De breuk | Deel I: Het voormalig Nederlands-Indië
Simoena en Naroema

Soekina mag me van grootmoeder eigenlijk niet de geschiedenis van Simoena en Naroema vertellen, maar op een avond doet ze het toch, omdat het nu eenmaal bij het Verhaal hoort. Ik moet weten dat op een apart blad, dat werd weggeborgen in een smalle koker, verzegeld door Krishna zelf, het ontstaan van het verhaal beschreven werd. Deze koker kon alleen geopend worden door hen die er van wisten, vóórdat ze het gelezen hadden. Ze waren er aan toe, zoals haar moeder, die stierf door een slangenbeet. Toch voedde ze haar dochter de eerste jaren na haar dood op, door in dromen aan haar te verschijnen. Ze drong er bij Soekina op aan dat ze een rustig en oplettend leven zou leiden, niet door hartstochten vertroebeld, opdat ze de voor haar bestemde heer zou herkennen. Ze zou hem moeten verzorgen, zoals Simoeni de eenzame Naroema in het geheim had verzorgd.

Naroema was zo diep in het onnoembare verzonken dat hij vergat voor zichzelf te zorgen. Op een nacht, Simoeni was al volwassen maar nog niet aan een man geschonken, was er een vuurbal vlak boven haar komen dansen, die haar mee trok naar het oerwoud, waar de hut van Naroema stond. Hij zat ervoor, heel mager en zwak, met gesloten ogen in de lotushouding, zacht wiegend, soms inzakkend, dan weer opverend. Ze begreep dat hij voedsel moest hebben, maar om terug te gaan zou te veel tijd kosten en bovendien zouden er vragen worden gesteld. Daarom bood ze hem voorzichtig haar borst, die vol met voedzame melk bleek. Ze hield z’n hoofd vast en kuste het af en toe voorzichtig, totdat hij z’n ogen opende en haar zag. Van toen af bleef ze hem verzorgen, zonder dat ze een woord spraken, omdat alles al voorzegd was. Ook dat ze samen zouden komen en Simoeni bevrucht zou worden. Simoeni kreeg een kind, dat naar de dorpelingen geloofden, door de goden was verwekt. Zij verwonderden zich niet toen hij als jongeling tegen de schemering, in de kring met het dorpshoofd, aan de eerste vertellingen van het grote Verhaal begon. Hij deed dat zo levendig, dat de dorpelingen het duidelijk voor zich zagen, zo duidelijk dat ze het later weer verder konden vertellen. Door geboeid te luisteren, vergaten ze de tijd en werden ouder zonder het te beseffen. Tot de avond dat de verteller, die nu al een oude man was geworden, plotseling ophield, z’n ogen sloot en zich uitstrekte op de grond.
Zij die het gehoord hadden, werden de eerste schimmenspelers, die al vertellend en spelend het grote Verhaal verbeeldden, waardoor zij die het zagen hun eigen leven beter konden begrijpen.
Slmoeni vond Naroema op een nacht vredig ontspannen uitgestrekt in de hut, met z’n voeten naar de opening toe. Zoals voorbeschikt bedekte ze zijn dode lichaam met de sarong van de inkeer, opdat hij kon vergaan zonder resten achter te laten.
In enkele maanden verzwakte Simoeni zonder er zich tegen te verzetten. Ze stierf alleen, zoals zij het wilde, halfzittend met haar handen in de sembah.

Soekina laat de volle betekenis tot me doordringen. Zij zal, net als Simoeni, in het geheim voor haar heer moeten zorgen, ook al zal haar heer uiteindelijk zonder haar de grote Onsterfelijke zoeken. Ze trekt m’n arm om zich heen, zodat ze haar hoofd tegen me aan kan vlijen.
‘Ook als u eens alleen verder zult gaan, heer, nadat ik u op de volgende reis in het ochtendlicht verschenen ben en wij onze zoon hebben zien opgroeien zoals het ziende oog ons toonde, ook dan zult u in mijn hart verder leven. Mijn lichaam zal dan wegkwijnen zoals dat van Simoeni, al weet ik niet of ik geen verdriet zal hebben.’

Vele weken later ben ik weer bij Nora en luister met mijn hoofd op haar buik. Dan kijk ik op en zie bij het raam in de flauwe grijze ochtendschemer het gezicht van de gouvernante, die mij onafgebroken, maar zonder glimlach, aankijkt. En ver weg, al zie ik hem niet, staat de grote jager met het geweer in de sling over z’n schouder in de verte te turen, ontspannen en aandachtig, als luistert hij naar iets dat nog komen moet. Als ik weer terug kijk is de gouvernante dichterbij gekomen en kan ik verstaan wat ze zegt. ‘Eens zal Soekina haar voornemen, dat haar in jullie samenzijn duidelijk werd, volbracht hebben, zó dat zowel jij als zijzelf aan een nieuwe verbintenis kunnen toekomen, waarin het lot een andere rol speelt dan tot nu toe. Anders ook dan in de eerste nacht waarin ze een onrijpe jongeling zijn eigen bestemming liet vinden en jij de aansluiting terugvond met het leven van vóór Holland. In jullie latere samenzijn is buiten jullie toedoen een diepere verbintenis gegroeid, die vraagt om beëindiging van de oude. Hoe dat zal gaan weten we niet, maar als zij afscheid neemt, vrijwillig of gedwongen door omstandigheden, laat haar dan gaan, opdat jullie niet in het oude blijven hangen. Al het verdere zul je vanzelf tegenkomen. Jullie verbintenis is het meest kostbare in je leven, maar onthoud goed dat je Soekina moet laten gaan.’

Het vervult me met een onuitsprekelijk verdriet. De gouvernante is vervluchtigd, en met haar verdwijnt ook de grote jager aan de einder, die nog even achterom kijkt en naar me knikt voor hij verder gaat. Naast Nora vind ik mezelf terug. Bezorgd over me heen gebogen streelt ze mijn gezicht.
‘Zag je iets verschrikkelijks?’
‘Nee, maar het is wel heel belangrijk.’
‘Kun je zeggen wat het is?’
Ik schrik. Ze vraagt iets waardoor ik me bloot zal moeten geven, terwijl ze alleen maar bezorgd is.
‘Nee, maar wel dat het kind heel belangrijk is en dat ik jou niet mag vergeten, al ben je ver van me weg.’
Ik voel het ook zo, maar veel meer ben ik geschokt door het achterliggende. Gelukkig heb ik gezegd wat ze verlangde te horen. Dat het kind ons verbindt, nu al. De volgende dag vertrek ik weer. Ze is opgewekt en maakt grapjes over het vrijgezellen bestaan. Mijn vader brengt me weg. In de deleman en later in de wachtkamer van het station vertel ik hem over mijn droom. Wat hij vooral in het Verhaal hoort, is dat het onzienlijke voor mij werkelijker is dan wat ogen kunnen zien. Hij legt zijn grote, vertrouwenwekkende hand op mijn arm.
‘Je weet wel, dat ik…’
‘Ja, pap, je hebt me altijd vertrouwen gegeven, zoals met de koningstijger in het ravijn, terwijl jij alleen maar een revolver had, wat ik pas later besefte. Toch voelde het alsof ons niets kon gebeuren.’
Mijn vader strijkt peinzend over zijn hoofd. In de wachtkamer is de vertrouwelijke sfeer weer terug. Het maakt het gemakkelijk mijn vader te vragen om Nora zoveel mogelijk bij te staan nu ze een kind verwacht. ‘Dat zal ik,’ zegt hij, ‘voor mij is het gemakkelijker dan voor je moeder, die Nora eigenlijk niet mag, maar dit niet laat blijken. Ze houdt heel veel binnen, zoals ze ook niet klaagt over de blijvende pijn. Ze zal waarschijnlijk niet meer genezen.’
Ik zie een oud verdriet bij hem opkomen. Dat is er eigenlijk altijd, maar hij toont dat meestal niet.

Hoewel ik Soekina alles vertel, behalve over het kind, kunnen we pas echt stil staan bij mijn bezoek aan mijn ouders en Nora, wanneer we weer in de schemer op de achtergalerij zitten.
‘Ik weet dat uw werk hier goed gaat, heer, en dat uw ouders trots op u zijn, maar ik zal pas echt bij u horen als u een zoon in mijn schoot verwekt hebt. Maar…
Ze pakt m’n hand.
‘… u verzwijgt iets duisters voor mij’
Ik zwijg even voordat ik antwoord: ‘Toen ik luisterde naar het kind in de buik van de vrouw van over het water, kreeg ik een voorzegging te horen die mij maande oplettend te zijn. Ik moet als de omstandigheden ons tot een scheiding dwingen, me daar niet tegen verzetten opdat jij me onbezwaard kunt verschijnen in het licht van de ochtend. Je weet de voorzegging nog wel die grootmoeder duidde. Hoewel je nog lang bij me zult zijn, voelt het droevig dat we het Verhaal niet in dit leven kunnen afmaken, maar moeten wachten op een nieuwe vertelling, eens… ’
‘Ja heer, dat is het, maar nu ik weet wat uw blik verduistert, voelt het lichter voor mij, vooral omdat we nog lang…’
Er klinkt een schelle kreet als van een gewond dier. Daarna is de stilte dieper dan ooit. We drukken ons tegen elkaar aan en voelen hoe nietig ons leven is in het grote bestel. Alleen onze liefde kan beschermen wat bedreigd lijkt. Soekina zucht diep en nestelt zich als een kind in mijn armen.
‘Als ik zo dicht bij u ben, heer, lijkt alles wat komen moet, goed. Maar als…’
Ik breng haar tot zwijgen door haar lang en innig te kussen.
‘Nu is alles er Soekina. Meer is niet nodig.’
‘Ja, heer.’

Lees ‘De breuk’ online via de navigatie hierboven.

 

< terug naar Online bladerboeken