Tao-zen, de weg van niet-dwang
23. Direct doen

<< Inhoudsopgave

Een van de grote energieverspillingen is het voornemen dat niet wordt ingelost. Doordat je weinig opmerkt van wat er gebeurt bij de energiebesteding in je dagelijks leven, ontgaat deze verspilling je. Je merkt niet, dat je, terwijl je met het één bezig bent, vage signalen binnenkrijgt van zaken die je je voornam en nog niet uitvoerde. Behalve dat je werk van het moment maar gedeeltelijke aandacht krijgt, leeft er ook een onopgemerkt verwijt in je, dat zich omzet in spanning en onrust. Het zijn die onrust, spanning en tenslotte gejaagdheid, die een durende verdeeldheid in je veroorzaken, die echt waarnemen, beleven en er op ingaan onmogelijk maakt – hersenen en handen zijn bezig, maar wat je doet ontgaat je. Omgekeerd zul je wel opgemerkt hebben, dat als je werk doet dat je boeit en waar je helemaal bij bent, je je aan het eind dikwijls frisser en schoner voelt, hoewel je lichamelijk wel moe kunt zijn. Hieraan kun je opmerken, dat de vermoeidheid die ons het meest plaagt niet de lichamelijk-geestelijke arbeid is, maar het niet verzameld en onaandachtig werken. Er zijn twee hoofdmomenten in deze verspillingscyclus:
1. Hóe neem je je iets voor;
2. Merk je je eigen verdeeld-zijn op?
Het is maar zelden dat je een voornemen direct kunt uitvoeren. Maak je je dat echt bewust en geef je het een tijd van uitvoering die haalbaar is, zodat je je eraan kunt houden? Neem je je niet meer voor dan redelijk en overzienbaar ingelost kan worden?
Daarnaast: ben je helemaal bij je werk, bij wat je zegt, hoort of ziet; of zitten daar toch nog onafgemaakte zaken tussendoor?

Zelfs dit eenvoudige voorbeeld van de voornemens maakt duidelijk hoe ingewikkeld de werking van het bewustzijn is en ook hoe een onaandachtige afhandeling van zoiets onschuldigs als je voornemens zo’n destructieve invloed kan hebben op je totale geest. Het is namelijk niet denkbeeldig dat je bij een grote hoeveelheid onuitgewerkte voornemens op den duur zelfs een blijvend gevoel van ontoereikendheid krijgt en de mensen om je heen je afwezig en ongeïnteresseerd vinden.

Om een praktisch begin te maken, kun je niet direct uitvoerbare voornemens op een papiertje schrijven – je merkt dan ook op hoeveel je je voorneemt op een onaandachtige wijze. Zo leer je van jezelf en krijg je plezier in het beter omgaan met je bewustzijnsenergie. Dat plezier krijgen in een soort heropvoeding verhoogt je aandacht voor je wijze van doen in het dagelijks leven en maakt je schoner en minder verdeeld, dus ook minder onrustig en gejaagd.
Er is nog een ander aspect van het verdeeld zijn: onze maatschappij is zo ingewikkeld, dat we zelden de kans krijgen een stuk werk, ook al is het gedeeltelijk, af te ronden. Telkens wordt aandacht voor iets anders gevraagd: de telefoon gaat, iemand komt binnen en vraagt je aandacht, je moet iets weten van je werk dat je aan een ander moet vragen, je moet iets opzoeken op een andere plaats, enzovoort.
Dan is het goed telkens zover te komen in je werk, dat je het tot een afrondingspunt brengt; een punt dat voor jou, zonder dat je je in het voorgaande behoeft te verdiepen, duidelijk het vorige in zich heeft, zodat je zonder meer straks verder kunt gaan – soms is dat een paar uur later maar het kan ook na een dag of een week zijn.

Dit hangt natuurlijk van je geheugen af, maar meer nog van de concentratie waarmee je werkte.
Als je in het geval van de telefoon nog niet aan zo’n afbreekpunt toe bent zul je verstandig doen pas op te nemen als je het bereikt hebt; is het dringend, dan komt de tweede oproep enkele minuten later en anders komt het een andere keer wel.
Ik sta hier lang bij stil, omdat afgebroken, gedeeltelijk niet afgerond werk een losse flard vormt, die verder blijft hinderen of ook straks langdurig inleven kost, zoals bij schrijfarbeid.
Het bovengenoemde is maar een aanwijzing – ieder kan zijn eigen systeem van concentratieverhoging ontdekken.
Je bereikt ermee dat je opgeruimd raakt, dus beter in staat helemaal te doen wat gebeuren moet of van je gevraagd wordt.
Je kijken, luisteren of doen wordt iets waarin je door de verhoogde concentratie ook uitrust en in je basis komt. In deze wereld, in het bijzonder in de stad, komt er zoveel op je af dat je je gedurig moet oefenen bij jezelf, en bij waar je mee bezig bent, te blijven – dat blijft een bewuste oefening tot je bewustzijn zo rustig en aandachtig is geworden, dat het geen bewuste inspanning meer kost.

Zodra je echt hebt begrepen waar het om gaat én je ziet het belang ervan in, ontwikkel je voor jouw leven en leefomstandigheden de meest doeltreffende oefeningen.
Dat wat je in de stille afzondering in de natuur voor niets ontvangt, moet je in de complexe mensenwereld op eigen kracht herwinnen!
Bovendien heb je te maken met een gewoontebeweging van je bewustzijn, een gewoonte die zich niet zomaar laat veranderen. Maar als je je er bewust toe zet, merk je al gauw dat je bijvoorbeeld gemakkelijker en dieper slaapt, plezier krijgt in werk dat je vroeger als onbelangrijk afdeed, slordig en haastig.
Je kunt nu ook zonder jezelf te dwingen luisteren naar anderen of ook op een vriendelijke manier een telkens herhaald relaas afbreken.

Alleen door een natuurlijk, vloeiend verzameld zijn kun je aandacht hebben voor wat je doet of wat er gebeurt en hoe je daarop reageert. Dat laatste maakt je duidelijk of je door dat reageren niet weer in de oude verdeeldheid vervalt.

Het gaat dus om een oefening aan de basis, in het gewone dagelijks leven – het enige leven dat je van dag tot dag beleeft. Echte meditatie is een doorlopend proces, waarin het wilsmatige geleidelijk aan vervangen wordt door het vanzelfsprekende, directe doen, dat voortkomt uit die ontspannen aandacht waarin je kunt uitrusten terwijl je bezig bent.

Vraag: Wat heeft dit alles te maken met het roerloos zitten in het za-zen?
Antwoord: Je zult tijdens het zitten wel opgemerkt hebben, dat een van de storingen de invallende gedachten aan onafgemaakte voornemens is, die weer nieuwe associatieve gedachten op gang brengen. Het proces van invallende gedachten en de daaruit voortkomende blijvende onrust wordt er in hoge mate door versterkt. Die doorgaande brokjesstroom van voorstellingen en gedachten is zoals je weet de grote hinderaar die je belet om op een natuurlijke, onopzettelijke manier leeg te worden. Alles wat daaraan kan helpen is dus van belang.

Vraag: Wat is het verband tussen het eigenlijke za-zen en deze direct-doe-oefening in het dagelijks leven?
Antwoord: In het za-zen raakt je lichaam-geest langzamerhand gewend aan het ontspannen en aandachtig zitten in het langzame, rustgevende ritme van je adem. Die steeds hernieuwde beleving maakt je gemakkelijker attent op je onrustige en ongeconcentreerde doen in de dag, waardoor je eerder aan het terugkeren naar je basis zult werken.

Vraag: Waarom wordt in het za-zen zoals het uit de literatuur tot ons komt zo weinig aandacht gegeven aan deze eenvoudige oefeningen in het dagelijks leven?
Antwoord: Het za-zenmodel zoals dat door de kloostergemeenschappen is gegeven gaat uit van deelnemers, die bewust gekozen hebben voor een leven waarin het herstellen van het één-zijn met al het levende hoofdzaak is.
Alles wat die herverbinding in de weg kan staan – wisselvallige invloeden van het gewone maatschappelijke leven, de verlokkingen, doelen en strevingen en relationele complicaties – wordt zoveel als mogelijk geweerd. Een zo sober, streng geregeld en inspannend leven, onderworpen aan het onvoorwaardelijke gezag van een meester, legt het zwaartepunt op de za-zenbeoefening en op alles wat die uiteindelijke oefening kan bevorderen.
Wij daarentegen – en ik reken mijzelf daar ook toe – moeten door oefenen in het gewone dagelijkse doen ons voorbereiden op het eigenlijke za-zen, terwijl het dagelijks za-zen ons weer helpt bij de doe-oefeningen van de dag.
Wij vinden op deze wijze ons eigen za-zen, behorend bij de situatie waarin wij verkeren.

Vraag: Zou het echt mogelijk zijn, buiten het monastieke model van de kloosters om dat uiteindelijke za-zen te verwerkelijken?
Antwoord: Ik denk het wel, als je je tenminste bewust gaat worden van de afleidende invloeden van het leven, er al oefenend mee leert omgaan, zodat je onopzettelijk de werking van je bewustzijn leert kennen en los kunt laten wat je als schadelijk hebt ervaren. Je oefent dan direct in de dag en integreert daarmee het za-zen met dagelijks doen in het complexe geheel van onze huidige samenleving.

Vraag: Zou je de werking van die onuitgevoerde voornemens ook hebben opgemerkt zonder de aanwijzingen die je nu geeft?
Antwoord: Je bedoelt: heb je geen leraar nodig om je hierop attent te maken? In de praktijk zul je de aandacht voor deze zaken het gemakkelijkst krijgen doordat een leraar er je op wijst. Normaal ben je zo in beslag genomen door wat er in je en buiten je gebeurt, dat je niet opmerkt wat het betekent. Je merkt van moment tot moment alleen op wat er gaande is, niet wat het in je bewustzijn veroorzaakt; de onrust en ontregeling die daardoor optreden.
Je zou het ook uit jezelf kunnen opmerken, als je belangstelling had voor de werking van je bewustzijn. Een leraar doet niet anders dan je wijzen op de noodzaak van die belangstelling en hoe je eraan kunt oefenen.

Vraag: Je wijst die officiële zenweg niet af?
Antwoord: Natuurlijk niet. Ik zeg alleen, dat die weg gegaan zal worden door mensen die besloten hebben het gewone leven radicaal vaarwel te zeggen en zich nu, met uitsluiting van al het andere, te wijden aan dat ene.
Waar het dan om gaat is of dat besluit heel vanzelfsprekend van diep binnenuit is gekomen, of dat het is ingegeven door teleurstelling, een innerlijke kwetsuur of een nevenmotief. Alleen in het eerste geval is die monastieke weg de meest doelmatige en geëigende.
Ik oefen met mensen die nog midden in dat gecompliceerde en dikwijls verwarde leven staan, vol van conflicten, onbewuste verlangens en strevingen, onrust en onzekerheid.
Wat ik probeer te doen is al oefenend inzicht te wekken in de toestand waarin je bewustzijn zich bevindt, zodat je zonder wilsinzet tot een leefwijze kunt komen waarin je minder onderhevig bent aan de wisselvalligheden van de omstandigheden. Zo is het mogelijk te groeien naar een ongedwongen overgave en een natuurlijk geopend zijn voor het eigenlijke, onttrokken aan het zenuwachtige, verwarde en lijdende ik dat rondcirkelt in zijn kleine strijdige wereld van verlangens en illusies.

Vraag: Je eist van ons nooit een wilsinzet om de grens van je kunnen te overschrijden, zoals in het officiële zen. Heb je daar een reden voor?
Antwoord: Ja. Een wilsinzet die niet natuurlijk groeit uit een inzichtelijk leven, is een dwang vooraf die je ongevoelig maakt voor wat er intussen plaats heeft – die je dus eigenlijk afsluit voor waar het om gaat.

Vraag: Hoe ben je zelf tot deze zenbeoefening gekomen?
Antwoord: Door de meer traditionele zenbeoefening, die ik van mijn leermeester kreeg merkte ik werkingen in mijn bewustzijn op. Die boeiden me zo dat ik geen behoefte had raad te vragen of in boeken naar een verklaring te zoeken. Dat wat me boeide openbaarde zich vanzelf, als ik er maar niet over dacht – het gewoon liet voor wat het was, totdat op een onverwacht ogenblik de betekenis ervan duidelijk werd. Dat is een proces dat nooit ophoudt.

Oprijzend uit de diepe slaap, net voor je je ogen opent, merk je dat zich een spanning instelt – er is nog niets aan de hand, je werd uit jezelf wakker, maar toch maak je je klaar voor het komende.
Voel je hoe je je zonder aanleiding schrap zet? Laat het maar gaan.
De woorden, mensen en gebeurtenissen komen wel.
Laat ze op hun tijd komen zonder er iets aan te doen – jij bent van het andere, dat er al is.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken