De droom van een dwaze monnik
4. Naar het Noorden

Caroline had het de nacht voor Li vertrok goed te kwaad, maar ze liet het zo min mogelijk merken. Vroeg in de ochtend ‘zaten’ ze nog samen.
Na afloop vertelde Li haar wat hij gedroomd had. Hoewel het maar een droom was, betekende het volgens hem dat ze elkaar zouden terugzien.
– Ik zou het heel fijn vinden je weer te zien, Caroline.
Ze knikte en beet op haar lip.
– Ik ook, maar als je zo ver weg gaat, naar het Noorden waar ze vechten, hoe moet ik dan van je weten?
– Ik zorg dat je vader weet waar ik ben en kom met de trein terug …
Ze moest door haar tranen heen lachen. Li zag altijd kans er anders tegenaan te kijken.

Na het ontbijt moest er afscheid genomen worden. Ze hadden afgesproken bij de hoofdpoort. In de deuropening keek hij nog eens naar zijn mooie, ruime kamer. Nu hoorde de werkplank, het hoekje van het zitten en zijn slaapbank nog bij hem. Straks – maar dat was gezeur.
Hij liep door de drie binnenplaatsen en kwam Caroline achterop die voor hem uitliep. Hij kon aan haar manier van lopen zien dat ze zelfs in dit huis, met zijn vele herinneringen, onafhankelijk en zeker van zichzelf bleef. Heel anders dan Mei Ling, die lang wachtte voor ze zich bloot gaf en je de tijd liet haar te ontdekken. Caroline zou flink verdriet hebben, maar het ook sneller vergeten zijn, dacht hij terwijl hij de laatste binnenplaats overstak.
Toen keek ze om. Haar ogen waren wijd open en donker.
Hij zou haar lang stil tegen zich aan willen houden, maar dat kon nu niet.
Ze liepen samen verder naar de hoofdpoort waar meneer Harding al stond, die nu op hen afkwam, boog en Li met een ernstig gezicht een bundel bankbiljetten overhandigde, ‘voor de lange reis’.
Li keek zo verbouwereerd dat ze er alle drie om moesten lachen.
– En natuurlijk voor de trein terug, als Caroline uit Amerika weer hier is.
Hij knipoogde naar Li.
Die keek naar Caroline en weer naar Harding. Li wilde al gaan bedanken, toen Harding naar hem toestapte, Caroline erbij trok en ze allebei omarmde.
– Nu moet je gaan Li, anders wordt het moeilijk voor ons.
Li keek Harding zwijgend aan, knikte even, draaide zich om en liep zonder om te kijken de hoofdstraat uit, op weg naar het Noorden.

Buiten de stad stak Li het geld, dat hij snel had weggestopt, beter weg in de zak die hij zelf genaaid had, met een lus voor zijn schouder.
Tegen de avond, in een eenvoudige herberg aan de rand van een kleine stad, telde hij het geld van Harding voor het slapen gaan. Het was meer dan hij ooit bij elkaar had gezien. Zeker genoeg om, na de treinreis terug, van over te houden voor zijn moeder en Mei Ling. Onderweg kon hij werken, de oogsttijd was al aangebroken.

De volgende ochtend heel vroeg op zijn meditatiekussen, bleef hij onrustig, tot hij de oude priester naast zich voelde.
Die keek met hem naar een nieuwgebouwd klooster dat vanuit de verte steeds dichterbij kwam.
Het stond in een grote, wilde tuin, in het zuidelijke gedeelte vol kleurige bloemen en bijen en vogels die nesten bouwden, om dan plotseling over te gaan in een stug en somber park, dat, streng geordend, met minachting naar het wilde gedoe van het zuiden keek.
De meditatiehal, die bij de overgang stond, lag voor het grootste gedeelte in het noorden en sloot ook niet aan bij het korte stuk van het zuiden. De bouwmeester had daar kennelijk geen raad mee geweten en had het er maar aangeplakt. De monniken zaten allemaal in het noordelijk gedeelte, afgekeerd van het onbezorgde zuiden.
De oude priester knikte naar Li en beduidde hem in dat lege zuidelijke gedeelte te gaan zitten. Dat leek Li ook het beste. Hij, Li, hoorde in het ongeordende, waarover nog niet gedacht was. En toen de ‘meester van het verbindende woord’ uit het zuiden, die toch in het noorden van de meditatiehal zat, hem vriendelijk toeknikte, was alles in orde.

Misschien kon hij helpen het ‘klooster van de overgang’ dichter bij z’n bestemming te brengen, zoals zijn tweede moeder hem op weg geholpen had …
Het leek Li heerlijk naar het klooster te gaan. Hij had geen haast en kon zich onderweg voorbereiden op z’n toekomstige taak.
Nu keek de oude priester hem lachend aan …
Li dacht dat dat niet alleen betekende dat hij op de goede weg was, maar dat Mei Ling, het zusje en zijn tweede moeder ook te weten zouden komen dat het hem goed ging.