Tao-zen, de weg van niet-dwang
24. Zonder toekomst

<< Inhoudsopgave

Je bent geen moment zonder toekomst, ook al ben je je daar niet van bewust. Alles wat je doet, alles wat je denkt, alles wat binnenvalt is verbonden met het verleden of in het verlengde daarvan, met de toekomst.
In de moderne fysica bestudeert men de verhouding tussen materie en energie, met accenten naar de ene of de andere kant, maar altijd met de materie als drager die het voor ons mogelijk maakt energie te constateren. Alles wat door de zintuigen binnenkomt, geregistreerd wordt en beelden oproept, heeft de materie als drager, hoe ijl ook. Materie in een voortdurende overgang van de ene toestand in de andere, soms schijnbaar afwezig, dan weer opnieuw zichtbaar en ervaarbaar. Het hele web van de schepping is in de tijd in wordende en vergaande toestand – ons hele wereldbeeld is gevangen in dat opkomen en vergaan, en alle stadia daartussen, in myriaden verschijningsvormen. Je eigen leven is van moment tot moment in dat web besloten, waarbij maar heel zelden het eigenlijke, dat niet in de tijd gevangen is en niet aan de materie vastzit, tot je doordringt.
Toch is het dit uiteindelijke dat door de meditatie zo nabij gebracht wil worden, dat het samenvalt met het leven dat je leeft.

Er zijn vele meditatietechnieken en evenzovele mogelijke bewustzijnstoestanden. Zolang zo’n bewustzijnstoestand nog omschreven kan worden, weet je dat het niet om een wezenlijke meditatie gaat, maar alleen om een verschuiving van de grenzen van hetgeen in de tijd gevangen is en door de materie gedragen wordt. Ook de koan en het zitten in afzondering, met alles wat erbij hoort zijn voorstadia van iets dat zich op geen enkele wijze in een systeem of gedachtebeeld laat vangen. Het zijn voorstadia die in het beste geval tot aan het onoverschrijdbare leiden. De werkelijke oefening begint daar waar geluiden en beelden, invallen en sensaties vrijwillig verdwijnen, omdat je aandacht naar iets uitgaat wat niet daarvan is.

Hoe komt je aandacht in die richting, die op geen enkele wijze binnen het patroon van de schepping en de tijd gevangen is? In de meeste gevallen heb je al zo lang geleefd, dat je je bewust bent van de herhaling, het er al geweest zijn, waardoor het je niet meer volledig in beslag neemt.
Op zo’n moment begin je een beweging te merken die in je afdaalt, je raakt in een kolk die je wegtrekt van alles wat bekend is. De geluiden, gedachten, invallen en gevoelens zijn een verwijderd gerucht, dat er is zonder jou te storen.
Je rust, bent aanwezig en wordt steeds verder verdiept, zodat niet eens de gedachte aan hoe het verder zal gaan je bereikt.
Plotseling wordt duidelijk dat dat hele leven dat je leefde een verwijzing was naar deze toestand zonder begin of einde.
Er is geen behoefte om iets te begrijpen, iets te rechtvaardigen, iets uit te dragen, te bevestigen of te ontkennen. Zoals het is, is het volledig, zonder ontwikkeling of teruggang of voortzetting. Al wat is, is en blijft ‘is’. Het heeft alle mogelijkheden in zich zonder de behoefte die mogelijkheden te activeren. Het staat bij de wieg van de geboorte en bij de sponde van het sterven zonder enige verandering in zich. Het heeft zich nergens aan gehecht, noch maakt het zich ergens van los, maar het is voortdurend aanwezig, bereikbaar en tevens oorzaak van alles wat gebeurt, zonder ooit onderhevig te zijn aan oorzaak en gevolg. Of je het beseft of niet, doet aan de kwaliteit van die aanwezigheid niets af of toe – alleen voor jou die het wel of niet beseft maakt het verschil.

Een kleine bezorgdheid of ergernis maakt het je onmogelijk deze aanwezigheid te ervaren, want beide zijn werkzaam in het web van de schepping.
Houden van of een hekel hebben aan ontneemt je eveneens de mogelijkheid het te ervaren. In alles is deze aanwezigheid, maar zij is voor ons alleen ervaarbaar in haar afgeleiden, waarin zij zich verbonden heeft met de materie, die het registreerbaar maakt voor onze zintuigen.
Je kunt oefenen wat je wilt, zolang nog een of ander te verwachten resultaat aan het eind van de oefening staat, ben je in de tijd, in het vergankelijke, opgenomen zonder het hart van alles te kunnen ervaren.
Al onze relaties zijn van het vergankelijke, van het web van geboorte en dood, zoals ook ons ontmoeten en afscheid nemen, ons vasthouden en loslaten. Heel, heel lang zul je in dat steeds weerkerende moeten zijn tot je er plotseling op een bepaald moment uit valt en het eigenlijke in het vergankelijke, dat ook dán pas echt vergankelijk voor je is, ervaart.
Hoewel je diep onder de indruk bent van het myriaadvoudige komen en gaan in de schepping, ben je je er toch van bewust dat het een voorbijgaand, in zichzelf bepaald bewegen is, dat zijn aanzijn durend ontvangt vanuit het andere, dat er niet toe behoort. In het begin verlang je het sterven voort te zetten om altijd dáár te zijn, om dan te merken dat dat onmogelijk is – je kunt alleen volledig wakker en bewust in het vergankelijke zijn, met het lichaam dat je geschonken is en het bewustzijn dat zich gevormd heeft, om het dáár, in het vergankelijke, volledig te beseffen.
Het wordt duidelijk dat alle aanwijzingen omtrent ascese, afsterving en afzondering, nog behoren tot het gerucht buitenom dat niet te maken heeft met het eigenlijke. Ook de extase en het ontheven zijn bevatten resten van dat wat het niet is. Dit erin zijn en er weer uitvallen komt en gaat zonder enige voorspelbaarheid, al zul je voor jezelf steeds beter de situatie kunnen scheppen waarin dit onvoorspelbare kan plaats hebben – en hoewel het onvoorspelbaar blijft wordt de kans dat je ertoe geraakt groter.
Hierin zijn de grote religies slechts verwijzingen, niet meer. Alle mededelingen over een openbaring blijken onjuist of ten dele misleidend te zijn. Je beseft dat je alleen maar kunt gaan en blijvend ontdekken hoe het zich transformeert en toch zichzelf blijft, oorzaak is en tegelijk los van alle gebeuren, zich in de tijd uitend en tegelijk los ervan, in jou en in alles wat is.
Met dat ijle en tegelijkertijd allesdoordringende te leven en te sterven is het enig mogelijke.

Vraag: Wat je zegt maakt me eigenlijk heel wanhopig, want het zegt dat er uitverkorenen zijn en anderen, die het niet deelachtig zal worden!
Antwoord: Dat lijkt zo als je naar het moment van nu kijkt, maar als je beseft dat je het product bent van een evolutie van duizenden en duizenden jaren, waarin je telkens weer geleefd hebt, dan weet je ook dat er iedere keer opnieuw die mogelijkheid was om dat andere, dat eigenlijke in je leven te verwerkelijken. Maar het betekent ook, dat je je ertoe kunt zetten het naderbij te brengen. Daarbij is het goed te weten dat je niets kunt dwingen, maar alleen die diepgevoelde behoefte, die al van het eigenlijke is, volgen, wat er ook moge gebeuren.
Natuurlijk zul je telkens zeggen: ik oefen al zo lang en er is nog niets gebeurd. Ik kan dan alleen maar zeggen: nog niet – de tijd was nog niet daar. Niemand weet dat, noch jij noch ik – het enige is dóen wat je ingegeven wordt totdat je aangeraakt bent.

Vraag: Bedoelde Dogen dat toen hij zei: sommige monniken worden verlicht en andere niet?
Antwoord: Ja, precies. Dat wil echter niet zeggen dat je je maar niet moet inspannen – waarbij het inspannen eruit bestaat dat je leert luisteren en gericht zijn op deze komende en gaande behoefte.
Maar je kunt je leven zo inrichten, dat die behoefte steeds sterker wordt en meer optreedt, zodat je je in de tussenpozen nergens meer toe behoeft te zetten. Je kunt ervan uitgaan dat de behoefte terugkeert, omdat je het proces in gang hebt gezet en ook houdt. Je leven wordt eenvoudiger en onopvallender, meer luisterend naar dat ene, dat in het lawaai van het vele toch hoorbaar blijft.

Vraag: En hoe is het met de zieken en gekwelden, die misschien ook die behoefte hebben, maar bij wie de toestand waarin ze zijn het vrijwel onmogelijk maakt?
Antwoord: Voor jou is dit nobele theorie, anders had je de vraag niet gesteld. Ziekte, gevangen zijn in pijn, zorg en angst, zal het proces vaak wel vertragen, maar het is geen werkelijke belemmering. De eigenlijke belemmering is jouw gebrek aan aandacht voor het eigenlijke, wat natuurlijk weer samenhangt met de sterkte van de behoefte – en dat is een gegeven waar we weinig of niets van af weten. Alleen de bereidheid er telkens als het zich, hoe zwak ook, voordoet naar te willen luisteren met alle vezelen van lichaam en geest – want dat is nodig – zal je het antwoord doen binnenleven. Deze laatste transformatie heeft zijn eigen onmogelijk geachte wendingen die wel beschreven zijn, achteraf, maar nooit op het moment zelf voorvoeld of mogelijk geacht zijn. Uit het niet-causale, tijdloze doet het zich voor, buiten onze wetten om.

Vraag: En degenen die in hun ziekte, pijn en angst vastzitten?
Antwoord: Altijd is er dat moment van stilte, als het even afneemt en je veel helderder hoort en ziet, juist omdat de beklemming een moment is weggevallen. Dat moment is je kans.
Die kans kun je laten voorbijgaan door onmiddellijk het vroegere, schijnbaar normale leven op te roepen. Het hangt dus toch af van je bereidheid het te ontvangen in die korte pauze van onttrokken zijn aan de beklemming. Als je je, wat kan, vastgebeten hebt in dat leven van genieten, bereiken, bezitten en beheersen, zal het aan je voorbijgaan, ondanks ascese en onthouding. Het is een innerlijke houding, die in je ontstaat, als je het niet tegenwerkt.
Dat laatste doen we meestal.

Vraag: Betekent dat dat onze veronderstelling dat een heilige of wijze per definitie geen enkele afwijking meer heeft, waaronder ziekte, onjuist is?
Antwoord: Ja. Het gaat om een totaal ander gebied, dat zich onafhankelijk van ons vergankelijk leven (behalve dat we er transparant voor zijn) telkens weer manifesteert. Overkomt ons dit terwijl wij oefenen in een of ander systeem, dan is de kans groot dat we in zo’n systeem blijven hangen en daarmee het levende contact verliezen met het eigenlijke, dat natuurlijk nooit tot een systeem kan behoren.
Er zijn maar enkele Chinese zenmeesters die hierop wijzen. Huang-Po is er een van. Die mededelingen zijn op een of andere manier verloren gegaan, waarschijnlijk omdat ze voor de leerlingen absurd geklonken hebben. Het is wonderlijk en ook tragisch dat we altijd proberen het onuitsprekelijke een plaats te geven in het voorbijgaande en begrensde in ruimte en tijd. Het is begrijpelijk omdat de ervaring zo alles omverwerpend of liefelijk is, dat het een vorm wil vinden. Maar het behoeft het oor van een aangeraakte om in zijn eigenlijkheid gehoord te worden – een buiten het vergankelijke geworpen worden door de aanduiding die als katalysator werkt.
Ziekte, zwakte, zelfs angst zijn niet de grote hinderpalen, al zullen ze soms dempend werken, maar ook wel als versterking. Het blijft onpeilbaar -je zult het ongeschoeid moeten benaderen, zonder haast, met het verlangen als enig metgezel.

Vraag: En als je dat verlangen niet kent en toch van de verwarring waarin je bent verlost wil worden?
Antwoord: Dan zul je aan het ‘weg’ van de verwarring willen werken. Dat is dan voor jou belangrijk. Een verlangen dat je niet kent deert je toch niet, is het wel? Maar misschien denk je dat het onbeschrijflijke ervaren moet worden, wil er echt iets veranderen. Maar bedenk wel: het komt op zijn eigen tijd, niet gezocht of verwacht, midden in de glitterwereld van het voorbijgaande. Het is nu eenmaal zoals het is.

Vraag: Toch leer je ons heel systematisch de vereiste houding, adem en energiecirculatie als wezenlijk middel om tot het eigenlijke te geraken.
Antwoord: Natuurlijk, deze oefeningen maken het gemakkelijker om in een toestand te komen waarin die behoefte een kans heeft ervaren te worden. Wat ik probeer is je, terwijl je oefent, een inzicht te geven in het proces waar je doorheen moet gaan. De oefening is in het grensgebied van lichaam en geest en saneert naar beide zijden, als je je intussen niet toch denkbeelden vormt omtrent dat niet te vangen raadselachtige. Dat is ons grote obstakel. We nemen er zelfs genoegen mee het in een heilige weerspiegeld te vinden, menende dat het ons is genaderd – het is heel complex, maar het gaat erom dat jij ontledigd bent en wachtend zonder verwachting. Voordien is het, zoals bij het ervaren van een heilige, een afglans, die je verlaat op het moment dat je weer alleen bij jezelf bent. De boeken zijn er vol van. Jij moet gaan, niemand anders.

Vraag: Is wat jij zegt voor ons eigenlijk ook geen stelsel en een theorie?
Antwoord: Ik hoop van niet, al kun jij het er wel van maken. Ik probeer een proces te beschrijven dat zich in stadia voltrekt, maar dat door jou op jouw manier beleefd zal worden. Wat je ermee doet is aan jou.
Het inzicht in het proces kan de onbegrijpelijkheden doorzichtig maken en de kracht van het gaan groter. Meer kan ik niet doen.
Het is weinig, het enige. Al het oneigenlijke dat ik meer zou willen geven is een belemmering.

Vraag: Maar ook die beschrijving die je geeft van een proces is een zaak waarin we jou moeten vertrouwen, dus toch een zaak van gezag!
Antwoord: Natuurlijk, maar ik blijf herhalen dat je het zelf na zult moeten trekken, afgaand op je eigen ervaring, voor zover die niet vervalst is door vroegtijdige verwachting.
Maar ook dat laatste merk je, want dan mist het de klank van echtheid – het is dan een zelfopgeroepen echo en dat zul je weten. Zo is het altijd geweest, al kan die begoocheling wel eens een mensenleven duren.
Op een moment van echte ervaring is de intensiteit zo groot dat het alle ervaringen van voordien schijnt weg te vagen. Het is zo intens dat je je het niet kunt herinneren in zijn zó-heid – alleen weet je dat er iets ongelooflijks aan je voltrokken is en dat je nu weer zonder bent.

Vraag: Toch blijft het dus zo, dat het niet voor een ieder is weggelegd!
Antwoord: Nee, het is wél voor ieder weggelegd, al weet niemand wanneer en hoe.
Zolang je in je vergankelijke tijdsbesef gevangen bent is dit onrechtvaardig en onbegrijpelijk, maar zodra je, al is het maar eenmaal, heb ervaren dat er meer is dan het vergankelijke, is alles wat je ervan vond weggeblazen. Tevens besef je dan hoe ver weg en vooral hoe onbereikbaar het is.
Ook dat besef verandert je leven, buiten jouw wil om. Het eigenlijke onttrekt zich aan jouw bemoeienis.

Vraag: Straks als ik hier vandaan ben lijkt het allemaal onwezenlijk.
Antwoord: Dat hoort erbij, want door er over te spreken, door het aan te duiden, zorgvuldig en voorzichtig, wordt het toch iets minder vaag en onwezenlijk. Straks als je weg bent en weer helemaal opgenomen in het zintuiglijk vergankelijke, lijkt het niet-bestaand en van geen waarde. Die pendelbeweging is onvermijdelijk en roept, naar ik hoop, toch uiteindelijk die niet-gewilde vastbeslotenheid op waar het op aankomt.

Vraag: En als je het eigenlijk alleen maar een mooi verhaal vindt op het moment dat je het hoort?
Antwoord: Dat is heel goed. Zo begint het altijd, behalve dan in een crisissituatie, die het leven je soms in barmhartigheid schenkt. De laatste oorlog kent er vele voorbeelden van.
Maar normaal begint het als een ver verhaal, dat je boeit maar vlak erna ook weer vervluchtigt.
Laat het gewoon werken, denk er verder niet over, het gaat zijn eigen weg, jouw weg, niet de mijne.

Is er een einde? Wat je je indenkt, de dood, het beëindigen is een beeld dat je op het stromende water van het leven projecteert – maar het water wordt er niet door geraakt.
Wat je verwacht belet je het water, het levende sterven en geboren worden, te zien.
Zodra dat verwachten bewust wordt, zie je het water, die voortgaande beweging waarin je jezelf vergeet.

Je herinnert je persoon, situatie, plaats en soms tijd – de huls.
Blijf aandachtig bij de huls, dan voel je de leegte erin en erom én het onnoembare dat de huls deed oplichten.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken