ZEN notities onderweg (3)
De waarnemingsspleet

Je beseft vrijwel nooit dat alle oordelen en waarderingen gebaseerd zijn op ervaring en waarneming.
Het proces van waarnemen en ervaren is zo continu, dat het je ontgaat dat er voortdurend waargenomen en ervaren wordt.
Je bent je alleen bewust van dat wat direct binnen je aandacht is. Maar intussen registreer je nog vele andere dingen die je niet bewust aandachtig tot je hebt genomen. Bovendien ontgaat je dat er van moment tot moment, soms associatief, soms geheel los van je huidige waarneming, voorstellingen, gedachten en stemmingen door je heen gaan. Toch zijn ze er.

Je merkt ze als je stil op je bankje zit, weinig beïnvloed door de wereld buiten je; je bent alleen met de dingen die in je voortgaan zich voor te doen. Een voorstelling, een gedachte, wel of niet begeleid door een gevoelsstemming. Dat wat in je opwelt is al voldoende om je af te leiden van bijvoorbeeld het gadeslaan van de adem of het je bewust zijn van de houding waarin je zit.

In het alledaagse leven, op je werk, tijdens het doen van het huishouden, een gesprek of een rit met de auto, zijn er wel de indrukken van buiten die voortgaan op je in te werken.
Intussen denk je, voel je. Wat je ervaart, wordt behalve door datgene wat momenteel zintuiglijk bij je binnenkomt, aangevuld met datgene wat in je opwelt. Dit kan, en het is ook dikwijls zo, associatief zijn. Een soortgelijke ervaring, beleving, in het verleden opgedaan mengt zich met datgene wat nu in je gebeurt. Van deze bijwerking ben je je zelden of nooit bewust.
Toch bepaalt ze je eind-ervaring van dit moment. Je eind-ervaring, dat wat je je bewust wordt, is dus een samengesteld iets. Het is het directe zintuiglijke signaal van nu en datgene wat er schijnbaar bij hoort, wat uit het verleden komt.

Je ervaring van nu, een schijnbaar nu, is dus samengesteld uit nú plus verleden. Je ervaring is dus niet nieuw.
Het ervaren nú wordt als het ware voordat het binnenkomt begrensd door wat er associatief uit het verleden bij hoort.
Alles wat niet past bij de voorstelling uit het verleden wordt afgedekt.
Je neemt dus waar, ervaart en beleeft door de spleet van het verleden heen. Dat dit zo is ontgaat je. Elke soortgelijke nieuwe ervaring wordt dus in een oud patroon geperst. Dat geeft een gevoel van herhaling, kleurloosheid en monotonie.
Om hieraan te ontkomen zoek je gevoelsbeweging; soms sensatie, soms nieuwe situaties die je het gevoel geven dat je niet herhaalt. Heb je die nieuwe situatie een paar keer ervaren, dan is ze ook weer oud.

Is het mogelijk waar te nemen en te ervaren in volle omvang?
Is het mogelijk niet door de spleet van het verleden te zien?
Deze vraag gaat dus terug op het allereerste begin: de waarneming en beleving.
Kun je nieuw waarnemen? Nieuw, is onbevangen, ruim, zonder oordeel vooraf. Dat nieuwe waarnemen en ervaren geldt dus voor alles. Niet alleen feitelijkheden, maar ook relaties, begeleidende gevoelens en begeleidende voorstellingen.

Waar ligt het begin?
Het begin ligt in het gewaarworden ván de begeleidende voorstellingen, gedachten en gevoelens.
Het Za-Zen, het ‘zitten’ is een soort laboratorium-opstelling. Je bent in een zelfgekozen rustige omgeving. Het enige wat je zintuiglijk bereikt zijn de geluiden om je heen, van buiten. Als je het moment gunstig gekozen hebt zijn de geluiden van buiten, van het menselijk bedrijf, minimaal. Je bent alleen met je inwendige voorstellings-, gedachten- en stemmingsgebeuren. Je merkt het op en laat het toe. Het blijft bij aandachtig opmerken, zonder jezelf ermee te verbinden.
Dit is langdurige arbeid. Je gaat opmerken wat voor soort van voorstellingen, gedachten en gevoelens het meest terugkeren. Die zijn voor jou blijkbaar heel belangrijk. Dat voor jezelf te registreren, ernstig en aandachtig, heeft een grote betekenis. Je lost als het ware een schuld in. Want dat ze er zijn betekent dat ze voor jou van waarde zijn en dat je er onvoldoende aandacht aan gegeven hebt. Dat doe je nu. Hoe groter de aandacht hoe sneller het proces afloopt en hoe gemakkelijker je van het aandachtig gadeslaan kunt terug gaan naar het even aandachtig beleven van de adem en de houding. Dat schept een bepaalde stilte en argeloze aandacht in jezelf. Die soort van aandacht vanuit het belangeloze heb je nodig in het gewone leven.
Het gewone leven is aanmerkelijk gecompliceerder.
Er wordt zelfs in hele eenvoudige situaties bijna ononderbroken een beroep op je gedaan. Iemand vraagt iets, iemand zegt iets, je moet bepaalde dingen doen of nalaten. Al die tijd tijdens het doen, antwoorden, spreken en reageren is dat andere proces ook in gang. Als je nu door het aandachtig en geconcentreerd zitten dat andere bewust hebt gemaakt, ga je opmerken dat je tijdens al datgene wat je gewoon doet dat andere, de begrenzing, mee aanwezig laat zijn. Afhankelijk van je aandachtsintensiteit ga je nu in de handeling van de dag de begeleiding uit het verleden opmerken. Actueel opmerken. Je gaat je bewustworden van de spleet. De spleet is niet verdwenen. Maar je bent je bewust. Daarmee is de vervalsende werking van de spleet nog niet ongedaan gemaakt maar hij is opgemerkt; ook in zijn vervalsing. Dat maakt je voorzichtiger én aandachtiger. Je beseft op het moment zelf hoe belangrijk het is om stil te zijn. Niet als rust, niet als vrede, maar als voorwaarde om te kunnen waarnemen. Je merkt zelfs dat spanningen in je lichaam, onwillekeurige bewegingen, niet terzake doende maniertjes, allemaal meespelen. Wilsmatig kun je daar niets aan doen. Je kunt ook die zaken alleen maar opmerken.
Vanzelf neemt de behoefte om Za-Zen te doen toe, om beter in het rustig waarnemen te kunnen blijven.
Je weet nu dat je ervaring en beleving afhankelijk zijn van een ‘open’-aandacht, die ze zuivert en in het verlengde daarvan je oordeel en waardering zuivert. Nu ben je dus terug bij het punt waar de oefening begon.
Echt Za-Zen begint dáár.
Als zodanig is Za-Zen bijzonder pragmatisch en nuchter.
Door het aandachtig gadeslaan, in een juiste houding, met een adem die diep beneden is, voltrekt zich, buiten je eigen wilsbereik een proces van reiniging. Niet een reiniging van je herinnering of een reiniging van voorstellingen, maar een reiniging van je aandacht.
Je bent ook niet meer afgeleid door je momentele bezigheid. Je hebt de spleet, de begeleiding uit het verleden, opgemerkt. Dat ontneemt die begeleiding z’n onbewuste doorwerking in je ervaring van het moment. Het betekent dus eigenlijk de hele dag door stil zijn terwijl je actief bent. Terwijl er een beroep op je gedaan wordt; terwijl je antwoordt.
Dat stil zijn is een kunst die je alleen maar door gestadig oefenen kunt leren.
In het Za-Zen leg je een basis voor aandachtig stil kunnen zijn. Dat gaat vérder dan bijvoorbeeld het verduren van lichamelijke pijntjes, van het registrerend gadeslaan van voorstellingen en gevoelens die in je opwellen; het richt zich heel direct op het hart van de oefening, het ervaren van de stilte achter dit alles. Dat is pas mogelijk als je alle andere bewegingen in hun vergankelijke ondergeschiktheid ervaart. Ze zijn niet onbelangrijk, maar ze zijn betrekkelijk. Ze zijn in betrekking gebracht tot het geheel. Ze hebben hun alleenheerschappij verloren en zijn teruggebracht tot een voorlopige vertaling van het onbekende.
Het onbekende is nu hoofdzaak. De vertaling vergaat in de tijd. Za-Zen heeft te maken met het bewustworden van de betrekkelijkheid van de vertaling. En tegelijkertijd het krijgen van aandacht voor datgene wat elke definitie en naamgeving te boven gaat.
De discipline bestaat er uit dit leeg-zijn uit te houden.

Za-Zen begint dicht bij huis en juist omdat ze dicht bij huis begint kan ze geen einde hebben; want tot stille aandachtigheid komen betekent steeds directer opmerken hoe betrekkelijk de vertaling is. Steeds voorzichtiger worden. En daardoor komt de momentele beleving, niet meer zo volledig vervormd door het verleden, centraal te staan, of ook je ervaart het onvergankelijke in het vergankelijke van de zintuigelijke indruk.
Tijd en niet-tijd zijn onverbrekelijk verbonden.

Dit uiterst alerte proces van waarneming moet op gang gehouden worden door een oefening die je gevoelig maakt voor alles wat er in het waarnemen gebeurt. De basis-oefening van het Za-Zen is zo’n oefening, aangepast en verfijnd in honderden jaren van geduldig oefenen door hen die ons voorgingen.
Ieder land en iedere volksaard heeft er zijn eigen aanvullende methodiek en vorm aan gegeven. Voor ons hier in het Westen is het zaak de kern van deze wijze van ingaan op jezelf opnieuw in onze omstandigheden en met ons bewustzijn te verwerkelijken. We doen daarbij goed de gegeven regels voor onszelf in onze situatie zorgvuldig te onderzoeken. Maar wij mogen niet schromen de eigenaardigheden van een land en een volk en een tijdsbestek op z’n betrekkelijke waarde te schatten.
De tijd dringt, we hebben weinig tijd voor deze meest directe arbeid. Daarom moeten we voortdurend kern en uitwerking blijven onderscheiden.
Anders gezegd, we zullen ons eigen Za-Zen moeten ontdekken. Wat universeel is kan zonder meer gebruikt worden. Dat is de houding, de ademregulatie, de aanvullende oefeningen. Maar ook daarin zullen we de dosering en de accenten zelf moeten ontdekken. Dat verzwaart in het begin ongetwijfeld ons werk. We zijn helemaal op onszelf aangewezen. We zullen heel wakker en liefdevol in ons werk moeten staan. Autoriteit afwijzen waar ze daarmee in tegenspraak is. Altijd weer terug naar het beginpunt: de intensiteit van de waarneming.
Onze weg leidt midden door de afleidende kakofonie van de massamedia en de gecompliceerdheid van de Westerse maatschappij.
Daarin moet ons Za-Zen rijpen. Het echte Za-Zen dat tot in onze dromen reikt. Een Za-Zen dat niet te organiseren is of te propageren. Dat alleen ieder voor zich kan doen. Waar de leraar alleen aanwezig is om de methodiek aan ons door te geven.

Vraag: Wat je vertelt over de waarnemingsspleet lijkt heel waar. Maar voor mij is het theoretisch. En het ontroert me niet. Soms bij muziek die ik mooi vind ben ik zo ontroerd dat al het andere niet meer bestaat. Alleen moet ik toegeven dat ik er weinig mee doe. Is er in dat oefenen plaats voor zoiets als een diepe ontroering?
Antwoord: Dat je niet iets ‘doet’ met een ontroering is juist! Zodra je iets met een ontroering doet vervals je het. Je kreeg het, je ervoer het, dat is alles.
Dat de oefening zoals ik het beschreef theoretisch voor je is, zal duidelijk zijn. Wat ik weergaf is het skelet van een beleving. Meer nog de weg. Er is wel degelijk ontroering in, diepe ontroering, heel vergaande ontroering. Die ontroering openbaart zich in het doen. Daarover kan ik niet praten. Ik kan alleen aangeven wat er gebeurt als we niet oefenen en ook, al is het maar aanduidenderwijs, wat er gebeurt als je oefent.

Vraag: Kun je geen voorbeeld geven van wat je voor mijn gevoel theoretisch aangaf? Een concreet voorbeeld daar kan ik wat mee.
Antwoord: Iemand ontroerde je. Je bent van die iemand gaan houden. Je maakt hem of haar langer mee en je vindt die ontroering niet meer terug. Je merkt de tegenkanten steeds meer op. Zo gaat het haast in iedere relatie.
Die eerste, spontane, argeloze ontroering zorgt voor het motief bij een verdere ontmoeting. De volgende keer probeer je die ontroering terug te vinden. Je concentreert je er op. Je neemt waar door de spleet van de eerste ontroering heen. Daarmee blokkeer je de mogelijkheid méér op te merken.
Je vindt het niet terug. Je bent teleurgesteld. Je kijkt scherp naar de tegenkanten. Die komen dan in het vizier. Zo gaat het. De oefening is er dus om geen zinloos gevecht te leveren.
Het proberen terug te vinden is onvermijdelijk een zinloos gevecht, en dat alles wat er achteraan komt ook.
Dit wat gezegd werd van een relatie, gaat op voor alle dingen die je tegenkomt.