Tao-zen, de weg van niet-dwang
9. Het gewone

<< Inhoudsopgave

De toon waarop over zenmeditatie wordt gesproken, is meestal ernstig en gewichtig, behalve in het kostelijke en kostbare boek Beginners Mind van Shunryu Suzuki[1] waarin het gewone karakter van deze bezigheid wordt benadrukt. Deze ernst wordt nog versterkt door alles wat er over de koan bekend is, dat onoplosbare raadsel waarmee iemand van de vroege ochtend tot de late avond bezig moet zijn om een kans te maken het uiteindelijke te ervaren. Wanneer je het routinebestaan in het klooster in aanmerking neemt en het op het Ene gericht zijn daarvan, is het voor de hand liggend dat er een uitdaging gegeven wordt die iemand geheel kan vervullen om hem te onttrekken aan de dagelijkse herhaling van handelingen, die het grootste bestand zijn van het dagelijks leven.
Wij die in het onrustige, opgebroken en veel te volle leven van alledag staan, in een complexe communicatie- en consumptiemaatschappij, zullen voor het vinden van concentratie op een geheel eigen wijze moeten oefenen.
In het klooster word je er voortdurend aan herinnerd waarom je daar bent en waarvoor je leeft. Maar jij, die een van die miljoenen levens op deze aarde leeft, met al je verplichtingen, je afleidingen en je verstrooiingen, jij bent je zelden ervan bewust waarvoor je leeft, wat je beweegt en ook hoe je leeft. Je gaat, terwijl je je er niet van bewust bent dat je gemanipuleerd wordt, van het ene in het andere over, van het prettige naar het minder prettige en omgekeerd, soms verschrikt, verdrietig of blij, maar nooit rustig ervarend wat het leven is en wat jijzelf daarin bent.
Daarom heb je behoefte los te komen van die opgebroken, vluchtige en ook verwarrende toestand en je laat je gaan in iets wat je aangeboden wordt en wat je aanlokkelijk lijkt: gezellige avonden, films, boeken, reizen, uitgaan; weg van het bekende. Je merkt daardoor niet dat je nauwelijks leeft, en alleen maar reageert op wat zich voordoet, van buiten of binnen. Wat er eigenlijk gebeurt ontgaat je in die rusteloze aandacht. Aan het werkelijke beleven kom je niet toe, want dat vraagt een ononderbroken aandacht.

Als je merkt dat je je verveelt en verlangt naar iets buiten de tredmolen van het bekende, kun je eens proberen om datgene wat je doet met volledige aandacht te doen – zo dat er niets anders is dan die handeling, de voortgang erin, wat het is, wat het in je oproept én hoe de ene handeling in de andere overgaat; de kwaliteit, geur en smaak van de handeling.
Als je dat probeert merk je dat je eigenlijk niet in staat bent tot volledig aandachtig doen – onophoudelijk zijn er invallen, gedachten en verlangens die je daar vanaf houden. Als je dat opmerkt, besef je nog niet dat je hiermee de wortel van de verveling en de sleur hebt ontdekt. Want dat is jouw onvermogen om volledig dáár te zijn waar je bent, in de handeling zelf, geduldig en oplettend: de oorzaak van je verveling.
Door telkens weer op te merken hoe je werkt, ervaart, kijkt en hoort, begin je je armzalige, onrustige en verdeelde aandacht op te merken – onrustig en vluchtig, hakend naar het volgende moment, omdat dit moment geen gevoel, geen inhoud, geen betekenis heeft.
Dat voortdurend opmerken van hetgeen je eigenlijk aan het doen bent, maakt dat je vanzelf zonder enige wilsinzet aandachtiger gaat waarnemen. Hierdoor gaat er zonder enige verandering in het uiterlijke een nieuwe wonderlijke wereld voor je open, midden in het bekende: vanzelf, zonder enige inspanning. Je hebt er niets voor ondernomen, je hebt je misschien niet eens bewogen, alleen je aandacht is van een andere soort: stil, voorzichtig, open.
En zolang je die stille, open aandacht hebt, is die wereld er, middenin het onrustige, verbrokkelde, dikwijls aandacht trekkende, voorbijgaande leven. Wanneer dit je tot diep in duidelijk is, komt er zonder jouw toedoen een zichzelf vernieuwend proces op gang, dat je vanzelf die nieuwe wereld intrekt.
Daardoor verlegt je hele activiteit zich: je neemt rustig de tijd voor de dingen die je doen moet, je gaat ongehaast van het een naar het ander, steeds opgenomen in het gebeuren zelf. Je gaat op in wat het je doet en hoe het uitwerkt in het omringende, op steeds andere wijze, onvoorspelbaar en zonder herhaling – de herhaling is immers alleen in de resultaatgerichte handeling.

