Tao-zen, de weg van niet-dwang
18. De basis ervaren

<< Inhoudsopgave

Op de meditatieweg merk je dat je er vaak vanaf bent – je concentratie is weg, je glipt uit het moment zelf: je bent eigenlijk afwezig. Er bestaan aanbevelingen om de concentratie, het gecentreerd zijn, weer terug te vinden, waarbij ervan wordt uitgegaan dat je je kunt afzonderen. Voor de meesten van ons, die nog midden in het leven staan met werk, gezin of partner en opvoeding van kinderen, is dat praktisch onmogelijk. Wel is het mogelijk om die tijd die je moet wachten te benutten om je basis, die je uit de oefening kent, terug te vinden. Je gaat staan, zo bewust mogelijk, waarbij je alle zwaarte in je voetzolen laat zakken, vooral met behulp van een steeds diepere, en vaak langzame uitademing die tot in je bekken reikt, en een steeds weer omlaag laten zakken van het middenrif, de ademspier.
Als je dan aandachtig de zwaarte, de massiviteit en kracht in je bekken voelt en het steeds meer ontspannen omlaag zinken door blijft gaan, voel je hoe je stevig en vast op de grond geplant en geworteld staat.
Dat zo verzameld staan is zo’n voelbare werkelijkheid, dat degenen om je heen het zullen respecteren (zeker kinderen), ook al omdat ze weten dat het niet lang duurt en je daarna gewoon doorgaat.
Vanzelf, zonder opzet, wordt het aantal ogenblikken dat je zo staat – telkens niet langer dan vijf minuten – groter, waardoor de intensiteit en massiviteit ervan toenemen.
Je voelt dan ook veel sneller dat je uit je basis bent, je verlangt eerder terug te keren, enzovoort. Zo komt een continu proces van terugkeren en tenslotte van erin blijven op gang.

Deze periode van het steeds herstellen van je basis kan lang duren, omdat het een blijvende aandachtswending is, die haaks staat op de normale werkwijze van je bewustzijn. Je moet je die nieuwe wijze van bij jezelf blijven en van daaruit in de wereld zijn, eigen maken in een situatie die daar niet op afgestemd is – je gaat in tegen de algemene onrustige leefstroom van je omgeving én van jezelf. In tegenstelling tot een zenklooster waar alles gericht is op het in je basis blijven, moet jij het veroveren middenin het ‘flakkerend heen-en-weer’ van het gewone bestaan.
Nu denk je misschien dat dit een geweldig obstakel is, maar eigenlijk is het tegendeel waar: je oefent midden in het volle bedrijf van het leven. Er is geen scheiding tussen je gewone levenspraktijk en je oefening; je zondert je niet af, maar gaat in vol bedrijf op een totaal andere manier door. Dat spaart je heel veel onnodige arbeid: eerst in afzondering tot jezelf komen, dan weer de wereld ingaan en bij jezelf proberen te blijven (in de tien platen van de zen-os, is dit de fase dat je op de markt je gevestigd zijn moet bewijzen).
Je oefening is als het ware samengebald en verhevigd, zodat je er niet onderuit kunt en verveling geen kans krijgt. Als lekenmonnik ben je dus echt in het voordeel, al dacht je eigenlijk dat de officiële monniken juist de bevoorrechten waren!
Het betekent dat je, met de kern van de oefening in je mars, zelf hebt uitgevonden hoe je het gevestigd zijn waar kunt maken in de omstandigheden van de dag.
Dat oefenen van jou middenin het volle leven heeft ook nog de mogelijkheid dat er iets van uitgaat dat anderen onopzettelijk beïnvloedt, zodat zij ook gemakkelijker bij hun basis kunnen komen. Hiermee wordt opnieuw bevestigd dat werkelijk oefenen – en dat is oefenen in vol bedrijf – het karakter heeft van samen-doen zonder opzet.
Zo breidt de oefening van het verzameld in de wereld zijn zich tot buiten jouw grenzen uit en ga je ervaren dat de stilte in jou zich steeds meer omvattend kan uitzetten en daarmee het gewone jachtige rumoer voor jou onschadelijk maken.

Vraag: Aan het begin staat dus een centreer-oefening. Hoe leer je die?
Antwoord: Door het te doen in persoonlijk onderricht. Er komen zo veel persoonlijke kanten bij kijken, dat die alleen in persoonlijk onderricht tot hun recht kunnen komen.

Vraag: Kan ieder die centreer-oefeningen leren, of is daar een bepaalde begaafdheid voor nodig?
Antwoord: Iedereen kan ze leren – begaafdheid, intensiteit en een juiste verhouding met je leraar kunnen daar versnelling in teweeg brengen, maar leren kun je het zeker.

Vraag: Je zegt eigenlijk dat centreren in vol bedrijf doeltreffender is dan de weg van de monnik?
Antwoord: Ja. In onze situatie in het Westen, waar de instituten die de monniksweg mogelijk maken heel gering zijn en vaak nog gebrekkig bemand, zijn we aangewezen op deze lekenweg, die van de nood een grote deugd kan maken. Hierdoor komt het klooster als stille aandachtige plaats in onszelf tot aanzijn.

Vraag: Wanneer gaat die centreer-oefening vanzelf? Daar moet het toch op uitlopen?
Antwoord: Op het moment dat je het zwaar, massief en krachtig worden heel direct ervaart, zoals je je adem en je lichaam ervaart. Dit komt tot stand in de afzonderlijke oefeningen, die je leraar je leert in persoonlijk onderricht en die je in het begin in afzondering doet, zodat je je gemakkelijker kunt concentreren. Die vaardigheid, daar opgedaan, maakt het je mogelijk het ook in het volle leven te doen, waarbij dan juist de afleiding op den duur gaat werken als een versterking van de oefening.

Vraag: Waar zijn die wekelijkse sessies bij jou voor, nu je de oefenwijze zo los maakt uit haar vroegere verband?
Antwoord: Ten eerste voor mijn begeleiding, waar ik de oefening zwijgend voordoe.
Ten tweede voor het samen oefenen, waarbij de afzondering door alle aanwezigen wordt gerespecteerd en daardoor de basis in jou versterkt, zonder dat je er iets voor behoeft te doen. Bovendien wordt je concentratie vanzelf groter dan bij individuele inspanning. Ten derde wordt door inleiding en gesprek het gebied van oefenen steeds inzichtelijker en meer omvattend, ook door de ervaringen van anderen, die gelijkgericht bezig zijn.
Dat samen oefenen in een daarvoor geschikte ruimte behoort ook bij het volle leven, als je het er maar niet als heilig van afscheidt.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken