Tao-zen, de weg van niet-dwang
14. Heel dichtbij

<< Inhoudsopgave

Als je vaak genoeg gemerkt hebt dat het anders is dan je verteld werd en je door je ouders is voorgehouden, anders dan je leraren je hebben duidelijk gemaakt en het in de boeken geschreven staat, dat eenzaamheid en verdriet, dat onbegrepen zijn en door anderen terzijde geschoven worden meer voorkomt dan geaccepteerd worden zoals je bent – als dat alles op een moment bij elkaar komt en je overweldigt begin je je af te vragen of dit wat je nu duidelijk is geworden iets te maken heeft met wat er in de grote wereld, die je via de media bereikt, plaatsvindt.
Ook daar nemen wantrouwen, agressie en onderdrukking, uitbuiting en armoede, honger en haat, een groter deel in van het totale gebeuren dan in vrede en met wederzijds respect voor elkaar leven, waarbij men het samen volbrengen van de gemeenschappelijke taak belangrijker vindt dan het afgescheiden zoeken van het eigen heil.
Als je dan weer terugkijkt naar jezelf, merk je dat in het klein, maar even destructief, diezelfde neiging aanwezig is om je eigen leven voor te laten gaan bij dat van anderen.
Misschien herinner je je dan, want dat is een oud gegeven, dat aan de wortel van de hele schepping de oerimpuls van zelfhandhaving en voortplanting ligt; twee enorme krachten die ook in jou werken. Zelfhandhaving die je eigen leven en belangen, voorliefdes en meningen, doet voorgaan bij die van anderen – en de impuls tot voortplanting die het liefdesspel oproept en in het verlengde daarvan het fundament vormt voor het volledig samenleven met een ander.
Als je dan overziet wat de mensheid al die eeuwen door geprobeerd heeft, blijkt dat we niet verder zijn gekomen dan een poging deze twee krachten te kanaliseren tot een leefbaar geheel via wetten, afspraken en verdragen – we weten ook dat het ons op die manier niet gelukt is. Oorlogsdreiging en
-inspanning, geweld en agressie, uitbuiting, armoede en honger teisteren de wereld in veelvoud. De vraag blijft onbeantwoord wat we daar werkelijk aan kunnen doen én wat ons aandeel is in dat totale gebeuren, of hoe die krachten in ons werken.
Je gaat dan merken dat veel dat je zomaar deed, spontaan en zonder nadenken, gestuurd werd door die krachten van zelfhandhaving en voortplanting. Het wordt je duidelijk dat in die zelfhandhaving vanzelf de verdediging, het willen bewaren en doorzetten van wat je ‘ik’ noemt, centraal staan. Die onopgemerkte neiging laat de ander, met zijn heel eigen wereld, geen plek. De ander is een ander, een vreemde, die wel tot een vriend kan worden, maar slechts tot een bepaald punt. En ook in de liefdesrelatie, in gang gezet door de oerimpuls tot voortplanting, herneemt de afscheidingskracht, vaak als een dief in de nacht, haar recht. Juist daar, waar in eerste aanzet een pure en zelfvergeten beleving alles doordringt en verandert, herneemt het proces van in bezit nemen heel geleidelijk en onbewust zijn loop, en schermt af wat open was en verdeelt wat heel was.
Om het begin van de hier aangeduide processen te leren kennen zul je heel direct op je wijze van ervaren moeten ingaan.
Als je probeert je wijze van ervaren beter, bewuster te leren kennen, kom je vanzelf in een diepere laag van je bewustzijn waardoor het je duidelijk wordt dat de zucht naar kennis, invloed en bezit en je pogen mensen aan je te binden, alle voortkomen uit die twee enorme krachten die tot nu toe, omdat ze onbewust waren, ongehinderd konden werken. Je zult merken dat het ervaren uit meer componenten bestaat, die je slechts na lang en zorgvuldig ermee bezig zijn, op een stille en ontspannen manier iets meer leert onderscheiden.

Het zintuiglijke traject van een ervaring van buiten af is nog een vrij duidelijk zaak, maar de ervaringswerkelijkheid van de bewustzijnsbeelden, gekleurd door associaties en gevoelens, is nog steeds een mysterie, waarvan wij alleen de gevolgen kennen in onze wijze van doen en waarderen. Je merkt dan dat het bewust maken van het ontstaan van een ervaring een kunst is die je niet bezit.
Je zou kunnen zeggen dat de moeilijkheid is, zo geconcentreerd aandachtig te zijn dat je het signaal van buiten kunt onderscheiden van jouw interpretatie ervan in een bewustzijnsbeeld – je bewustzijnsbeeld dat gekleurd is door de associatieve ervaringen uit het verleden.
Nog nauwkeuriger: is je ervaring hoofdzakelijk interpretatie met alleen het signaal als aanleiding of is het voornamelijk het actuele signaal en een weinig interpretatie?
Je zult je moeten bekwamen in het aandachtig waarnemen van hetgeen gebeurt als je ervaart, zonder door de emotionele lading van de ervaring zo meegenomen te worden, dat je buitenspel komt te staan.

Omdat de snelheid van vermenging van signaal en interpretatie zo groot is, dat je er zelden of nooit bij kunt, kun je door echte belangstelling voor dit alles je wel herinneren hoe het toeging op momenten dat er geen of weinig signalen binnenkwamen.
Je merkt dan dat de geest in die stille momenten onrustig is en op zoek naar ervaring – wat gelijk staat met verder en verhevigd bewegen.
Anders gezegd: je zult rustig en ongehaast, niet afgeleid door de onrustige grijperigheid van je geest, op dit hele innerlijke gebeuren moeten ingaan.
Zelfs dit onderzoek, dat nog maar een eerste stap is, gaat uit van een verworvenheid die je niet bezit.
De vraag is nu of je door oefenen leeg, stil en argeloos kunt worden of niet! Hiermee ben je bij de basis van meditatie aangeland – zonder omwegen en alleen door oplettend op het proces in jezelf in te gaan.
Als je probeert die stille argeloze toestand van de geest te bereiken op een van de aanbevolen manieren, merk je al gauw dat de bedoeling die toestand te bereiken je nu juist verhindert ertoe te komen. Je merkt, dat je in stille afzondering juist een macht van gedachten en voorstellingen oproept, die je ongewild maar zeer doeltreffend bezighouden en je kunt alleen maar hopen door jarenlang te zitten eens uit die wervelende kolk van voorstellingen te komen – soms door aanbevolen of zelfopgelegde dwang of door fysieke uitputting, die je er tijdelijk buiten plaatst.

Maar inzicht in de werking van je geest geeft een andere weg aan.

Je weet door oplettend waarnemen dat je òf ervaart of denkt. Beide tegelijk is onmogelijk. Ze sluiten elkaar uit. Als je denkt, ervaar je niet meer en als je ervaart is er geen plek voor gedachten of voorstellingen. In die stille afzondering, waarbij je de indrukken van buiten tot een minimum gereduceerd hebt, moet je iets hebben dat je voortdurend laat ervaren. Van oudsher zijn hiervoor verschillende technieken ontwikkeld die naar hun aard en werking kunnen worden samengevat als ten eerste het ononderbroken ervaren van adem en houding en de wisselwerking daartussen, het za-zen, soms nog aangevuld met een mentaal aandachtspunt, de koan.
Dan is er de meditatie in beweging, tai chi en verwante bewegingsoefeningen, die met de beweging als aandachtspunt en de durende ervaring in die beweging als helper voor een gedachten- en voorstellingsvrij gebeuren zorgen.
Daarnaast is nu die zeer oude, weer ontdekte werkwijze binnen bereik gekomen, namelijk het bewust maken van de energiecirculatie met zijn vertakking naar adem, houding en beweging, zoals in de taoïstische oefeningen die tussen de zeven- en achtduizend jaar oud moeten zijn, maar die voor het menselijk organisme en bewustzijn nog steeds gelden.
Wat hier opgesomd wordt zijn de hoofdwerkingen, die ongetwijfeld met accentverschuivingen in weer andere meditatietechnieken zijn terug te vinden. Ik denk ook aan de dansoefeningen, bijna ballet, van Gurdjieff, die teruggaan op de derwishdansen van de soefi’s en gesteund worden door een onvoorwaardelijk gezag van de leraar of leider, of naar de verschillende yoga’s, die eenzelfde autoriteit van de leraar veronderstellen, en ook de mantra- en mandala-meditatie.
Misschien dat we in onze tijd een combinatie kunnen vinden waarin alle elementen zijn opgenomen en waarin het inzicht in de werking van de menselijke geest als motor fungeert, die het mogelijk maakt zonder dwang te oefenen! Als je iets echt inziet, behoef je jezelf niet te dwingen. Dwang komt voort uit het willen bereiken in de toekomst, niet uit actueel inzicht dat tijdens het doen actueel blijft.

Terug naar het vinden van een meditatiewijze waarin het ervaren centraal staat en de constatering dat er òf ervaren wordt òf voorstellingen en gedachten zijn. In zo’n meditatiewijze moet het ervaringselement groot genoeg zijn om ons buiten gedachten en voorstellingen te houden. Naast het kunnen wegraken in de adem, dat een lange training vereist, blijkt het bewust maken van de energiecirculatie en daardoor het blijvend ervaren van de energiestroom een natuurlijk middel te zijn dat ons vanzelf onttrekt aan de wervelingen van gedachten en voorstellingen.
Dit ‘in de energiestroom staan’ wijzigt, in het begin tot je verwondering, ook je verhouding tot de grote driften van zelfhandhaving en voortplanting. Het steeds weer jezelf ervaren in de kracht van het ‘er zijn’ maakt het je mogelijk de krachten van zelfhandhaving en voortplanting in hun meest elementaire werking in jezelf op te merken, zonder dat je er automatisch aan ondergeschikt bent.
Door deze gecombineerde energie-, adem-, houding- of bewegingsoefeningen word je in staat gesteld een hoger zelfbewustzijn bij je onderzoek in werking te stellen, zonder dat je jezelf op enig moment dwingt.
Dat niet dwingen is van het hoogste belang, want in vrijwel alle meditatietechnieken komt er dat moment van zelfdwang waar door het levende doen uit echte belangstelling wordt vervangen door het doen uit plicht – en omdat je uit de stroom van het levende bent gevallen is het een bittere en grandioze verspilling van kostbare levensenergie.
Mij valt in dit verband een gezegde van Daisetz Teitaro Suzuki te binnen, die zegt: Zen is met plezier doen wat je te doen hebt.

We zijn nu rustig onderzoekend heel dichtbij onszelf gekomen en zien dat wat in vele religies op mentale of emotionele wijze wordt gepredikt, teruggaat op de bovengenoemde werkingen in de enkele mens.
Dit onderzoek, op gang gehouden door een zich steeds vernieuwend inzicht, kan per definitie nooit verharden tot een formule voor eens en altijd. Het is een voorzichtig en waakzaam zich aanpassend verdergaan – steeds heel dichtbij en daarom in blijvende voeling met het grote gebeuren om ons en in ons.
Een blijvende, onomkeerbare revolutie in de wereld – in onszelf.

Vraag: Je zegt dat je om de basisdriften te leren kennen, eerst je wijze van ervaren moet kennen. Hoe heb je dat ontdekt?
Antwoord: Het is duidelijk dat je oordeel, waardering, handeling en leefwijze gebaseerd zijn op de ervaringen die je hebt opgedaan, waarbij kennis een systematische en geordende interpretatiewijze van die ervaringen is.
Als dat duidelijk is, vraag je je af wat voorafgaat aan je levensinstelling: als je in het ervaren iets ontgaat, werkt dat noodzakelijk door in je hele leven – het is dus van levensbelang wakker en zorgvuldig te zijn in dat ervaren. Je kunt ook merken dat er een bepaalde onrust in je geest is, die je verhindert zorgvuldig op de signalen van buiten of van binnen in te gaan. Die flakkerende en niet ontvankelijke wijze van luisteren, kijken en voelen, die je bij aandachtiger waarnemen opmerkt, zet je er vanzelf toe aan naar een situatie te zoeken waarin dat minder optreedt. De roerloze aandacht op je kussen is zo’n situatie. Dan kun je het onrustige bewegen van je geest intiemer leren kennen. In die situatie merk je ook dat je het onrustige bewegen niet stil kunt krijgen – dat dwang alleen maar een moment van gespannen niet-bewegen oplevert. Als je dat hebt vastgesteld zoek je naar momenten waarin er wel een rustige, ongestoorde aandacht is; en je merkt dat tijdens ervaren waarbij er geen behoefte is er nadien over te denken, de aandacht rustig en ononderbroken is.
Die natuurlijke, rustige toestand wordt dan je maatstaf. Daaraan weet je voortaan of je wel of niet aandachtig bent.
Je ziet, dat alleen jezelf bewust worden hoe je geest werkt voldoende is om je op het spoor te brengen van de meest ingewikkelde werkingen en ook van hetgeen daar allemaal uit volgt. Je hebt hierbij nog geen enkele werkwijze van buiten geraadpleegd! Je voortgang in bewustworden zal worden bepaald door een steeds verder reikend inzicht in wat er allemaal in je geest plaatsheeft.

Vraag: Zoals je het ons vertelt, lijkt het een vanzelfsprekend, zich snel voltrekkend proces van waarneming en verwerking. Is dat zo?
Antwoord: Het zou zo kunnen zijn, als wij niet zo gehinderd werden door die onrustige, gretige en haastige beweging van ons bewustzijn, die maakt dat ieder onderzoek telkens weer onderbroken wordt. Daarom zijn van oudsher ook steeds oefeningen aan de lichaamskant te hulp geroepen, om dáár, iets meer verwijderd van de onrust van de geest, te oefenen. Omdat lichaam en geest één geheel zijn, zal een tot rust gekomen lichaam vanzelf een rustige en ontvankelijke geest oproepen.
Als je echt inziet dat je één geheel bent, zul je nooit proberen een onderdeel afzonderlijk te ontwikkelen, zonder te letten op wat er verder gebeurt!
Je werkt, van welke kant je ook begint, altijd aan het geheel, aan je eigen geheel en daarmee aan het geheel van de wereld, aan de wortel van wantrouwen, zelfhandhaving en daaruit voortkomende destructie.

Vraag: Sommige leraren zeggen: ga maar zitten en je zult het ontdekken. Ben je het daarmee eens?
Antwoord: Ja, het is hetzelfde advies, waarbij ik bovendien tracht de werkwijze duidelijk te maken, zodat je met inzicht zult zitten – waardoor je minder gauw tot oefenen uit plicht komt!
Wanneer je – door wat ik duidelijk maakte en door je eigen waarneming – oefent, zul je steeds het verband tussen jouw oefening en de wereldsituatie ervaren. Dat geeft een urgentie, die anders kunstmatig door dwang of gehoorzaamheid moet worden opgebracht.

Vraag: De door jou aanbevolen meditatiewijze is losgekoppeld van het alleen maar zitten van het soto-zen. Is daar geen tegenspraak in?
Antwoord: Nee, ik maak duidelijk dat meditatie je hele leven aangaat. In de kloosters die opzettelijk, maar daarom wel kunstmatig, buiten het gewone leven gesteld zijn, is het meditatief leven veilig gesteld. Hoe je zult zijn als je dan weer in het gewone, onrustige en verwarde leven terecht komt, is een groot probleem.

Vraag: Vraag je niet teveel van ons, als je ons midden in dat veeleisende en onrustige leven laat oefenen?
Antwoord: Ik laat jullie oefenen in een situatie die je in staat stelt de beweging van de geest zoals die normaal is, te leren kennen. Dat is een levensechte situatie, die de urgentie en de werkelijke obstakels duidelijk doet zijn.
Je oefent door steeds nieuwe ontdekkingen, die je wakker en alert houden.

Vraag: Wat is de plaats van de energiecirculatie-oefeningen in het traditionele za-zen?
Antwoord: Door die oefeningen leer je gemakkelijker een toestand van zelfgevestigd zijn kennen. Het komen en gaan van gedachten, het opkomen van begeerte en je oordeel daarover, en al die andere werkingen kunnen vanuit een kalme, ongestoorde situatie toegelaten worden.
Daar komt bij, dat ik van mening ben dat eens in China soortgelijke oefeningen tot de zentraining hebben behoord.

Vraag: Wat is ‘stil kunnen zijn’, waarover zo vaak gesproken wordt in dit verband?
Antwoord: Stil zijn is zo open en volledig ervarend zijn, zonder associatieve gedachten – dat niets anders je beweegt dan het bij het momentele gebeuren aanwezig zijn. Je bent er, je neemt deel, zonder voorkeur voor of afkeuring van wat er gebeurt.
De stroom van het leven gaat ongehinderd voort, zelfs versterkt door jouw aandachtige deelname.


Geloof niet wat je gezegd wordt – ‘dat’ in je hart spreekt als al het andere stil is; niet voordien.

Lees ‘Tao-zen, de weg van niet-dwang’ online via de navigatie hierboven.
Je kunt het boek ook uitprinten of als e-Book lezen.
< terug naar Online bladerboeken