Tao-zen, de weg van niet-dwang
12. Vanuit het geheel

<< Inhoudsopgave

Zoals je bent besef je maar een fragment van het geheel dat je bent. Dat komt door de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn naar een steeds grotere verzelfstandiging waarmee een toenemende afgescheidenheid gepaard gaat – het gevoel een volkomen afgescheiden ‘ik’ te zijn tegenover al het andere.
Vroeger, in de middeleeuwen was dat anders; denk maar eens aan de vanzelfsprekende anonimiteit van de kunstenaars die de kerken van hun innige beeldhouwwerken hebben voorzien.
Vandaag zou het ondenkbaar zijn met zo’n overgave aan een groter geheel mee te werken zonder de eigen naam te willen vermelden.
Hoe en waarom die verandering in zelfgevoel tot stand is gekomen weten we niet; maar dit toegenomen gevoel van zelfstandigheid dat ons enerzijds een groter vermogen van onderscheiding en naamgeving heeft geschonken, heeft aan de andere kant veroorzaakt dat we ons moeilijk een onderdeel van een groter geheel kunnen voelen.
Deze grotere verzelfstandiging en de daarmee gepaard gaande afgescheidenheid maakt dat je meent dat wat in antwoord op prikkels van buiten in je bewust wordt ook buiten je is.
Je gaat ervan uit dat wat je ziet, hoort en ervaart werkelijk is, zonder te beseffen dat alleen de zintuiglijke prikkels zelf objectief verifieerbaar zijn, maar dat het gevolg – het opflitsen van het bewustzijnsbeeld – tot op heden een raadsel is.
Ook hoe deze bewustzijnsbeelden opgeslagen worden en hoe ze opgeroepen kunnen worden is ons in het hersenonderzoek nog niet duidelijk geworden.
Word je je hiervan bewust, dan heb je minder moeite met de oosterse opvatting die zegt: wat je meent buiten je waar te nemen, ontstaat in je bewustzijn zelf, zoals ook gedachten en ingevingen;
die beelden in je zijn jouw werkelijkheid, jouw ervaring; doen alsof ze overeenstemmen met hetgeen buiten je is, is maya, illusie. Je leeft dus in een ‘zelfwereld’ die je van moment tot moment zelf schept en die alleen in de diepe slaap stil is – voor jou is er dan niets.
Gelukkig is er genoeg gemeenschappelijks in die ‘zelfwereld’, zodat je andere mensen kunt verstaan en met ze kunt praten. Maar het blijft zo dat je voortdurend uitgaat van een geheel eigen wereld, die alleen in jou bestaat.
Je bent dus vanuit een beperkt en afgescheiden bewustzijn in de wereld en je doet alsof die zelfwereld dé wereld is; terwijl je niet echt weet hoe dé wereld eruit ziet.
Als je nu kennis neemt van de huidige opvatting in de top-wetenschap, de kernfysica, die zegt dat we de levensverschijnselen alleen maar kunnen verstaan vanuit het geheel, en daarbij bedenkt dat het geheel nog niet gekend is…, is dat beperkte en afgescheiden bewustzijn een onthutsende ontdekking. Herinner je je dat de mystici getuigen van een waarnemen waarin alles met alles samenhangt en elkaar voortdurend beïnvloedend doet veranderen, zonder dat het eigenlijke dat die voortdurende beweging veroorzaakt verandert. Daaruit komt het gevoel voort, dat je midden in een niet in de tijd vergaande wereld bent, die zich echter aan je zintuigen als delen van een steeds veranderende, vergankelijke wereld openbaart.

Als je dan uit onderzoek van hersenspecialisten en biologen weet, dat ieder levensverschijnsel de kenmerken van het geheel in zich draagt (bepaalde principes worden steeds weer teruggevonden; steeds uitgebreider in de hoger georganiseerde levensvormen), begin je te vermoeden dat je leeft in én vanuit een geheel waarvan je alleen dát ervaart, wat binnen je beperkte bewustzijnsvermogen valt, gemarkeerd door tijd en ruimte. De misvatting zit niet in het ervaren zelf, maar in het vanzelfsprekende gevoel dat die ervaring het geheel is, in plaats van een uiterst beperkte vertaling in ons bewustzijn van het voor ons onkenbare geheel. Je gaat in je eigenwaan zelfs zover dat je die vergankelijke vertaling, je zelfwereld, na je dood in een hiernamaals wilt doorzetten! Wat een verspilling van energie.

De eigenlijke uitdaging is te beseffen dat die ‘zelfwereld’ onze vergankelijke vertaling is van het onkenbare, de oorsprong. Door dat te beseffen kun je geopend worden voor het tijdloze, dat vergankelijk en onvergankelijk inéén is.
Maar daarvoor moet je zo stil en leeg kunnen zijn, dat dat andere, dat niet vertaald kan worden in je bekende ervaringswereld, zich aan jou kan openbaren.
Als je om je heen kijkt naar de techniek, de maatschappij of het onderwijs, zie je dat we doorgaan met ons nog verder te specialiseren, zodat we nog gemakkelijker vergeten dat onze deelvertaling het ons geleidelijk aan onmogelijk maakt het geheel ‘wat altoos is’ te beseffen!

Wil je het geheel terugvinden dan zul je het ‘je bewust worden’ moeten opvoeren en onderzoeken welke situatie nodig is om dat mogelijk te maken. In die verdere bewustwording – de hoogste mogelijkheid voor ons als mens – wordt de verhouding van je ‘zelfwereld’ tot het geheel duidelijk – je begrijpt dan de tot nu toe voor jou merkwaardige verhouding van de zenmeester tot zijn eigen lichamelijke dood. Voor de zenmeester is zijn lichamelijke dood het uitgaan van een bewustzijnslicht in het stoffelijke; dit laat het geheel, van waaruit en waarin hij is, onverlet. Maar dit besef spoort hem wel aan om zolang hij nog over dat lichaam beschikt, het licht van die verdergaande bewustwording helder te laten schijnen, zodat zijn aardse leven een uitdrukking wordt van het geheel.

Een leerling die de meester naar de aard van de boeddha-natuur vraagt, wordt meestal hard aangepakt, om zo de cocon van vereenzelviging met de zelfwereld te doorbreken. De leerling die plotseling zijn zelfwereld kwijt is, komt in een leegte en kan daardoor geopend worden voor het geheel, van waaruit en waarin hij is. (Dat noemt men wel satori, plotselinge verlichting.)

Je kunt nu begrijpen waarom in vele religieuze stelsels en ook in vele richtingen van de zenmeditatie zo de nadruk gelegd wordt op de vernietiging van de zelfwereld. Die nadruk is jammer genoeg uitgemond in wilsmatige en martiale technieken, die voorbijgaan aan het inzicht en daarmee de oefening als alleen zaligmakend voorstellen.
Al het voorgaande benadrukt de oervorm van het za-zen, ontdaan van de formaliteiten die er later aan zijn toegevoegd. De oervorm zegt: word je intens en onafgebroken bewust van je adem, je houding en de energiecirculatie, dan word je vanzelf onttrokken aan die onrustige en wanordelijke wereld, die in gedachtenschokjes door je heen trekt.
Word je bewust van de leegte en stilte achter en door die zelfwereld heen. Het is een afspiegeling van het besef te zijn vanuit een onbegrijpelijk geheel in deze speciale vorm in tijd en ruimte, die je kent onder de naam die je nu op aarde draagt.

Wanneer dit inzicht, dat al eeuwen bestaat, je op je oefenweg begeleidt, heb je geen behoefte meer aan geboden en regels uit het verleden, die al zoveel verwarring hebben gesticht.
Je merkt dat je, als je niet leeft vanuit het geheel, het gevoel houdt dat ouder worden uitgaan is, doven, en daartegen verzet je instinctieve levenswil zich. Je bent dan verontwaardigd, geschokt of smartelijk bewogen, maar het inzicht maakt pas duidelijk wat er eigenlijk plaats heeft en daarmee ordent het je leven buiten je om.

Je hoeft jezelf op geen enkele manier te dwingen, maar je alleen bewust te worden hoe je leeft; in hoeverre je je nog vereenzelvigt met dat deel van het geheel dat je ‘ik’ noemt.
Dat leven ‘vanuit het geheel’ mag dan niet in de taal zijn uit te drukken, het is zo duidelijk dat het alles doortrekt, dat je in vreugde het vergankelijke ervaart.
Het sterven van het lichaam krijgt zijn plaats, waardoor alle dramatiek verdwijnt – het sterven van het ‘ik’ heeft plaats in het volgehouden za-zen, waarin het besef van de eenheid van lichaam en geest uitmondt in het gewaar zijn van de grote eenheid.

Zolang je alleen maar in die zelfwereld was, was je afhankelijk van de omstandigheden, de wisselingen van het lot en je relatie tot anderen, maar nu je dit alles vrijwillig en in vreugde losliet, ben je je gewaar van het onuitsprekelijke geheel.
Jij bent het.

Vraag: Hoe werd je je er ooit van bewust dat je vanuit een fragment leefde?
Antwoord: Deels door een aangeboren verwondering, deels door wat de overlevering uit de religieuze geschiedenis van de mensheid erover vertelt. Die verwondering werd door de aanwezige antwoorden niet gestild, alleen een eigen onomstotelijke ervaring gaf uitsluitsel.

Vraag: Maar hóe werd je je daarvan bewust?
Antwoord: Als je je verwondert, sta je stil bij wat er is en het vanzelfsprekende verdwijnt uit je gewoonte-ervaring. Dat stilstaan ontledigt je, waardoor het aangeleerde verdwijnt.
Als dat meermalen gebeurt word je nog gevoeliger voor die verwondering; dan ga je merken hoe er naast je denken-voelen nog iets anders is. Dit andere krijgt dan je grootste belangstelling.
Je vraagt je af hoe je dat ‘openstaan’ kunt bevorderen en je merkt dat je het mechanisme van je bewustzijn zult moeten bestuderen; dat betekent aandachtig en stil zijn bij alles wat je doet. Door die aandacht word je zo stil dat je niet meer gehinderd wordt door het aangeleerde; vanuit het niet-weten ervaar je de wereld en jezelf ineen.

Vraag: Geldt wat je zegt voor alle mensen?
Antwoord: Ja. Maar er zijn werelddelen waar voedsel en onderdak zo bitter ontoereikend zijn, dat de mensen al hun tijd nodig hebben om te overleven. Daar is nauwelijks tijd voor die verwondering.
Maar voor ons die in een bevoorrechte positie leven is dat juist een ‘zweepslag’ om aandacht te geven aan die verwondering.

Vraag: Hoe ben je ertoe gekomen za-zen te doen?
Antwoord: Ik kwam met za-zen in aanraking toen alle omschrijvingen van het Onuitsprekelijke voor mij als een ‘er-om-heen’ voelden.
Van za-zen werd gezegd dat het uitsluitend om een onmiddellijke ervaring ging. Ik ging oefenen en ik merkte dat mijn aandacht veranderde. Dat gaat nog steeds door.

Vraag: Hoe werd je je bewust van wat jij de zelfwereld noemt?
Antwoord: Bij het aandachtig worden stuit je onherroepelijk op de zelfwereld die de verwondering onmogelijk maakt; je ontdekt hoe die zelfwereld ontstaat en wat haar in stand houdt.

Vraag: Ik begrijp nog steeds niet hoe je je vanuit het fragment bewust kunt worden van het geheel.
Antwoord: Ik ook niet. Ik kan alleen constateren dat het werkt zoals ik het beschreven heb en dat je vanzelf aandachtig wordt voor alles wat er gebeurt, wanneer je gaat twijfelen aan je manier van waarnemen; dat maakt je stil en leeg, zodat het geheel tot je door kan dringen.

Vraag: Je hebt wel eens gezegd, dat iemand die zich alleen als fragment bewust is, een soort zelfmoord meedraagt. Dat snap ik niet.
Antwoord: Als je niet beseft dat je vanuit het fragment leeft, ben je ten eerste een gevaar voor het geheel, omdat je er geen rekening mee houdt; maar daarnaast ken je je eigenlijke wezen niet, dat vanuit het geheel is. Vanuit dat fragment schaad je ongewild en ongeweten het geheel dat je bent.

Vraag: Welke garantie heb ik, dat wat jij zegt niet ook maar een deel-bewustwording is?
Antwoord: Geen enkele; je kunt alleen voor jezelf de proef nemen en zien wat er gebeurt. Misschien verloopt het proces van verwond
ering bij jou anders, maar als je oprecht en zonder aarzeling erop ingaat, zul je begrijpen wat hier gezegd is.

Vraag: Hoe is, wat jij de ‘zelfdwang’ noemt ontstaan?
Antwoord: Op het moment dat je ontdekt in een zelfwereld te leven, zul je je van die zelfwereld willen ontdoen. Je gebruikt dan je wil om dat te bereiken. Je vindt ook technieken die je daarbij kunnen helpen en je bent, zonder je daarvan bewust te zijn, bezig iets voorafgestelds te bereiken! In dat pogen vernietig je kostbare energie, die je juist zo nodig hebt om tot transformatie te komen.

Vraag: Betekent dat, dat aan het lichamelijk sterven het sterven van de zelfwereld vooraf moet gaan?
Antwoord: Voor zover ik heb kunnen nagaan, kan die overgang van het fragment naar het geheel alleen maar in dit lichaam plaatsvinden, of zoals de overlevering zegt: sterven aan dit leven, in dit leven, kan alleen bij volledig bewustzijn en daarmee kom je los van het wiel van oorzaak en gevolg.

Vraag: Je hecht dus toch aan de overlevering?
Antwoord: Het ongeluk is dat, wanneer wij de overlevering lezen met ons fragmentarisch bewustzijn, we het ook fragmentarisch interpreteren en dus vervalsen. De uitspraken komen immers van hen, die héél waren! Besef je wat dit betekent?

Vraag: Er is nu zoveel gezegd, dat de kern voor mij vervluchtigd is. Kun je het nog een keer kort vertellen?
Antwoord: De kern is, dat je leert letten op de verwondering die je soms onverwacht overkomt; dat je het niet afdoet als iets vreemds.
Door die verwondering komt een proces op gang dat steeds verder gaat. Die verwondering is het proces, maar heel aarzelend, vragenderwijs. Geef je volledig en bij voortduring aandacht aan die verwondering dan wordt het proces autonoom – jij bent nu alleen getuige. De overlevering noemt dit onder andere de woestijnfase, het alleen zijn met God, de extase van de eenwording. Maar het beslissende is het aandachtig blijven.

Vraag: Waarom oefenen we in groepen, terwijl die verwondering een zuiver individuele zaak is?
Antwoord: In de groep wordt onze individuele inspanning door het gelijkgericht met meer mensen bezig zijn versterkt. Bovendien zal de leraar steeds nieuwe aspecten van het kernproces aan de orde stellen, zodat je inspanning, ook thuis en in het dagelijks leven, meer gericht kan zijn.


Tao-zen is in de kus en de schreeuw – leer het horen; oefenen is je steeds verder verzamelen, niet zoeken.

Luister naar wat je hindert blijf erbij; het wil door je heen.

Kun je zo weinig worden dat het eigenlijke bij je kan?

Grijp het en het ontgaat je, noem het en het wordt stom, doe niets en het vervult alles.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken