je bewuste aandacht, die is daarvoor nog veel te luidruchtig. Dat proces kan zich alleen voltrekken buiten jouw toedoen, in je aandachtig in de situatie zijn, los van de problemen en onrust die je anders altijd afschermen.

Vraag: Kun je ons niet concrete oefenstof geven, zoals bij het Za-Zen op het kussentje?
Antwoord: Die oefenstof is je leven zelf. Ik kan je alleen opmerkzaam maken op waar je in het bijzonder op moet letten, opdat je de weg naar binnen, die de weg naar buiten is, sneller kunt vinden.

Vraag: Die jaren dat ik Za-Zen deed, op mijn kussentje alleen, zijn die nou verloren?
Antwoord: Er gaat nooit iets in het leven verloren. Door dat trouwe doen van je Za-Zen vind je nu sneller dat losraken van de onrust van je denken-voelen en dat kan, nu je weet dat je hele leven Za-Zen is, je hele dag doortrekken.

Vraag: Wat is de plaats van de sutra’s, de wierook en het boeddhabeeld in het Za-Zen?
Antwoord: Voor mensen die van herkomst boeddhist zijn kunnen het beeld en de sutra’s helpen die diepe concentratie te vinden. Voor jou is het, als je niet ogenblikkelijk tot de kern doordringt, een omweg. Goede wierook kán je, door de chemische werking in de hersenen, gemakkelijker tot rust brengen, maar het kan je ook versuffen en in een schijnrust brengen.