Tao-zen, de weg van niet-dwang
21. Verstopping

<< Inhoudsopgave

We denken gewoonlijk dat verstopping alleen voorkomt bij teveel eten en onvoldoende afgaan, maar bij teveel indrukken opdoen, die niet of maar gedeeltelijk verwerkt worden, doet zich hetzelfde voor.
Wanneer je dat opmerkt moet je uitvinden wat je eraan kunt doen.

Meer indrukken opdoen dan je kunt verwerken is een globale aanduiding van een complex gebeuren.
De hele dag krijg je indrukken en van al die indrukken wordt maar een klein gedeelte bewust – het overgrote deel blijft onbewust. In die wel geregistreerde, maar niet bewust geworden indrukken zit de verstopping, waarna uiteindelijk geestelijke versuffing volgt.
Dát zoveel onbewust blijft komt doordat je niet aanwezig bent in je bezigheid of ervaren. De stroom van voorstellingen- en gedachtebrokjes die ononderbroken door je heengaat, zonder dat je dat opmerkt, tezamen met de in je aanwezige oordelen en meningen over vrijwel alles wat je kunt tegenkomen, zorgt ervoor dat je alleen dát tot je toelaat wat je welgevallig is. De rest, en dat is het overgrote deel van het geregistreerde, verhuist naar het reservoir van het onbewuste waar het gaat gisten als protest tegen het niet opgemerkt zijn! Dat gisten merk je aan een ongedurige en gejaagde aandacht, die steeds op zoek is naar nieuwe indrukken, als compensatie voor de beleving bij echte waarneming.

Voedselverstopping merken we meestal wel op, maar de veel kwaadaardiger verstopping van de geest ontgaat ons: we brengen immers onrust, honger naar steeds weer nieuwe indrukken en onaandachtigheid er niet mee in verband.
Als je er even bij stilstaat besef je dat de hele verstrooiingsindustrie berust op die ‘indrukkenhonger’. Die industrie is het georganiseerde; zelf zijn we al slachtoffer als we niet alleen kunnen zijn en afhankelijk zijn van gezelligheid, uitgaan, praten – onafgebroken reageren op alles om ons heen, zonder dat we wát gebeurt tot ons laten doordringen.

Als je dit alles overziet, besef je dat die geestelijke verstopping een rusteloos bezig zijn tot gevolg heeft.
Je beseft dan ook plotseling in wat voor een ongedurige en zinloze beweging je gevangen bent, zonder mogelijkheid op te merken wat eigenlijk gebeurt. Hoe langer je voort voortdobbert op die stroom van verstrooiing des te meer behoefte je krijgt aan sterke indrukken, totdat alleen sensationele indrukken je nog kunnen bevredigen.
Maar je lichaam kan dit ongedurige bezig zijn niet volhouden en dwingt je tot rust, tot slapen, als je dit tenminste nog kunt, want vaak gaat het rusteloze in je dromen door en word je ‘s morgens moe wakker, waarna je weer in de stroom raakt, enzovoort.

Je begint meestal aan een geestelijke oefening, zoals yoga of een van de meditaties om die ongedurigheid en onrust kwijt te raken. Zolang het nog nieuw is neemt de oefening je zo in beslag, dat in ieder geval tijdens het oefenen de onrust weg is. Maar daarna en in je gewone leven? Je denkt dan dat je nog meer, nog harder moet oefenen, jezelf nog meer moet disciplineren.

Dan komt het moment, dat je op die oefenweg iets wilt gaan betekenen, door gewaarmerkte vorderingen te maken en je vergelijkenderwijs meer te voelen dan je medeleerlingen. Je merkt dan niet dat je opnieuw op jacht bent naar meer, nu naar meer verheven indrukken of bovennatuurlijke vaardigheden.
Maar in principe ben je op dezelfde manier bezig.
Zonder het te beseffen ben je afgedwaald van het eigenlijke oefenen; de oefening die inhoudt dat je stil en aandachtig bij jezelf kunt zijn en ingaan op de werking van je bewustzijn, de hele dag door.
Wanneer je, ook al is het maar voor één keer, stil en aandachtig op jezelf bent ingegaan, is dat ongedurig bezig zijn plotseling weg.
Je kunt ongestoord rusten in het moment waarin je bent en je begint van allerlei te ervaren dat je voordien, in je jacht naar meer, ontging.
De wereld om je heen en in jezelf, waarvan je nu niets meer verwacht begint zich aan je te ontvouwen in zijn complexe en ontroerende schoonheid.
Je hoeft niet meer ergens naar toe, alles is er al, je leeft er middenin, begeleid door die stille ongebroken aandacht, die het geheel steeds verder tot zich door laat dringen.
In die aandacht is de weg die je gaat werkelijk oneindig, want dat steeds verder doordringen behoeft geen aansporing, het is pure energie die je verandert en voedt.

Vanuit dat aandachtig gaan van de weg, verbaas je je over al die workshops en conferenties met beroemde meesters en leraren, die uiteraard aan de buitenkant moeten blijven, omdat niemand je die echte aandacht kan geven of leren. Wat je van een meester of leraar kunt leren, maar dan in langdurig contact, is hoe je je eigen bewustzijn zo efficiënt mogelijk kunt bestuderen.

Vraag: Zijn die lezingen en workshops dan allemaal voor niets?
Antwoord: Nee zeker niet. Je mening en wereldbeeld kan op losse schroeven komen te staan; als het je heel diep raakt ga je twijfelen aan alles. Dat is bijzonder belangrijk, want dan moet je al je gewoonten, reacties en gevoelens leren kennen. Dat is het eigenlijke werk: het zorgvuldig en liefdevol verwerken van wat al in je is opgetast en als gewoonte is ingeslepen. Dus zó gaan leven dat je aandachtig op jezelf kunt ingaan.
Wil je dat?

Vraag: Bedoel je dat we op een heel andere manier moeten leven?
Antwoord: Ja, niet door iets van een ander aan te nemen, maar door in zorgvuldige observatie van jezelf in de dag te gaan ervaren hoe je gevangen bent in een gewoontemechanisme. Door de aandacht dáárvoor onttrek je je vanzelf aan een teveel aan indrukken. Dit is fundamenteel anders dan een kunstmatige afzondering of een ascetische onthouding van dingen die je eigenlijk graag zou willen.
Uit dat gewaarzijn van wat er eigenlijk gebeurt komt de natuurlijke behoefte aan alleen-zijn voort. Alleen-zijn met die werkelijkheid, die stilte en ongebroken aandacht behoeft.

Vraag: Wat is het nut van het volgen van een weekend of langere sessie bij een grote leraar?
Antwoord: Dat heeft zin als je al dagelijks oefent: dus als je op weg bent. Dan kan een meester je soms laten voelen waar je nog ‘in’ de gewoonte staat. Maar zelfs dát is alleen mogelijk als je jezelf al omgekeerd hebt, als je in staat bent op te merken en ermee te werken!

Vraag: Je stelt dat we zoveel onverwerkte ervaringen hebben, omdat we niet volledig in het moment zijn. Maar hoe komt dat dan?
Antwoord: Dat is het andere eind van dezelfde moeilijkheid: die onaandachtigheid wordt veroorzaakt door de druk van het onverwerkte. Je leeft dus ongeweten in een conflict: aan de ene kant geef je aandacht aan het momentele, terwijl je aan de andere kant aan jezelf zou willen toekomen (wat je merkt door een altijd aanwezige ongedurigheid).
Wil je hierin verandering brengen, dan zul je moeten ingaan op de werkwijze van je bewustzijn. Wil je dat? Zie je het belang daarvan echt in? Anders zou je mediteren op mijn gezag; dat heeft geen enkele zin en is verspilling van energie.

Vraag: Ik heb wel eens bij grote ongedurigheid geprobeerd niets te doen. Toen werd ik helemaal knetter!
Antwoord: Natuurlijk, je dwong jezelf tot iets wat niet kan: rustig worden door het te willen. Je kunt niets overslaan; je zult op je ongedurigheid moeten ingaan, de volle omvang tot je laten komen, er één mee worden, zodat er geen verzet meer tegen is. Dán kun je pas aan verwerken beginnen. Dat inzien gaat in een flits. Het zien van het verzet en het loslaten, dat is de kardinale wending.
Als je je ongedurigheid alleen maar kwijt wil kan er niets gebeuren. Je kunt jezelf niet kwijt: je kunt alleen – in acceptatie en het aandachtig volgen van wat er eigenlijk gebeurt – het werk laten doen door iets wat je niet bewust kent. Die aandacht kán niet van het ongedurige zijn dat je zo hindert.

Vraag: Als ik verdrietig ben of boos is het toch heel natuurlijk dat ik daarvan af wil?
Antwoord: Natuurlijk, maar je hebt lang genoeg geleefd om te weten dat je je boosheid niet kunt wegzetten; ze gaat meestal ongemerkt over.
Wat ik je nu vraag is aandacht te hebben voor dat ‘overgaan’, te merken hoe er iets in je verandert en wat die verandering is. Daar niet achteloos mee om te gaan als een verwend kind.

Vraag: Aan de ene kant let je heel nauwkeurig op onze houding en adem, maar je wijst ons ook altijd op het doen in de dag. Hoe horen die bij elkaar?
Antwoord: De juiste houding en de adem die tot diep in het bekken reikt, onttrekken je aan de onrust die tot in de spanningen van je lichaam doorwerkt. Je ervaart je lichaam dat in zichzelf rust. Die ontspannen rust kan dagelijks in je doorwerken, zodat wat van buiten komt de gelegenheid krijgt zich aan je te openbaren. Dat is alles.

Vraag: Wat is er toch voor een gevaar in voorstellingen omtrent mens en wereld, zoals die in de grote tradities gegeven zijn?
Antwoord: Zolang een gedachte geen ervaring is, hindert die je onmiddellijk beleven. Alle bestaande stelsels zijn voortgekomen uit de diepgaande ervaring van een mens, die tot zichzelf was gekomen. Vanuit die durende ervaring van het Onuitsprekelijke is zijn (of haar) omschrijving in de taal en leefwerkelijkheid van die tijd voortgekomen. Wij beschikken alleen over die beschrijving. Ervaren wij niet onmiddellijk, buiten ons voelen-denken om, de oorzaak van die omschrijving, dan wordt die omschrijving een hindernis.
Ik verwijs altijd weer naar je leven van alledag, omdat dát direct binnen je bereik is. Al het oefenen, zoals ik het bedoel, is het geschikt worden voor dat onmiddellijk ervaren, zonder dat je er verder een enkele gedachte aan verspilt.

Vraag: Je zegt eigenlijk dat we ons hele leven moeten oefenen. Maar dat kan toch niet?
Antwoord: Nee, daarvoor mis je nu nog de energie en aandacht. Maar als je niet oefent, wat meestal neerkomt op onaandachtig zijn, kan het oude verstrooiingsmechanisme zijn plaats innemen en de toestand van halfslaap versterken. De vraag is eigenlijk: hoe kan ik beschikken over voldoende energie om te oefenen? Dat betekent in wezen: hoe kan ik ontspannen aandachtig zijn? Als wij normaal geconcentreerd bezig zijn, sluiten wij het verstrooiingsmechanisme buiten. Dat laatste kost (zonder dat wij het merken) veel energie. Door vermoeidheid verslappen we en keert de oude toestand terug. Leer je door onder andere het za-zen op jezelf ingaan in de werkelijke betekenis, dan schakel je (wat buiten je bewuste aandacht omgaat) een andere kracht in die je onttrekt aan dat mechanisme zodat je in vrede aandachtig kunt zijn.
In plaats van iets te dwingen, neem je waar wat gebeurt en antwoord je daarop zonder bedoeling vooraf. Ik weet niet of je de schoonheid hiervan beseft.

Vraag: Waarom vind ik, waar we hier mee bezig zijn, niet terug in de meditatieliteratuur, die toch vrij omvangrijk is?
Antwoord: Aanduidingen hiervan zijn er wel, maar ze zijn veelal gekleed in mystieke, filosofische, religieuze, magische of occulte termen, die pasten bij het bewustzijnsstadium en de cultuur van de tijd waarin ze gegeven werden. Ik doe niet anders dan woorden gebruiken die voor ons gemakkelijker te begrijpen zijn, zodat we er met ons bewustzijn van nu op in kunnen gaan.

Vraag: Moet je een bepaalde tijd gemediteerd hebben om ergens aan toe te komen? Dit zeggen bijna alle stelsels.
Antwoord: Ik leg steeds de nadruk op het jezelf opmerken in het dagelijks leven, omdat je dan belangstelling krijgt voor je eigen bewustzijnsmechanisme; daaruit komt een natuurlijke behoefte voort tot alleen-zijn en aandachtig waarnemen.
Door die aandachtsverandering wordt een behoefte geboren, die zonder enige zelfopgelegde dwang doet oefenen.
Je oefent dan buiten alle regels om op de voor jou meest doeltreffende manier!

Waarom neem je meer adem in dan je nodig hebt en laat je hem niet volledig uitstromen tot ver beneden?
Neem je meer in dan nodig, voor de toekomst, dan ontgaat je dit moment waarin het volgende al is – precies op tijd, de voleinding.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken