Tao-zen, de weg vaan niet-dwang
10. Meditatie als transformatie van de seksbeleving

<< Inhoudsopgave

Vele misverstanden over meditatie en een onzorgvuldig ingaan op de beleving tijdens het liefdesspel, maken dat meditatie en seks onverenigbaar en elkaar uitsluitend lijken.
Meditatie is een steeds verdere ontwikkeling van het zelfbewustzijn. Het liefdesspel is een van de belangrijkste aspecten van die ontwikkeling. Het innerlijk kunnen beleven van het liefdesspel vereist dan ook een helder zicht op de oerimpulsen in de schepping en onze veelal ‘scheve’ vertaling ervan.

Het verlangen naar gemeenschap, de beoordeling van elkaars mogelijkheid hiertoe en het min of meer gelukkig hanteren van de verschillende technieken die ons, zowel uit West als Oost, ter beschikking zijn gekomen, gaan terug op de oerimpulsen van zelfhandhaving en voortplanting.
Alles wat leeft, wil blijven leven en plant zich voort, op vele verschillende manieren.
Bij de hogere organismen gaat het voortplanten met een overweldigend lustgevoel gepaard en bij de mens kan een innerlijk ‘eruit-geslingerd zijn’ ervaren worden. Het eruit-geslingerd worden is het verlaten van de bekende ervaringswerkelijkheid, waarbij je de ander, zoals je hem of haar kende, vergeten bent – je bent in een nog onaangeraakte wereld, waarin van alles gebeuren kan, maar waarin je vooreerst geborgen bent. Na het hoogtepunt en het geleidelijk tot rust komen, dat een kwartier tot enige uren kan duren, keer je terug tot de kleine geconditioneerde wereld van je gewone zijn. De staat van leven die je even kende is voorbij, hoewel je nu niet meer op dezelfde wijze in je gewone leven staat. Je kent de onbelemmerde en met alles verbonden staat van het eruit-geslingerd zijn en je beseft het relatieve van wat je als gewoon ervaart.

Dit eruit-geslingerd zijn kan alleen ervaren worden, als je niet verloren raakt in het seksuele lustgevoel, dat voor de meesten van ons het hoofddoel van de gemeenschap is. Een doel dat ons ertoe verleidt de hevigheid ervan met allerlei middelen en technieken op te voeren.

Wij zijn zelfs zover, dat we de hevigheid van het lustgevoel als graadmeter gebruiken voor de volledigheid van de geslachtsdaad. In die door de oerimpulsen gedreven en scherp bepaalde belevingsmogelijkheid brengen wij ons leven door, vaak tot onze dood.

Door deze eenzijdige beleving, die vrijwel altijd van korte duur is, verliezen we na het hoogtepunt de belangstelling voor elkaar en vallen, als het tijdstip en de tijd het toelaten, in een vredige slaap en enige dagen later, als we bijgetankt hebben, gaan we weer door hetzelfde heen.
Dat hierdoor een dodelijke herhaling optreedt wordt ons pas duidelijk, zij het in verdraaide vorm, als we de interesse in de ander verliezen en onbewust op zoek gaan naar een nieuwe partner die ons dat bekende, hevige lustgevoel weer geven kan.
Zo gaat ons leven, op dit gebied, in herhaling voorbij, zonder verdere bewustwording.
Als we ons ook hiervan bewust willen worden – verdere bewustwording is immers onze opdracht in dit leven – zullen we op een andere wijze op het liefdesspel moeten ingaan: geduldig, oplettend en liefdevol, met onze belangstelling bij de ander, weg van onszelf.
Kunnen en willen we dat, of is het een sprookje uit lang vervlogen dagen, waarvan alleen sporen in de oosterse religieuze beleving zijn terug te vinden, maar waarvan de fundamentele betekenis ons ontgaat?

Mijn eigen ervaring in de veertiger jaren met een Javaanse vrouw uit de hofkringen geeft enigszins aan wat bedoeld wordt, al zal de individuele ervaring voor ieder weer anders liggen omdat hierbij invloeden meespelen buiten het herhalingspatroon van de driftmatige vereniging. Bij het innerlijke liefdesspel werk je niet toe naar een lustgevoel – alle voorstellingen vooraf die opwindend werken, kunnen geen dienst doen.
Je hebt de ander minstens twee weken niet benaderd en een dag vastgesteld waarop het misschien zou kunnen. Die dag is daarvoor vrijgehouden. Het eigenlijke liefdesspel komt langzaam en zoveel mogelijk onopzettelijk op gang, waarbij man en vrouw afwisselend elkaar aanraken, vasthouden en strelen om dan weer terug te treden om de lichamelijke verwerking een kans te geven.
Komt bij een van beiden een lustgevoel boven, wat niet denkbeeldig is, dan wordt het spel afgebroken, opdat het driftmatige voorbij kan gaan. Het driftmatige blokkeert namelijk de innerlijke vereniging. In mijn geval had de vrouw de leiding, omdat zij, door haar moeder opgeleid, zóveel meer ervaring had dat zij moeiteloos de verschillende klippen voelbaar wist te maken, waardoor de voortgang niet al te zeer verstoord werd. In het cultuurpatroon dáár is de vrouw op dit gebied – als het in deze zin beoefend wordt – de leidinggevende en volgt de man, die op vele andere gebieden soeverein is, graag.
Jammer genoeg is deze kunst bij het volk al verloren gegaan en voorbehouden aan een kleine kring, die zich de moeite kan en wil getroosten. In mijn geval heb ik, doordat ik geboren en voor een groot deel getogen ben in Indonesië, deze zeldzame kans gekregen. Ik vrees dat er heden ten dage niet veel meer van deze wetenschap over is, die moet lijden onder de oprukkende suprematie van het alleen maar zintuiglijk en voorstellingsmatig benaderen van elkaar.

Wanneer tenslotte de innerlijke, voor een groot deel magnetische, vereniging zich heeft ontwikkeld en het hoogtepunt is bereikt, met het orgaan-lustgevoel als nevenfactor, komt het moment dat beiden uit zichzelf en het bekende ‘wegraken’, of dat een van beiden ‘wegraakt’. Bij het hoogtepunt kan een zaaduitstorting plaats hebben, maar dat is van ondergeschikt belang. Het meest opvallend is een steeds sterkere gewaarwording van in- en uitstromen in beiden, waarna het wegraken volgt. Dit wegraken is een gelijktijdig opgenomen en verbonden zijn, zoals bekend uit de mystieke traditie.
De lengte van het weggeraakt zijn varieert naar plaats, intensiteit en ervaringsgraad van de partners, maar de behoedzaamheid en eerbied voor elkaars ervaring is zo groot dat men probeert door een hernieuwde aanraking daarvan op de hoogte te komen, als men terug is in het bekende en de lichthuid (een soort lichtende koepel die beiden lange tijd omgeeft) nog ervaarbaar aanwezig is.
Pas als de lichthuid is opgelost, doordat de intensiteit van ervaring is afgenomen, komt het moment dat men voorzichtig uit elkaar gaat en met weemoed en grote vertedering elkaar, maar ook de vernauwing in het vergankelijke ondergaat.
Uit ieder van deze verenigingen komt men iets meer gereinigd tevoorschijn waardoor geduld, liefdevolle aandacht en eerbied voor elkaar en alles in het leven toenemen.
Dit beleven en de verdieping ervan rijpen in onafgebroken aandachtige beoefening – een uiterst subtiele meditatievorm, die weer verloren gaat als een van beiden verloren raakt in het oppermachtige vergankelijke leven in de tijd, dat bij de minste achteloosheid zijn driftmatige rechten herneemt.

Wat tot nu toe nog niet genoemd werd is de noodzaak van voorbereidende oefeningen, die het gaan van deze innerlijke weg binnen bewust bereik moeten brengen. Hoofdzaak is het belangeloos aandachtig kunnen zijn, als een innerlijke behoefte, die niet door de wil of enig streven gestimuleerd wordt.
Als wij ons gewone leven en handelen hierop bekijken, zullen we opmerken, dat belangeloze aandacht een te verwaarlozen deel van ons bestaan uitmaakt.
Vrijwel alle doen heeft een doel of een voorstelling vooraf als richtlijn, waar naar toe gewerkt wordt, waarbij hetgeen gebeurt tijdens dat doen je meestal ontgaat.
Deze werkwijze, voortgekomen uit een overmatig ik-gevoel en een steeds verder afgescheiden zijn van het geheel van het leven, maakt een aandachtig beleven van wat je doet én wat tegelijk gebeurt, vrijwel onmogelijk.
Ons eerste werk is het aandachtig zijn weer een kans te geven, waarbij we onmiddellijk op de kernmoeilijkheden van alle meditatie stuiten!

Aandachtig zijn vooronderstelt een stille, vredevolle geest, die in staat is al wat op je toekomt van buiten én al wat binnenin je gebeurt toe te laten en erbij te blijven tot het volledig gezien en gevoeld is.
Deze soort van aandachtig zijn is een voorwaarde om een begin te kunnen maken met het hiervoor aangeduide liefdesspel, dat geen lust biedt maar een wegraken in de totaliteit van het leven.
De voorbereiding tot dit liefdesspel is gelegen in de wijze waarop je met alles omgaat, van simpele gebruiksvoorwerpen tot alle verrichtingen van het lichaam en van de geest toe. Probeer je iets wilsmatig te bereiken of te forceren, wat vaak onbewust blijft, raak je aan met een bedoeling en ben je te gehaast om wat gebeurt zich te laten ontvouwen, dan kan het bedoelde liefdesspel niet op gang komen. Het leven is een onlosmakelijk geheel – alle verrichtingen, observaties, ervaringen, meningen en oordelen beïnvloeden elkaar en resulteren in een staat van de geest, die of stil en in zichzelf rustend is, gevoed vanuit het ongedeeld tijdloze, óf die haastig, onrustig, grijperig en in afweer is, vanuit de oerimpulsen van zelfhandhaving en voortplanting.
We zijn een mengvorm met het hoofdaccent op de oerimpulsen, die ons de hele scheppingsweg begeleid hebben – het stoffelijk voortbestaan van de schepping is niet mogelijk zonder die oerimpulsen.
De mens, het hoogst georganiseerde wezen in die schepping, is toe aan het volgende: het in volledige voeling, zelfstandigheid en dienstbaarheid meegaan in het grote scheppingsgebeuren.
Hoewel wij in ieder nieuw leven door de veelzijdige kracht van de oerimpulsen de beschikking krijgen over een lichaam, zijn we toch gehouden ons bewust te worden van de realiteit van het ongevormd tijdloze dat in alles doorwerkt. De bewuste doorleving verenigt wat bij de slaafse naleving van de oerimpulsen verdeeld blijft en is oorzaak van een eindeloos ontstaan en vergaan.

Vraag: Is hetgeen je zegt niet maar een tipje van de sluier? Is het eigenlijk voor ons wel van praktische betekenis?
Antwoord: Wat ik zei, was een aanduiding van een bewustwordingsweg die vrijwel onbekend is – een weg die de onverenigbaarheid van meditatie en lichamelijke gemeenschap wegneemt.
Ik heb beklemtoond dat aan de bewustwording in dit subtiele relatiespel een aantal invoelings- en bewustwordingsoefeningen in het dagelijks leven voorafgaat. Met het gevoelig en open worden dáár komt het bedoelde pas in zicht. Zou je – als dit al mogelijk was – het liefdesspel als afgescheiden oefenterrein gebruiken, dan zou dat een afgescheiden activiteit zijn, die de voeling met het geheel, dat je bent, mist.
Juist dat niet tot het geheel behoren misvormt het en laat het mislukken voor het begonnen is.
De vooroefening, die begint als je wakker wordt en zelfs tot in je dromen doorgaat, kan direct in gang gezet worden – de ervaringsbewustwording dáár loopt organisch over in het liefdegebeuren.

Vraag: Wat je zei over de aanraking was heel summier. Kun je daar nog verder op ingaan?
Antwoord: Elkaar aanraken op een natuurlijke manier, zonder speciale bedoeling, is een terrein dat bij ons vrijwel braak ligt. Het begint met je verbonden voelen met de ander: met dier, plant, ding of situatie.
Staat er tussen jou en die ander of het andere een mening of oordeel, dan kun je je er niet verbonden mee voelen. Aanraking in die, voor ons, gewone situatie kan alleen maar een speciale bedoeling hebben; en dit sluit echt in voeling komen, ook door hand, kus of streling, uit.
Je bewustworden van dit afscheidende oordelen is de eerste, meest langdurige oefening, waar je met liefde en geduld mee bezig zult moeten zijn.
In dit voorzichtige omgaan met wat buiten en in jezelf plaats heeft groeit vanzelf die ongestoorde aandacht waarin de aanraking een natuurlijke en vanzelfsprekende plaats heeft. Die aanraking is een uiting van je zijn – daarin is geen plaats voor een wilsmatige bedoeling.
Dit je verbonden voelen werkt ook uit in de energiebeleving. Door het wegnemen van het afscheidende (door de bewustwording daarvan) en het in voeling blijven, ben je ontspannen en kan de energie vloeien. Hierdoor ervaar je blijvend de basis van de energie, het krachtcentrum net boven de bekkenbodem – je bent gevestigd én geborgen. Raak je van daaruit aan, dan herstel je een wisselstroom, die ver boven verbaal contact uitgaat.
Het ‘eruit-geslingerd worden’ wat ik noemde, verliest zijn angstaanjagende aspect – het is een vervollediging van wat al gaande was vóór en in het liefdesspel.
Nog anders gezegd: je geeft in het vergankelijke, dat uitdrukking is van het nog ongevormd tijdloze, jouw persoonlijke doorleving van dat tijdloze door, zodat het wezenlijke in jou en de ander nog sterker dan voorheen ervaren kan worden. Zo raak je, zonder enige wilsinzet, die ik-schil van het afgescheidene kwijt – in vreugde en met geopende handen.

Vraag: Je hebt al vaker benadrukt, dat de wilsinzet in de fijnere belevingsgebieden vaak destructief werkt. Kun je daar verder op ingaan?
Antwoord: De wil werkt vanuit het ik, het vergankelijk bepaalde, het denken en het geconditioneerde voelen. Hoewel het iets in beweging zet, vernauwt het gelijktijdig de grenzen waarbinnen die beweging plaats heeft – die vernauwing is immers de conditionering die je een leven lang ondergaan hebt.
De wil heb je nodig in het gewone leven om iets dat op een bepaald ogenblik gebeuren moet te verwerkelijken. Daar is de wil, zonder enige destructie, op zijn plaats.
Zelfs bij een eenvoudig proces als het in gang zetten van de energiecirculatie, waar je met een wilsaanzet begint, is het van belang dat je na de wilsinzet overgaat tot het ervaren van wat er in je gebeurt. Anders staat het wilsmatig blijven duwen de ervaringswerkelijkheid zó in de weg, dat je niet verder komt.
Je moet jezelf daarna dwingen te oefenen, enzovoort – een zaak waar heel velen jaren lang tevergeefs mee bezig zijn.

Vraag: Je zegt dat je het onder leiding van een ervaren vrouw hebt geleerd, maar dat maakt het voor ons toch onbereikbaar?
Antwoord: Wat ik beleefde was een versnelde leerwijze, maar ook daarbij lag de basis in het ongedeeld kunnen beleven van wat dagelijks gebeurt – jouw rol daarin, wat het in je bewerkstelligt, hoe het je veranderend steeds verder verenigt, zodat je jezelf op een organische wijze kwijtraakt. Het liefdesspel is daarin een verheviging en verfijning tegelijk.
De discipline ontstaat vanzelf in het doen, al ging het in mijn geval versneld.
De schoonheid is juist dat je niet uitgaat van regels of voorstellingen, maar dat het zich al doende aan je, in je én in die ander ontvouwt.

Vraag: Bij het liefdesspel is de begeleidende bezitsdrang toch een natuurlijk gegeven. Hoe kan die nu plotseling verdwijnen?
Antwoord: De bezitsdrang – het veilig willen stellen van de lustvereniging – behoort bij het liefdesspel volgens de oerimpuls. Je zult, zolang dát lustbeleven sterker is dan het verlangen naar totale eenwording, slachtoffer zijn van bezitsdrang.
Je kunt die bezitsdrang ook niet zomaar kwijtraken, al kun je hem onderdrukken uit edele overwegingen. Maar zoals we nu wel weten brengt dat nog meer problemen met zich mee en vaak ook agressie. Het enige wat er op zit is de weg van verdere bewustwording te gaan.
Je moet erop rekenen, dat de reacties vanuit de oude lustbeleving heel hecht en taai zijn, zodat ook dát steeds hernieuwde bewustwording vraagt. Het is dus geen gevecht, of een leren loslaten, maar een steeds dieper besef van de act zelf, die je bevrijdt van die oeroude bindingen.

Vraag: Wordt hiermee ook de oude karmische wetmatigheid van de voorbestemming voor elkaar ontkracht?
Antwoord: Ja, al zul je begrijpen dat je partner wel die bewustwordingsweg moet willen gaan – vrijwillig en uit eigen beweging. Dat betekent dus een voorbestemming door het gaan in eenzelfde richting.

Vraag: Hoe verhouden de verschillende aanbevelingen en verboden uit de religieuze stelsels zich tot deze totale leefwijze?
Antwoord: Behalve de kern van de tantra-yoga hebben de verschillende religieuze stelsels zich ertoe bepaald de schadelijke nevenwerkingen van de gewone gemeenschapsbeleving te verzachten, te bestrijden of te voorkomen, door (zoals in het celibaat) de gemeenschap te verbieden. Dat is dan geen verdere bewustwording, maar een uitsluiten van één van de toegangswegen tot de grote eenheidsbeleving. De bemoeiingen en verboden uit de verschillende stelsels – zoals bijvoorbeeld in het christendom de ‘zonde des vleeses’, de verschillende verontreinigingen in het kastenstelsel van de Hindoes – zullen toch de beweging naar een verdere bewustwording niet kunnen verhinderen. Wel kan een tijdelijk stilliggen van bewustwording optreden, soms een leven lang, maar uiteindelijk zal de bewustwording verder gaan.

Vraag: Wil je zeggen dat een werkelijke transformatie of doorbraak pas waar is, als het zich ook uit in het liefdesspel?
Antwoord: Een mens die zich werkelijk bewust wordt van zichzelf als geheel zal natuurlijk anders zijn in het liefdesspel. Hij of zij zal zich in ieder geval bewust zijn van de eenheid van al zijn uitingen in zijn of haar leven. Daar gaat het om.

Vraag: Waarom wordt hierover in het religieuze leven vaak afwijzend of in bedekte termen gesproken?
Antwoord: Ik denk uit een gevoel van machteloosheid en onderworpenheid. Zodra je dit echt inziet, ben je niet meer onderworpen (al werken de oude remmingen en vooroordelen nog wel). Je bent niet meer gehypnotiseerd door een onverwerkt zondebesef. Je weet dat je je moet bevrijden van een algemene conditionering, maar niet als schuld – hoogstens als een moeizame en harde arbeid, die onvermijdelijk is.

Vraag: Wordt door dit gegeven het liefelijke en onvoorspelbare in het liefdesspel niet veronachtzaamd?
Antwoord: Integendeel, het liefelijke dat je in de ander ervaart is juist een stimulans om dieper op dit wonderlijke proces in te gaan, dat – zoals je dan lijfelijk-magnetisch ervaart – inderdaad onvoorspelbaar is.
De ander en jijzelf zijn op weg. Je hebt de ander nodig en je helpt de ander – dat ervaar je van moment tot moment en daarin is een liefelijkheid die in het normale liefdesspel niet ervaren wordt.

Vraag: Beide partners moeten deze weg gaan. Sluit dat niet een heleboel mogelijkheden uit?
Antwoord: Uiteindelijk moeten beiden verlangen deze weg te gaan, maar het is voldoende wanneer een van de twee de aanzet geeft. Dan zal dat verlangen voor de ander zo ervaarbaar worden, dat hij of zij er steeds meer voor wordt geopend. Zo verlopen deze processen. De kracht van bewustwording is zo groot, dat het vanzelf van de een op de ander overgaat.

Vraag: De alles vervullende heftigheid, die ik in de lustbeleving ken is zo groot, dat ik niet geloof in een herhalingsgevoel en ik verlang ook niet naar die, door jou beschreven, verheven gemeenschap.
Antwoord: Als je allebei jong bent is het lustbeleven zo sterk, dat wat ik opmerkte als onwerkelijk en tweedehands gevoeld wordt. Toch zal op den duur, als er geen omzetting plaatsheeft, de herhaling intreden. Wanneer dan op andere terreinen geen warme genegenheid gegroeid is, leidt die herhaling tot verveling, uitgekeken zijn, enzovoort. Als er wél een werkelijke genegenheid vanuit andere gronden is, kan die herhaling daardoor verdragen worden, maar de bewustwording dáár ligt dan toch stil.
Het is dan ook niet denkbeeldig dat je een ander ontmoet, die het oude lustbeleven weer mogelijk maakt, waarmee een van de oudste conflicten een feit is.
Een werkelijk blijvende vernieuwing, die ook steeds verandert, is de door mij genoemde kosmische vereniging, die eigenlijk een hernieuwde verbinding is met de totaliteit van het leven, maar dan bewust en dus niet niet meer ongedaan te maken.
Nu je hiervan weet, kun je bewuster de onvermijdelijke lustgemeenschap beleven en daardoor de herhaling opmerken, voordat deze haar destructieve werk gaat doen. Dat is heel wat.

Vraag: Ik heb aldoor het gevoel, dat je ons iets vertelt, dat voor ons te hoog gegrepen is.
Antwoord: Dat komt doordat je het afscheidt van het totaal van je leven. Ik heb steeds gezegd, dat de vooroefening voor dit intense innerlijke gebeuren in je dagelijks leven ligt. In de wijze van omgaan met de ander (kun je die zonder moeite in zijn waarde laten?). In de dingen die je dagelijks gebruikt, de situaties die altijd weer terugkomen, de wijze waarop je kijkt en luistert. Kortom: hoe ben je, hoe doe je, wat gaat er van je uit, ben je je bewust van wat er allemaal plaatsheeft als je ademt, eet, rust, liefhebt, verdrietig of gelukkig bent? Besef je dat? Gebeurt er van binnen onophoudelijk iets in je, of droom je voort in de halfslaap van het bereiken en begeren?
Besef je, dat je gewoonlijk meer de reacties op wat er gebeurt ervaart, dan wat er gebeurt? Dáár in dat leven van alledag begint de aanzet tot het eigenlijke liefdesspel, dat dan een organisch vervolg is van een leven in liefdevolle aandacht voor alles. In dat ‘alles’ zijn al onze voorlopige onderscheidingen van belangrijk en onbelangrijk verdwenen, want alles wordt, ook al merken wij het niet op, door die tijdloze liefelijkheid van het Al-ene doorstroomd.

Vraag: Is dit alles geen luxe in een wereld waar agressie en geweld hoogtij vieren?
Antwoord: Ook hier scheid je het ene proces van alle andere af. Probeer te beseffen, dat het gaat om een totale verandering van de kwaliteit van je leven. Als dat in jou niet verandert, hoe kun je dan verwachten dat er iets in de wereld zal veranderen? De wereld ben jij. Daar werken precies dezelfde krachten, in steeds wisselende omstandigheden, op dezelfde wijze als bij jou. Jouw antwoord erop, iedere dag en iedere minuut is dus van levensbelang.
Ergens moet die keten van wantrouwen, geweld, agressie en onverschilligheid doorbroken worden. Dat kan bij jou gebeuren, als je je bewust wordt waarom het gaat. Ben je daartoe bereid, steeds opnieuw?

Vraag: Wat vind je zelf de hoofdzaak van wat je ons verteld hebt?
Antwoord: Dat het liefdesspel in zijn kosmische betekenis pas tot stand komt als de kwaliteit van je gewone leven grondig veranderd is. De kwaliteit van je dagelijks leven bepaalt de kwaliteit van het liefdesspel en zijn mogelijke transformerende werking.

Je liefste is de ontmoeting met het Ene, even oplichtend in een voorbijgaande uitdrukking – hecht je daaraan en willen bezitten en lijden ontstaan opnieuw.

Wanneer in het liefdesspel de genieting groter is dan de verrukking van het eenzijn in het geheel, is de ontmoeting ontkend en de genieting trekt zich terug als een ziek dier.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken