De droom van een dwaze monnik
3. Naar de stad

De schipper liet Li voor niks meegaan naar de grote stad.
… de jongen hoorde daar zeker niet thuis, maar in de gegeven omstandigheden – het hele dorp wist ervan –  zou dat wel het beste zijn. De priester had het hem geraden en die kon in de toekomst kijken … dat zeiden ze tenminste en vaak kwam het nog uit ook, dat moest je een priester nageven.
Hij gaf een kleine ruk aan het roer priesters maakten dat je je roer vergat, omdat je aan een andere wereld dacht…
Midden in de stroom was hij weer de baas.

Li stond voor in de boeg, met de belofte aan de priester en het verdriet van zijn moeder en Mei Ling en het zusje in zich.
Alleen dat van de priester ging met hem mee. De drie anderen trokken hem terug, eerst heel sterk, maar na een paar uur al minder. Tot tenslotte het neuriën van de moeder overbleef, begeleid door het zachte bewegen van de haren van Mei Ling – die toch stilletjes naar de steiger was meegegaan om hem moed te geven.

Twee dagen later kwam hij aan tussen de andere boten, waar werd geladen en gelost, en soms ook gehandeld, met snelle gebaren en ongeduldige uitroepen, die weer gevolgd werden door een driftig geven en nemen dat zich overal in de rijen van en naar de boten voortzette.
Li was vaker naar de stad geweest, maar nu was het om er te blijven. Wat hij bij zich had van de moeder en een klein beetje van wat Mei Ling nog had weten te sparen, was maar voor enkele dagen voldoende.
Zelfs de schipper, die over drie dagen weer terug zou gaan, had hem geholpen door niets te vragen. Maar dat was nu voorbij.
Na de schipper nogmaals bedankt te hebben ging hij de stad in, op weg naar de markt, waar waarschijnlijk de meeste kansen zouden liggen.

Vorige keren had hij daar iets aan te bieden, nu alleen maar zichzelf en dat was niet veel. Dat van de priester zou misschien meewegen, maar daar was hij niet zeker van… Daar moest hij ook niet aan denken, dan ontglipte je een kans.
Werktuigelijk ging hij op zijn oude plek staan bij de blinde muur aan het eind van de markt, waar de brede weg naar het voorname gedeelte van de stad begon.
Met z’n rug tegen de lemen wand, die al een beetje warm was van de zon die af en toe tevoorschijn kwam, keek hij naar het drukke gedoe in de kramen, met zijn gedachten opnieuw bij het afscheid.
Zo half in zichzelf verloren, merkte hij de draagstoel met meneer Harding pas op toen deze hem voor de tweede keer riep bij hem te komen.

Meneer Harding, een invloedrijke zakenman, keek al een poos uit naar een geschikte bediende voor zijn twaalfjarige dochter Caroline. Hij dacht in de flinke, eenvoudige jongeman tegen de muur de juiste gevonden te hebben.
Dat hij net die ochtend de ongebruikelijke route over de markt genomen had en het gordijntje had opengeschoven toen hij voorbij de blinde muur kwam, was natuurlijk toevallig. Of het had te maken met zijn goede zakenneus, die hem een juiste relatie zou bezorgen. 
Waarschijnlijk zou deze jongeman zijn onafhankelijke dochter beter kunnen begeleiden dan zijn huidige Chinese vrouw – eerst zijn huishoudster – die hij enige jaren geleden getrouwd had nadat zijn Amerikaanse vrouw bij een cholera-epidemie was omgekomen.
Maar dat nam niet weg dat in het korte gesprek met Li dit alles een rol speelde.

Toen Li bij de draagstoel gebogen had, hoorde hij van meneer Harding dat hij zijn dochter Caroline een beetje wegwijs moest maken in het Chinese leven en dat hij daarvoor Engels diende te leren. Hij zou een eigen kamer en de kost in het grote huis krijgen, buiten een salaris dat verhoogd kon worden als hij goed beviel.
Harding had Li daarbij onderzoekend aangekeken en met voldoening geconstateerd dat deze met een verbaasde lach reageerde. Voor Li had het te maken met de oude priester, al wist hij niet op welke manier. Behalve misschien dat hij niet nieuwsgierig om zich heen had gekeken op het moment dat meneer Harding hem riep, of aan de toekomst had gedacht.

Ook de eerste kennismaking met Caroline, nadat hij al enige tijd was opgenomen in het grote huis van Harding, leek niet toevallig.
Het was nog vroeg in de ochtend, het huis was nog in rust. Li zat op zijn kussentje, ver weg van alles wat je weten kon. Een licht gerucht deed hem opkijken. Het was Caroline, nog in haar nachtpon, die stilletjes binnen was gekomen en nu op de bank aan de lange wand van zijn kamer was gaan zitten. Hij had haar verteld van ‘het zitten’, dat ze vreemd had gevonden. Ze wilde waarschijnlijk zien hoe het eruit zag.
Hij sloot z’n ogen weer en keerde terug naar z’n adem, die hem opnieuw meenam naar een ruimte die geen plaats innam en je toch helemaal omsloot.

Toen hij klaar was en opkeek, zag hij dat Caroline hem heel aandachtig opnam.
– Was je nu in je eigen kerk, Li? Zo zag mamma eruit, als ze wel eens met mij naar de missiekerk ging en we na het zingen stil bij elkaar zaten, voordat de priester ging praten.
– Nee, juffrouw Caroline. Als ik een tijd zo gezeten heb, opent zich een andere wereld voor me, die er tegelijk is met de wereld waar we altijd in zijn, maar die veel groter is en levender.
– Je moet me van nu af maar Caroline noemen als we onder elkaar zijn, Li, dat vind ik prettiger. Dan horen we meer bij elkaar, ook al ben jij een Chinees en ik een Amerikaanse.
Ze keek even naar de grond voor ze verder ging.
– Je zag er zo mooi uit, alsof alles goed was. Ook al zijn er gevechten in de noordelijke provincie, waarvan mijn vader me soms vertelt, en berovingen hier in de stad – al tweemaal waar wij bij waren en je beschermend voor me ging staan. Geldt dat dan niet als je zo zit?
– Jawel, maar het is niet het belangrijkste … het gaat voorbij. Terwijl dat andere blijft. Je bent er minder bang voor, al zou je er wel iets aan willen doen. Soms kan dat, maar vaak niet. Maar als je het andere kent, weet je hoe het komt dat mensen zo doen.
– Omdat ze alles willen hebben?
– Ja, en vergeten zijn dat je het moet verdienen … en dat je daarvoor soms heel lang moet werken.
– Zou je mij het zitten kunnen leren?
– Ik kan je voordoen hoe je moet zitten en je vertellen hoe je het beste kunt ademen, zodat je het vele om je heen gemakkelijker vergeet. Maar je moet het iedere dag doen, op een tijd dat je niet gestoord kunt worden. Dan zul je merken wat het doet.
Ze knikte heel nadenkend.
– En ik zal mijn vader zeggen dat ik het wil leren.
– Ik zal het je vader voorleggen aan het eind van de week, als ik hem verslag doe.
– Maar je moet erbij zeggen dat ik het echt wil.
Hij keek haar een poos zwijgend aan. De koppige trek op haar gezicht kende hij wel, maar de ernst was nieuw.
– Dan ga ik nu maar, anders wordt mijn Amma ongerust.
Met het kussentje nog in zijn hand draaide Li zich naar haar toe.
– Ik vind het heel fijn dat je het wilt.
Ze keek vanuit de deur om en lachte naar hem. Dan was ze veel zachter, bijna zoals Mei Ling…

Hij zuchtte. Dat was nu al weer bijna negen maanden geleden. Hij verlangde vaak naar haar. Maar als hij het ernstige gezicht van de oude priester weer zag, wist hij dat het zó goed was.
Hij had gelukkig al tweemaal bericht van haar gehad. Moeizame en onbeholpen schrifttekens, maar heel kostbaar, omdat hij haar hand en gezicht erbij zag.
In die negen maanden had hij al aardig wat Engels geleerd. En bij navraag bij andere jongelui van de school, had hij ook vechtlessen op de school in de binnenstad genomen. Hier moest je je kunnen verdedigen tegen straatvechters, die vooral buitenlanders op het oog hadden. Hij was wel handig en sterk, maar je moest ook weten waar je op verdacht moest zijn, anders kon hij Caroline niet verdedigen.
Harding had, toen hij ervan hoorde, onmiddellijk toegestemd de kosten van de vechtschool te dragen. Hij was eigenlijk heel trots op Li en overwoog zelfs, als Caroline over een paar maanden terugging naar Amerika voor twee jaar, Li met haar mee te laten gaan.

Het bericht van Li dat Caroline met hem wilde zitten en haar eigen aandringen erop, stuitte wel op enige bedenking bij Harding. Maar hij bedacht dat het aan de andere kant nogal vaag was en dat het nooit de duidelijke Christelijke boodschap zou kunnen vervangen. Straks, als ze volwassen was, zou ze in Amerika zijn en vanzelf terugkeren naar het vertrouwde geloof daar.
Voor Caroline was het vroege zitten op het voor haar gemaakte meditatiebankje in het begin een avontuur, en op den duur een prettige gewoonte die haar hele dag anders maakte. Harding merkte dat aan een veranderde belangstelling: ze vroeg hem vaker naar gewoonten in de Chinese samenleving en de schijnbare onverschilligheid van de mensen hier voor de harde omstandigheden van het leven.
Li had haar op een vraag daarover geantwoord dat heel hard werken voor het eerst nodige altijd zo geweest was, en dat je ook nog geluk moest hebben om verder te komen dan dat. Zelfs bij het zitten waren de kansen niet gelijk. En waarom sommige mensen gingen zitten en anderen niet, wist hij ook niet.
Harding was blij met het vertrouwen dat Caroline in hem had, ook al kon hij, vanuit zijn zakelijke invalshoek, haar levensvragen maar gedeeltelijk beantwoorden .
Toen hij zijn Chinese vrouw ernaar vroeg, vertelde ze hem ongeveer hetzelfde als Li. Ze zei hem daarom dat hij beter naar een bestuursambtenaar kon gaan.
Deze, een al wat oudere man, had na zijn vragen heel lang gezwegen en af en toe vriendelijk geknikt, terwijl hij zich beraadde wat hij deze zakenman het beste kon vertellen – want dat er zakelijke motieven achter schuil gingen was zeker…
Harding merkte ook daaraan dat het eigenlijke leven hier hem was ontgaan. Hij moest er maar op vertrouwen dat Caroline het met Li op haar manier wel zou leren kennen.
Dat gebeurde ook, al was het op een hardhandige manier.

Caroline en Li waren op weg naar de missieschool, toen er een jonge, armoedige Chinees naar hen toe kwam slenteren, op een manier die Li niet vertrouwde. En terecht. Vlakbij gekomen greep de man bliksemsnel naar het kleine tasje van Caroline, die het geschrokken naar zich toe trok. Li had inmiddels een uitval gedaan, die de straatrover enigszins uit het veld sloeg, maar nog niet deed beseffen dat hij met een vechter te doen had. Hij keerde zich dan ook naar Li en deed een tegenaanval – die echter zo kundig gepareerd werd, dat hijzelf voorover viel, opgevangen door Li’s knie in zijn maag. Krimpend van de pijn draaide hij zich om en koos het hazenpad.

Caroline, die alles geschrokken had gevolgd, huilde uit tegen Li’s schouder, zonder op de omstanders te letten voor wie dit heel ongewoon was.
Li had een arm om haar heengeslagen en sprak haar geruststellend toe. Hij maakte een grapje over zijn cursus straatvechten, zodat het maar een kleinigheid leek wat hun was overkomen.
Caroline bedacht dat het prettige aan Li was dat hij zichzelf niet zo belangrijk vond, en zeker niet zo belangrijk als de situatie of de ander met wie hij was. Ze hoefde ook niet lang bij hem uit te huilen, het was voorbij voor ze de volgende hoek om waren. Het had te maken met hun samen zitten, waarbij je soms samen was in iets veel groters. Bij Li was dat heel sterk. Dat maakte dat je van hem kon houden, zonder dat je van elkaar was.
Caroline, die deels in Amerika was opgegroeid, deels in China bij de Chinese vrouw, vond het heerlijk dat ze zo vrij met Li kon omgaan.
Bij de missieschool, waar ook Chinese meisjes van rijke vaders op zaten, gingen ze uit elkaar. Door Li had ze nu ook beter contact met die meisjes. Ze behoefde zich niets meer aan te trekken van hun bedekte kritiek op haar verhouding met Li, zeker niet na het voorval op straat.

Toen ze ervan vertelde aan haar vader, keek deze een beetje bezorgd en aan het eind van haar relaas vroeg hij of ze verliefd was op Li. Het stelde hem gerust dat ze hem verwonderd aankeek en zei dat hij haar grote broer was. Daar kon je toch niet verliefd op zijn…
Ze voelde ook boosheid opkomen, omdat zelfs haar vader zomaar dacht wat je wel in boeken las, maar wat niet was wat je voelde. Harding merkte z’n vergissing gelukkig snel en trok haar tegen zich aan.
– Het zal wel door jullie ‘zitten’ komen dat het zo anders voor je voelt, maar het zou heel gewoon zijn, na die mislukte overval op straat.
Ze keek hem een hele tijd ongelovig aan en lachte toen. Haar vader hoorde dus ook bij de mensen die maar aannamen dat het wel zo en zo zou zitten, zonder te voelen hoe het van binnen was. Ze hoopte maar dat Li met haar mee mocht naar Amerika…
Het liep anders.

Harding droomde dat zijn vroegere vrouw Margaret naast hem lag en dat hij verliefd op haar was, zoals heel in het begin vóór ze naar China gingen, en dat hij hartstochtelijk met haar vrijde, zoals hij nooit met de Chinese had gekund.
Terwijl ze daarna stil bij elkaar lagen en hij haar nog vertederd tegen zich aanhield, overlegden ze hoe het verder moest met Caroline. Ze vonden dat ze naar Amerika moest, om bij landgenoten haar gevoelens beter te leren kennen. Dat met Li zou er altijd zijn. Bovendien moest Li eerst naar het Noorden. Daar wees een oude, eerbiedwaardige priester naar, die ook vriendelijk glimlachte naar Caroline, alsof alles voorbeschikt was.

Hij behoefde er niet meer over te denken. Hij zou Caroline twee jaar naar Amerika sturen en haar dan terug laten komen. Li zou hij vragen om, als hij naar het Noorden ging, af en toe contact met hem te houden, zodat hij hem zou kunnen berichten als Caroline terug was.
Hij merkte niet dat hij nu iets aan de droom vastknoopte dat hij niet met Margaret had besproken.

Li droomde dat hij naar het Noorden zou gaan, naar een pas gebouwd klooster. De meester daar sprak over hem met de oude priester. Wat ze zeiden kon hij niet verstaan, maar omdat ze telkens naar hem keken moest het over hem gaan.
Toen hij droevig omkeek naar zijn moeder, Mei Ling en Caroline, knikte de oude priester hem vriendelijk toe en beduidde hem dat hij Caroline zou terugzien. En dat Mei Ling en z’n moeder op hem zouden wachten … maar dat waren alleen woorden geweest.

Zo gebeurde het dat Caroline voor twee jaar terug ging naar Amerika, Li naar het Noorden vertrok en Harding, na zijn dochter naar Amerika gebracht te hebben, weer terugkeerde naar zijn zaken in China.