Direct ‘s ochtends bij het wakker worden laat je slechts alle geluiden tot je komen, je beleeft het maken van je eerste bewegingen, zoals het openen van je ogen, en wat dat veroorzaakt, het bewegen, rekken of ontspannen van een lichaamsdeel, het je terugvoelen in je lichaam, de uitwerking van de eerste gedachte, en welke spanning dat oproept. Zaken die je voordien ontgingen, omdat je direct bij het wakker worden in beslag genomen werd door gedachten van de vorige dag, of voornemens die bleven liggen.
In het oplettend doen van eenvoudige dingen, die je iedere dag herhaalt, is een grote vervulling verborgen. Hierdoor begin je op natuurlijke wijze steeds meer te beseffen dat je behoort tot een totaliteit die niet met woorden omschreven kan worden, maar die wel ervaren kan worden als je er – zoals nu – open voor bent. Niet alleen de andersoortige ervaring, maar ook het voelen van de adem, het kloppen van je bloed, het stromen van de energie, het komen en gaan van spanningen en ontspanningen, maakt dat je een andere wereld in deze bekende wereld bent binnengegaan. Een beleving die soms niet meer dan vijf minuten vanaf je wakker worden duurde, maar die meer bevat dan je voordien in dagen beleefde.
Je beseft nu, dat je zo de hele dag zou kunnen doorgaan – met het beleven van het geheel vanuit het geheel in jezelf.
Maar je merkt ook, dat je telkens terugvalt in de sleurhouding van vroeger – resultaat-gericht en routinematig. Dat oude bekende, saaie voortschuiven door het leven is zo’n ingeslepen patroon, dat je bij de minste onoplettendheid daar weer in terugglijdt – terwijl het moment dát dat gebeurt je ontgaat.
Wat ook opvalt, is dat je in de aandachtige gedeelten van de dag helemaal geen behoefte hebt aan iets extra’s – op stap gaan, muziek, film, een gesprek of opwinding. Wat gebeurt is zo rijk en belangrijk dat het alles vervult – je hebt niet eens de aanvechting aan iets anders te denken.

Je beseft dat de zucht naar het ongewone, dat tot nu toe je leven begeleidde, de eigenlijke beleving heeft gedood. Zelfs in het vrijen was je op zoek naar een heftigheid die het eigenlijke van de vereniging – het opgaan in de ander en met de ander in het Ene – onmogelijk maakte. Hoe vaak bleef je niet achter met een bittere smaak die je alleen maar deed verlangen naar meer, om dit weer te vergeten?
Ook in de beschrijvingen van bijvoorbeeld kensho en satori[2]
, is die zucht naar het ongewone voor ons gebleven. Omdat het voor ons moeilijk is ons in het gewone te verdiepen, werden allerlei verrichtingen ingesteld, die dat aandachtig zijn nabij moesten brengen.
Is het niet jammer, dat je eerst uit je gewone leven weg moet om een streng ingedeeld en tot één doel herleid leven te leven, om dan te ontdekken dat het eigenlijke verborgen is in het gewone – in dat gewone dat er altijd al was, dat je vergezelde vanaf je geboorte en dat er alleen op wachtte gezien en gehoord te worden? Zelfs het Soto-zen, dat voornamelijk het zitten als oefening hanteert, legt regels, voorschriften, uitsluitingen en beperkingen op, die de eigenlijke basisoefening die in iedere levenssituatie kan worden toegepast, verhullen.

Je behoeft alleen maar aandachtig op de werking van je eigen bewustzijn in te gaan om te ontdekken hoe de oefening gedaan kan worden, al zul je natuurlijk levensgrote blokkades tegenkomen. Maar dat zelf ontdekken maakt dat je je niet machteloos of afhankelijk van een ander voelt – het zelf ontdekken geeft je een gevoel van vertrouwen en kracht, die geen wilsinzet meer behoeft; je ontdekt en je gaat.
Begin je aan dat ‘gewone’ oefenen, dan sta je vanzelf stil bij alles wat je doet of denkt of voelt. Je neemt geen genoegen meer met wat je gewoon vluchtig opmerkte, je neemt er de tijd voor om het zich te laten ontvouwen! In dat ‘de tijd nemen’ merk je vanzelf dat je adem onrustig en vlak is, dat je houding ingezakt of gespannen en weinig wakker is, dat je over onvoldoende energie beschikt voor deze ontdekkingstocht naar binnen en buiten tegelijk. Je gaat dan vanzelf op zoek naar oefeningen die dat tekort iedere dag kunnen aanvullen. Maar al deze aanvullende oefeningen zijn een onderdeel van de oefening waar je spontaan aan begonnen bent: het ontdekken van het wonder van het gewone. Door die nieuw gewonnen aandacht ben je niet alleen bewust verbonden met dat vele dat onophoudelijk gebeurt, maar ‘verenig’ je ook wat voordien fragmentarisch bleef.
Door de oefening van het gewone raak je niet alleen zelf verzameld, maar verenig je ook wat je opmerkte – een helende kracht waarvan de omvang en invloed je ontgaat.

Vraag: Je zegt eigenlijk dat de bestaande concentratie- en meditatieoefeningen, zoals wij ze hebben leren kennen, een omweg zijn. Kun je dat nader toelichten?
Antwoord: De bekende oefeningen, en het zijn er zeer vele, oefenen slechts een aspect. Ze gaan ervan uit dat het gewone leven te verward is om er in te kunnen oefenen – ze zonderen je af, lijfelijk of in de geest, en laten je dan pas oefenen. Ik zeg: merk op hoe je bewustzijn werkt, laat tot je doordringen wat dat betekent en probeer oefeningen te vinden om daarin verbetering te brengen. Je zult allerlei oefeningen kunnen gebruiken, afwisselend of tegelijk, maar relateer het steeds aan wat het bij je uitwerkt – laat je nooit verleiden een methode te blijven volgen om de methode zelf. Wat je nodig hebt bij de volgende stap, kun je alleen zelf ontdekken. Besef dat je al je energie en tijd nodig hebt en dat omwegen je niet alleen ophouden, maar bovendien de gevoeligheid van je inzicht verminderen, waardoor je weer afhankelijk wordt van anderen.

Vraag: Maar het leven dat wij leiden is toch verwarrend en onrustig. Daaruit moet je weg, wil je echt in stilte kunnen opmerken.
Antwoord: Natuurlijk, maar wat gewoonlijk overgeslagen wordt is, dat je doordat je zelf opmerkt wat er allemaal aan de hand is in je gewone leven, je al aan het veranderen bent – je instelling verandert zodanig dat je vanzelf de noodzaak van oefenen voelt en ook wat voor soort oefening nu het eerst nodig is. Je bent door je belangstelling gericht, daar gaat het om.

Vraag: Maar die methodiek, die in de zenkloosters is uitgewerkt blijkt toch door de resultaten goed en effectief te werken?
Antwoord: Zeker, maar onze huidige complexe levenssituatie vraagt een directe oefenweg, die je zonder tijdverlies midden in je werkelijkheid van nu kunt toepassen. Je gaat dan nu op weg en je vindt vanzelf de leraren en de manieren die je verder kunnen helpen.

Vraag: Mijn ervaring is datje meestal leraren vindt die een speciale, van te voren vastgelegde weg gaan, in overeenstemming met de leer en het leven van degene, die er voor het eerst stem aan gaf.
Antwoord: Leraren zoals Krishnamurti, die het bewustzijnsproces centraal stellen zullen er steeds meer komen, omdat dát in de tijdlijn ligt. We zijn toe aan zelf ontdekken, misschien juist door de – inderdaad grote – verwarring.

Vraag: Waarom is er bij velen zo’n weerstand tegen het zélf gaan? Er wordt steeds gezegd: beproef eerst het oude vertrouwde, dat heeft zijn bestaansreden duidelijk bewezen.
Antwoord: Je komt het oude vertrouwde vanzelf tegen op je weg: wat daarin van kosmische werkelijkheid aanwezig is, blijft geldig; dat is niet gebonden aan tijd, cultuur of levenssituatie. Dat is juist het mooie van die oefening aan het gewone. Je komt het tegen en je oefent het, zonder je met de oefenmethode te vereenzelvigen. Het gewone dagelijkse leven is de onuitputtelijke koan, die je blijft vergezellen. Wat ervan overblijft is een natuurlijk verzameld zijn, zonder muizenissen, in de kracht van je ‘erbij zijn’, veranderend van moment tot moment.

Bij het eerste slokje is er nog veel, bij het volgende alleen nog het ene – het ene is al het vorige en volgende: niets.
Wat een winst.

Wat je je voornam voorkomt het, wat je denkt sluit het af.
Je behoeft alleen maar te voelen wat er is en je bent in het hart van de meditatie.

____________________
[1] ‘Zen-begin’, Ankh-Hermes, 1976
[2] ‘Kensho’ en ‘satori’ zijn verlichtingservaringen.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken