De breuk | Deel II: De pacific-oorlog
Aan de spoorweg

Hanna Mobach, Aan de spoorweg, 1997
Houtskool op papier, 21x16cm

Enkele maanden later – ik ben definitief van mijn dysenterie genezen – moet ik, samen met de andere verplegers, mee gaan werken aan een stuk spoorbaan. Op een ochtend wordt me een oudere man als werkmaat toegewezen. Zijn slappe buikvel hangt, na langer dan een jaar hongeren, als een schort neer.
We dragen al meer dan een half uur samen een spoorbiels. De zon staat hoog aan de hemel en bijt op mijn ontvelde vrije schouder. De andere schrijnt onder de spoorbiels. Ik durf niet om te kijken. Ik voel dat de oudere man het niet lang meer zal kunnen volhouden. Ik ga iets langzamer lopen. Verderop hoor ik af en toe het rotan van de Japanse soldaat zwiepen, gevolgd door een kreet van pijn. Dan wordt het stil en sluit de trillende hitte zich weer om mij en de steunende man. We lopen achteraan in de rij, die nu een bocht maakt tussen de sawah’s. Ik blijf stilstaan en til de spoorbiels voorzichtig van mijn schouder.
Bij het laten zakken zeg ik: ‘Blijf maar staan, ik help je.’
De rijst staat al hoog, als we gaan zitten zijn we onzichtbaar.
De man kan het niet geloven.
‘Als de Jap ons vindt…’ Zijn stem trilt, tussen het hijgen door.
‘Dat zien we wel. Ga maar tegen me aan zitten. Uitrusten en niet praten.’
Door een opening tussen de sawah’s kan ik het dorp zien. Er scharrelen een paar kippen rond. Aan de rand zijn bij een bamboehutje twee vrouwen bezig rijst te stampen in een blok. Ik kan zelfs het ritmische bewegen van de slanke houten stampers horen. Het zijn een jonge en een oudere vrouw, ik zie het aan hun ruggen. De zoete geur van de verse korrels waar de schilletjes afspringen, vervult me. Straks zullen ze op de grote platte tampa’s* de gestampte rijst omhoog zwiepen, zodat de wind het kaf kan meenemen, naar vlakbij. Voor de kippen. Daar in de schaduw gaat het gewone leven ongestoord verder. Wij zitten gevangen in de loodzware hitte. De man ademt al weer wat rustiger. Ver weg trekt een wolk voorbij de top van de blauwe berg. Na een poos voel ik dat de man meer kracht heeft. Ik stel voor om over galangan’s* een stuk af te snijden en zo weer bij de rij aan te kunnen sluiten. De man knikt en zegt verwonderd: ‘Ik zag mijn vrouw het eten opscheppen. Het was ècht eten.’
We gaan voorzichtig weer op weg en een half uur later sluiten we ons weer aan. Even later komt de Japanse soldaat bij ons langs. Hij tikt met zijn rotan op de rug van de man, maar slaat niet. Teruggereden in een volgepakte vrachtwagen zie ik de twee rijststampende vrouwen weer voor me. Het leven gaat gewoon door. 

Lees ‘De breuk’ online via de navigatie hierboven.
< terug naar Online bladerboeken