ZEN notities onderweg (11)
De onbekommerde

De meest kernachtige uitspraak in de oude Hindoewijsheid is: Tat twam asi. Vertaald luidt dat: Dat zijt gij. Onder ‘Dat’ wordt verstaan je diepste Zelf. Je diepste Zelf is alles, de totale schepping en jijzelf daarin.
Er wordt ook wel gezegd dat het Brahman of Atman is. Jammer genoeg is één karakterisering van Tat geleidelijk aan verloren gegaan, namelijk ‘de onbekommerde’. Wat is die onbekommerde?
De onbekommerde is de getuige, hij die altijd aanwezig is maar niet onderworpen aan wat hem overkomt. Dat is moeilijk te begrijpen, want wij zijn altijd wel onderworpen aan wat ons overkomt. De onbekommerde zou je ook de vrije kunnen noemen. Hij die er is, maar die niet gebonden is. Soms ervaar je plotseling dat de onbekommerde je diepste wezen is.
Het is niet de gekerfde, moeizame, problematische, zwaartillende, angstige, zich gerechtvaardigd voelende en tekortschietende of pessimistische.
De onbekommerde is degene die gelooft en vertrouwt in het onuitputtelijke stromen van het leven; hij is immers het leven zelf! De onbekommerde is de enige die in staat is tot lijden en medelijden.
De onbekommerde maakt voelbaar dat onder alle leed, alle teleurstelling, alle onmacht, het onbegrensde vermogen tot acceptatie en integratie verborgen is. De onbekommerde is getuige van je zelfverwijt en zelfbeschuldiging, je slaafsheid en opgesloten zijn in het gareel, je ontlopen van de verantwoordelijkheid en het opvatten van voornemens die je niet uitvoert, je moedeloosheid en je vermogen om leed te zien en het lijden te delen. Hij is getuige van dat alles en hij draagt je er doorheen, ondanks je tegenstribbelen, omdat hij onbekommerd en vrij is.
De vraag is niet of hij er wel of niet is, maar of je de onbekommerde kunt ervaren! Alle religieuze stelsels hebben zich onder verschillende namen en verschillende uitingswijzen hiermee bezig gehouden. De meeste stelsels hebben de nadruk gelegd op het je onthouden van het verkeerde. Dat verkeerde werd altijd nauwkeurig omschreven. Er werd aangeraden te streven naar het goede, dat is naar dat wat vrij is, het onbekommerde.
Maar door onze opvoeding en door alles wat er in ons leven gebeurt en ook door wat we geleerd hebben en van anderen gehoord, zijn we gewoon geraakt aan een stelsel van regels, normen, morele waarden, verboden en begerenswaardigheden. In dat stelsel, dat wij als mensen met elkaar hebben gemaakt, leven en sterven we. Dat stelsel, dat is vastgesteld, omschreven en beschreven, is per definitie gefixeerd, niet meer aan verandering onderhevig.
De interpretatie ervan is gelukkig nog een klein beetje aan verandering onderhevig maar die verandering is veel te langzaam voor de steeds veranderende werkelijkheid van de snelle stroom van het leven. Om de snelle stroom van verandering te kunnen volgen is een vrije, plooibare, onbekommerde geest nodig.
De onbekommerde is die geest in je, niet aan ruimte of tijd gebonden, rustend in de Oorsprong en van daaruit in alle dingen, in de totaliteit van het leven.

Het is duidelijk dat wij om de onbekommerde werkelijk aan ons leven te laten deelnemen, ook in de daagse werkelijkheid, wij ons eerst bewust moeten worden van het gareel, de cocon waarin wij leven. De vraag is dus: hoe word ik mij daarvan bewust?
Je kunt je daarvan alleen maar bewust worden door jezelf op te merken in al je doen en laten. Maar je kunt jezelf alleen maar opmerken als je niet aan dat wat je opmerkt tegelijk een oordeel, een conclusie of een begrip verbindt. Jezelf opmerken betekent alleen opmerken en er niets mee doen. Het eigenlijk alleen maar láten zodat het zonder jouw oordeel, zonder jouw normbesef tot je door kan dringen. Dat is op zichzelf voor ons een bijzondere zaak. Zodra we iets opmerken, verbinden wij er een oordeel aan, een waardering of een veroordeling. Zodra je een van deze dingen doet, is het opgemerkte verknoeid. Je geeft jezelf dan niet meer de gelegenheid om er echt op in te gaan, dit wil zeggen het aan je diepste Zelf over te laten er zich mee uiteen te zetten.

De onbekommerde merkt het door je heen ook wel op, maar hij kan er niets mee beginnen omdat jij er tussen zit, met al je waardeoordelen.
Za-Zen en het vervolg van Za-Zen in je daagse leven is dit: proberen alleen maar op te merken, meer niet.
Dat wil zeggen de situatie te scheppen waarin je kunt opmerken, waarin je kunt gadeslaan en gewaarworden. Door dat te doen zet je een diep werkend proces in gang. Je laat je als het ware reinigen door de onbekommerde, omdat je er met je denken en je voelen van af blijft. Je probeert steeds meer alleen te zijn: hij die gade slaat. Wat het antwoord is, laat je ook over. Dat antwoord komt, onomstotelijk direct, zonder enige hapering. Het is de hoogste vorm van actie; zonder voorbedachte rade, zonder bedoeling, alleen afgestemd op dat wat is.

De onbekommerde in je, die jij eigenlijk bent, is vrij volkomen in te gaan op wat gebeurt, zonder enige bedoeling vooraf, voornemen of norm. Daarom kun jij, de onbekommerde, wezenlijk op het lijden van de ander en van de wereld ingaan.
Je kunt dát doen wat nodig is, op het moment zelf, niet ervoor of erna. Wanneer je de onbekommerde in jezelf ervaart begint het eigenlijke leven. Dan ben je gestorven aan de gevangene, de in het gareel gedoemde, de door zijn capaciteiten en gebreken bepaalde en geknevelde mens.

De grote oefening is de geknevelde, die je nu bent, als gekneveld herkennen en vrij laten. Dat is alleen mogelijk als je de geknevelde niet meer verdedigt of tracht te bestendigen op enigerlei wijze. Dat verdedigen of bestendigen doen we meestal. We doen het, zonder dat we weten dat we het doen.

De onbekommerde daadwerkelijk tot leven te laten komen in iedere handeling, antwoord of daad is het grote sterven en tevens het herboren worden én blijven. Want herboren worden is een durend proces. De onbekommerde is dat proces, dat zich in de schepping voltrekt.

Vraag: Ik vind dat dit alles voorbij gaat aan het grote lijden in de wereld. Niet het lijden in mezelf, maar het objectieve lijden wat in de wereld gaande is op allerlei niveaus en gebieden. Ik vind dat dit je ongevoelig maakt voor wat voortdurend plaats heeft aan onbeschrijfelijk lijden.
Antwoord: Je maakt steeds de scheiding tussen jezelf en al datgene wat plaats heeft. Je doet net alsof jij daar buiten staat. Je doet net alsof jij alleen maar met jezelf bezig zou kunnen zijn zonder dat op te merken.
Dat je met jezelf bezig kunt zijn zonder het op te merken komt juist omdat je jezelf hebt afgescheiden van alles. Je moet eerst beseffen hoé je jezelf hebt afgesneden, hoé je jezelf ongevoelig hebt gemaakt, hoé je vastgelopen bent in de nauwe kerker van je eigen voorstellingen, gedachten en gevoelens. Dat is de grote oefening. Zodra je daar – ook al is het maar een heel klein beetje – van begrepen hebt, begin je eerst recht het lijden, in zijn werkelijke betekenis op te merken. Je bent dan ook in staat om op dat lijden in te gaan, het niet langer uit te stellen er op in te gaan.
Pas als je jezelf losgemaakt hebt van je zelfgebouwde slavernij, kun je ingaan op het lijden. Kun je je invoelen, kun je mededragen en kun je dat lijden op je nemen.
Hoe je het doen zult, blijkt wel.
Dat is nu een van de dingen die niet georganiseerd kan worden, waar je geen standaard voor kunt opstellen.
Je kunt het alleen vanuit de vrije onbekommerde adem van het leven zelf. Alle omschrijving, alle voorwaarden hieraan verbonden schaden het werkelijk doen vanuit het onbekommerde.

Vraag: Meen je werkelijk dat dit de wortel is van alle lijden, maar ook van agressie, uitbuiting, geweld, marteling, honger en gebrek?
Antwoord: Ja. Honger, gebrek, oorlog en agressie waren niet aanwezig als wij het niet veroorzaakten. Wij zijn toch de scheppers ervan! Je kunt proberen aan de wijze van het scheppen iets te veranderen, maar daarmee verander je eigenlijk weinig of niets. De schepper zelf, dat ben jij en ik en alle anderen, veranderen, daar komt het op aan. En het mooie, het ontroerende is dat alleen maar jij jezelf kunt bevrijden. Dat niemand anders dat kan. Jij hebt jezelf gekneveld, of laten knevelen, wat uiteindelijk op hetzelfde neerkomt. Alleen jij kunt jezelf bevrijden, door je bewust te worden van je knevels.
En ieder mens die ook maar een heel klein beetje losraakt van zijn gareel, van zijn gebondenheid verspreidt vrijheid, onopzettelijk en vanzelf. Ieder mens die de afglans van de onbekommerde is verspreidt blijheid en vreugde en heft het gevoel van onmacht op. Als jij je bewust gaat worden van je onvrijheid en van het werkelijke leed dat er is, werkt dat als een glimlach die door alles heen straalt, zelfs door de donkerste donkerte.

Vraag: Wat is dan de plaats van alles wat de techniek en de wetenschap ontdekt heeft; ook de filosofie en de psychologie en de medische wetenschap bijvoorbeeld?
Antwoord: Dat is het ontdekken van de wetmatigheden die in de schepping werken. Het ontdekken van hoe het een op het ander inwerkt, het ontdekken van de herhaling er in, en de voorspelbaarheid. Maar het zegt niets over het ‘er zijn’, over het mysterie van het leven. Hoe uit een nietig zaadje een grote boom groeit, met al zijn vertakkingen, zijn twijgen en bladeren, zijn knoppen en wortels, zijn stam en alles wat die boom tot boom maakt. Het enige wat we er tot nu toe van weten zijn de voorwaarden voor de groei, zoals de samenstelling van de aarde, de meststoffen en de lucht, het water en de zon, die maken dat het in het nietige zaadje vervatte bouwplan zich kan verwerkelijken. Maar dat het bouwplan er is, dat het onzichtbaar bestaat en dat het zich volgens dat bouwplan voltrekt, binnen een nietig aanvangsbestek, dat blijft geheim.
Dat is het geheim van het leven, van het zijnde.
Het is heel nuttig die wetmatigheden, wetten en voorspelbaarheden te bestuderen, als je dan maar weet dat je de beschrijving ontdekt van wat er is.
De beschrijving, niet wat is.

Vraag: Maar wat is dan de betekenis van al die religieuze stelsels, die wetten, die verboden, die normen en gedragsregels?
Antwoord: Het zijn allemaal beschrijvingen van waar het om gaat, het is alleen jammer genoeg neergelegd in goed en niet goed, in wel gewenst en niet-gewenst. En als wij, als slaven, als onvrijen van die beschrijving kennis nemen, verwisselen we de beschrijving met datgene wat is. We proberen de beschrijving te verwerkelijken, niet dat wat is. En zodra we dat doen, vervalsen we de innerlijke bedoeling, vervalsen we de Onbekommerde die is. Dat die beschrijvingen er zijn komt doordat iedereen die ook maar iets ervaren heeft van die ongebonden, alles omvattende vrijheid van het zijnde, dat wil uiten en zichtbaar maken. Dat gebeurt in een taal, in een vorm die per definitie gefixeerd is en maar één aanzicht heeft. Hoe dieper iemand geraakt is door het geheim van het leven, hoe meer hij daarover zal willen meedelen. En ook dat mededelen kan op honderd verschillende manieren, en elk van die manieren geeft een flauwe aanduiding van één aanzicht. Zo gaat het. Laat je niet verstrikken in de aanduidingen, de beschrijvingen of de vermaningen. Zie ze als de verre echo van dat wat is.
Laat je niet tevreden stellen door al datgene wat gezegd is. Ontdek zelf, ga zelf, wees vrij.

Vraag: Zouden dan al die wetten waarbinnen wij nu leven, op alle terreinen, niet nodig zijn als de mens vrij werd?
Antwoord: Ja. De wetten die wij kennen, in ons land maar ook in alle andere landen die er zijn, ieder land naar zijn omstandigheden, zijn verleden, zijn cultuur, zijn toegesneden op de mens in zijn vergankelijke uitdrukking van het onvergankelijke, en in het bijzonder op de mens die zich vereenzelvigt met die vergankelijke uitdrukking van zichzelf. Want daar zit de knik. Dat je je vereenzelvigt met datgene wat alleen maar uitdrukking is. Jij, de onbekommerde druk je uit! Maar je moet je nog bewust worden dat jij de onbekommerde bent. En dat is waar het om gaat.

Vraag: Waarom is het zo moeilijk om je bewust te worden van je vergankelijkheid, of liever van je vereenzelviging met die vergankelijkheid?
Antwoord: Omdat je nooit attent bent gemaakt op het feit dat je je, onbewust, vereenzelvigt met je uitdrukking.
En als je attent gemaakt bent, moet je zelf aan de slag. Moet je jezelf in alle situaties opmerken, zonder oordeel, zonder conclusie, zonder enige waardering. Die wijze van leven, van alertheid, van vrije waarneming kennen wij niet. Daarom is dat zo moeilijk. Daarom is dát de grote oefening. Als je altijd gewend bent geweest waar te nemen volgens onbewust gebleven normen, is dit het grote werk. Opmerken zonder meer, laten rusten, zodat de onbekommerde in je tot leven komt.