Tao-zen, de weg van niet-dwang
15. Dwang en inzicht

<< Inhoudsopgave

Zoals je bent leef je, geweten of ongeweten, uit een grote levensdrang. Alleen geesteszieken of mensen met een groot lijden ervaren deze levensdrang niet of nauwelijks. Deze levensdrang dwingt je onbewust je door te zetten, je uit te drukken en te verwerkelijken. Als je grote gaven meegekregen hebt of in goede omstandigheden verkeert, verloopt je leven als een klinkend lied.
Natuurlijk zijn er tegenslagen en teleurstellingen, maar de hoofdtoon is er een van verwerkelijking.
Zodra er iets gebeurt dat de verwerkelijking een halt toeroept – een crisis, het weggaan of sterven van een geliefde, het wegvallen van vermeende mogelijkheden – ben je diep teleurgesteld. Het grootste deel van je leed en verdriet en angst, het willen afwijzen van de dood, gaat terug op deze eerste en fundamentele teleurstelling.

Zelden besef je dat naast die allesdoordringende levensdrang er ook nog een ander principe in je werkt – dat je meestal niet ervaart. Dat tweede principe doet zich soms pas voelen tegen het einde van je leven, wanneer de zintuiglijke indrukken in kracht afnemen en je je min of meer verwerkelijkt hebt. Dan begint het besef te dagen dat er nog iets anders in je is, naast die verwerkelijking van je leven; als je dan niet te uitgeblust bent, begin je daar aandacht aan te besteden.

Er zijn slechts weinig mensen bij wie al heel vroeg het besef van die tweede werkelijkheid in hun bewustzijn komt; zij die onder de snelle en oppermachtige levensdrang iets opmerken dat anders is en ook energie geeft, de religieus begaafden die buiten hun eigen toedoen ervaren dat dat andere het belangrijkste in het leven is. Normaal blijft dat besef alleen maar een vaag vermoeden.
Soms wordt het even actueel door een crisis of groot verlies, maar meestal herneemt die primaire levensdrang snel zijn alleenheerschappij.
Dat betekent dat je je zelden of nooit bewust bent van je vergankelijkheid, van de tijdelijkheid die zich van geboorte tot dood in steeds andere vormen herhaalt.
Je ziet toe- en afname, geboorte en sterven, zonder de betekenis ervan te ervaren; daarom ervaar je ouder worden vaak als een onrechtvaardigheid, als een wederrechtelijke ontvreemding van vermogens die de jouwe waren. Je beseft niet dat dat voorbije ook werkelijk vergankelijk is, een deelaspect van een grotere werkelijkheid; die grotere werkelijkheid heb je overgelaten aan de mensen die daar van nature mee bezig zijn, de mystici, de religieuzen en, zoals je vaak meent, de zwevers.
Toch is het zo dat wanneer dat andere, dat onzegbare er niet was, ook deze onbegrijpelijk grote verscheidenheid van de schepping er niet zou kunnen zijn, omdat dan het verbindende, heelmakende principe ontbrak.
Vrijwel alle religieuze stelsels hebben een aantal harde regels opgesteld, die je haast dwingen kennis te nemen van die andere, oorzakelijke werkelijkheid, waarbij ze soms zelfs dreigen met de hel en je proberen te verleiden met de hemel, gebruik makend van angst en beloning.

In het za-zen wordt voorbijgegaan aan alle bespiegelingen of overwegingen; er wordt alleen gezegd; ga zitten, doe je za-zen.
Zoals je bent, midden in de verwerkelijking van je leven, wordt zo’n mededeling ervaren als een dwang; je kunt het zelfs ervaren als iets wat je leven knevelt. Daarom hebben in de loop van eeuwen alleen de religieus begaafden zich aan zo’n discipline onderworpen; zij die van meet af aan, eerst nog vaag, beseften dat er iets anders was dat het vergankelijke niet alleen te boven ging, maar het pas echte waarde gaf.
Het bijzondere van onze tijd is dat aan de levensverwerkelijking, zoals we die van oudsher kennen, een halt toegeroepen wordt; we hebben ons zover eenzijdig ontwikkeld, dat we ongewild en vaak met schrik voor problemen komen te staan, die we nooit verwacht hadden: milieu- en ecologische rampen, roofbouw zonder regeneratie van natuurlijke hulpbronnen, het einde van het causale denken in de kernfysica.
Wat in het groot duidelijk aan het worden is, heeft nog geen concrete betekenis voor ons eigen dagelijks leven gekregen. Daarom ervaar je zo’n advies als ‘ga maar zitten’ als een oninvoelbaar gebod.
Je blijft in die tweespalt en dwang totdat er iets gebeurt dat je aan den lijve doet ervaren, dat tot nu toe de basis, het heelmakende aan je verwerkelijking ontbrak. Je bent aan een punt toegekomen dat je het echt niet meer weet. Dát is het moment dat je tot zoiets als za-zen komt, dat geen filosofie of wereldbeeld pretendeert; je kunt dan ook niet verwachten iets te ervaren dat binnen het bekende valt.
Maar dat ‘niet verwachten’ is voor velen toch een onduidelijk punt, omdat je bij vrijwel alles ingesteld bent op een te verwachten resultaat. Dat je alleen maar kunt oefenen en dan wel ervaren zult wat dat teweeg brengt is iets dat voor velen pas heel langzaam, al doende, begint te dagen.
De tijd dat je oefent zonder directe eigen ervaring van dat verbindende in alles wat je overkomt, kom je het gemakkelijkst dóór wanneer je in een groep onder leiding van een ervaren leraar de oefening telkens weer samen doet. De werkelijkheid van de leraar, ook als hij niets zegt, en het gelijkgerichte doen met anderen, geven je een vanzelfsprekend moeiteloze concentratie die zich tenslotte ook instelt als je thuis je dagelijkse oefening doet, en die je later, wanneer je midden op de dag plotseling beseft dat je ‘van jezelf weg bent’, gemakkelijk doet terugkeren naar dat ‘dragende midden’ van waaruit je je weer verbonden voelt.
Wat je dan gaat merken, en dat is een fundamentele verandering, is het ‘eruit gevallen zijn’ en de daarbij behorende natuurlijke behoefte terug te keren tot dat in verbinding zijn met het omringende, maar ook met wat in jezelf gaande is. Dat steeds weer terugkeren behoed je voor een in beslag genomen robotachtige manier van leven.
Je begrijpt dan plotseling, maar nu uit een waarachtig beleefd inzicht, dat al die geboden van afzondering, eenzaamheid en onthechting erop gericht waren dit levende gevoel van ‘verbonden zijn’ een kans te geven; maar je beseft ook dat die geboden, zonder levende ervaring, tot een afschuwelijke dwang hebben geleid, die juist het tegendeel veroorzaakte, namelijk weerstand, prestatiezucht en een onechte strengheid, die de ontroerende schoonheid van de heelheid verscheurt.
Wanneer je zo leeft, thuis en in de dag oefenend, ga je steeds meer beseffen wat het oefenen onder leiding van een leraar, samen met een gelijkgerichte groep betekent: een gebundeld terugkeren tot de oorsprong, zonder woorden, geboden of regels, een vrijwillig gaan in vreugde, dat geen enkele stimulans of wilsinzet behoeft.
Vanzelf verschuift het gespreksmatig met elkaar uitwisselen naar een zwijgend, stil-ervarend doen, in beweging of stil-ademend op je kussen.
Daarin, dat besef je nu voor het eerst, komt het echte uitwisselen tot stand, het beleven wat niet gezegd kan worden, waarmee tegelijkertijd de behoefte om er iets over te zeggen op natuurlijke wijze wegvalt.
Je merkt ook dat het heel verstandig is om telkens weer, gedurende langere of kortere tijd van omgeving en menselijke relatie te wisselen, zodat je je oefening nieuw kunt doen, zoals de eerste keer toen je wist dat je nog niets wist!
Je bent gekomen in het stadium van oefenen uit inzicht; vanzelf ga je nu je weg die zich eindeloos uitstrekt en waarin het gaan van moment tot moment het enig belangrijke is.

Vraag: Je hebt al vaak de overgang van oefenen in vertrouwen op de leraar naar oefenen uit belééfd inzicht beklemtoond, maar de eigenlijke overgang maak je niet duidelijk!
Antwoord: Die overgang is je pas achteraf duidelijk, omdat je anders in het leven komt te staan, maar de verandering voltrekt zich ongeweten terwijl je gewoon je oefening doet en alleen merkt dat je gemakkelijk in je centrum kunt blijven.
Je zou een andere vraag kunnen stellen: hoe kom ik de tijd door vóór het uit belééfd inzicht oefenen? Het antwoord is: probeer heel aandachtig op te merken wat er allemaal gebeurt terwijl je oefent. Za-zen is voor een groot deel toenemen in waakzaamheid, toenemen in erbij zijn – en dat oefen je het beste door tijdens je za-zen op je kussen zo waakzaam mogelijk te zijn, zonder spanning of inspanning maar vanuit dat diepe ongeformuleerde verlangen tot stil bij jezelf zijn.

Vraag: Je zegt vaak dat za-zen iets is voor mensen die niet meer iets willen bereiken. Maar ikzelf en de anderen willen wel degelijk iets bereiken!
Antwoord: Natuurlijk: maar je weet wel, dat wat je tot nu toe hebt geprobeerd op niets uitliep. Maar ook nu heb je, al is het maar heimelijk, iets op de achtergrond: laat dat maar rustig zo, je merkt zelf al doende wel dat het om iets volstrekt onvoorstelbaars gaat.
In het simpele doen gebeurt iets, daaruit wordt duidelijk hoe je verder gaat doen, enzovoort. Je kunt niets overslaan. De fase van ‘willen bereiken’ hoort erbij, omdat je nu eenmaal vanuit je vervormde en verwarde ‘ik’ begint.
Ook de grootste leraar kan je geen fase besparen; zo is het leven en de weg, en de leraar is daarvan diep doordrongen. In liefde sterven is alleen mogelijk in die steeds groeiende waakzaamheid die de kunstmatige scheidslijnen tussen leven en sterven heeft uitgewist.

Vraag: Er is dus een tijd dat je jezelf dwingt te zitten, zonder dat je nog iets merkt.
Antwoord: Zeker, dat is zo. Maar je hebt nu een leraar, die je duidelijk heeft gemaakt, dat je alleen al doende tot ‘verbonden’ ervaring kunt komen; dat het opvoeren van de liefdevolle waakzaamheid je enige mogelijkheid is.
Dat maakt die zogenaamde dwang tot een geduldig uitzien naar, al oefenend; een overgang dus van alleen maar willen naar oplettend ervaren, en in dat oplettend ervaren is eindelijk de voorstelling verdwenen. Wat een zegen!

Vraag: Hoe vind ik de juiste leraar?
Antwoord: Je hebt geen lakmoespapiertje dat je daarbij helpen kan. Begin met een leraar die zich voordoet of over wie je iets gehoord of gelezen hebt dat je in je huidige fase aanspreekt. Al oefenend met hem merk je wel wat er gebeurt; zo leer je steeds verder, dat is geen verloren tijd. Het zoeken naar de juiste leraar is dat wel. Je weet toch dat de oefening zelf je verder helpt, waar en wanneer je ook begonnen bent?

Vraag: Is er dan geen enkele voorbestemming in het vinden van de leraar?
Antwoord: Als die er al is, is die vooraf niet duidelijk, daarvoor ben je nog te afgescheiden. Uit de geschiedenis zijn enkele gevallen bekend van leerlingen die zich bekenden tot een speciale leraar, maar dat zijn hoge uitzonderingen bij wat ik de religieus begaafden noem. Zij stonden ongeweten al in de oefening en gingen nu bewuster verder.
Anderen, ook heel groten, wezen alles af en oefenden in volstrekte eenzaamheid. Dat was hun weg.

Vraag: Als echt oefenen vrijwillig en liefdevol is, hoe kom je daar dan toe, in je gewone doen?
Antwoord: Door te oefenen, met alles wat erbij hoort – het opmerken van de dwang in jezelf, het lachend loslaten ervan, het opmerken hoe je probeert een volgende voorstelling te verwerkelijken, het opnieuw loslaten, de onverwachte ervaring dat tussen twee gedachten in een absolute stilte is die, als je haar opmerkt, steeds grotere stilte verwekt; het duidelijke besef dat dit je overkomt – stop – dat je alleen kunt werken aan het scheppen van de situatie, waarin dit misschien weer kan gebeuren. Door díe nederige ervaring word je vanzelf geduldig en aandachtig, zonder enige haast of streven.

Je ‘bent’ van het geheel – toch ben je er lang geleden uit geraakt. De wolken drijven onbekommerd voorbij – langzaam, langzaam met ze mee, ben je onmiddellijk weer ‘een’.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken