De droom van een dwaze monnik
2. Het nabije kijkt toe

Soms, als hij met de buurvrouw op de bank zat die naar de rivier uitkeek, voelde hij zich niet alleen met haar verenigd, maar met alles wat zij zagen. Dan wist hij dat hij vanuit een andere werkelijkheid hier was.
Dat maakte hem heel oplettend – zoals de man van de buurvrouw al gauw merkte bij het werk op het land. Hij kon dan lang zitten kijken hoe een beweging was en vanuit welke houding het werktuig bediend werd, om het dan in één keer even behendig en in ritme te doen als de buurman, al had hij natuurlijk minder kracht.

Maar die manier van kijken en doen maakte ook dat hij voor zijn vriendjes een eenling bleef, zelfs bij die hij nog kende van vóór de overstroming. Hij moest zelfs aan zijn eigen naam wennen: Li Tan Tjong. Liefst zou hij als familielid van de buurvrouw háár naam dragen, maar zo was het nu eenmaal niet.
Twee van zijn vriendjes waren net als hij bijna dood geweest, die begrepen wel iets van zijn gedrag. Al bleven ze het vreemd vinden dat hij vaak midden in een gesprek stil kon vallen en in de verte kijken, alsof hij op iets wachtte dat nog komen moest.
Maar misschien kwam dat, dachten ze, door zijn omgang met de strenge priester van het kleine tempeltje, net buiten het dorp op een heuvel, die de mensen met zijn bel telkens weer herinnerde aan dat andere, dat niet van deze wereld was.

Li was op een avond zomaar naar het tempeltje gegaan en had verlegen gebogen voor de oude priester. Die had hem vriendelijk toegeknikt, terwijl hij een strenge vermaning had verwacht.
Zonder inleiding vertelde hij de priester van het laatste ogenblik en van de buurvrouw. Hij had stil naar hem geluisterd, met gesloten ogen en af en toe een instemmend lachje.

Vanaf dat moment had de jongen iemand die hem begreep en met hem meeleefde. Door zijn manier van luisteren kon Li zijn richting vinden, een richting die je vindt als je niet te haastig of te gulzig bent.

Hij vertelde de priester ook dat hij af en toe dicht bij de buurvrouw moest zijn om de nabijheid te voelen. De priester had gezegd dat dat goed was, maar dat hij op den duur de nabijheid zelf moest kunnen vinden.
Ze hadden lang gezwegen, waarna hij, even verlegen als de eerste keer, had gevraagd wat je moest doen om het te vinden. Daarop had de priester hem alleen voorgedaan hoe je moest zitten.
‘Je moest dan geduldig wachten,’ had de priester gezegd, ‘tot er iets gebeurde dat heel anders was dan wat je tot nu toe had gekend. Wat Li ‘de nabijheid’ noemde was van vóór je geboorte. Dat was er nu ook nog, maar door wat de mensen ervan vertelden en wat je er zelf van dacht, raakte het weg.
Als je ging zitten zoals de priester had voorgedaan en je niet liet storen door je gedachten en alles van vroeger, kwam je erin terug. Dat leerde de tempel en de priester hem.

De jongen begreep dat en ging iedere twee dagen naar de tempel om te zitten.
Wel ging hij in de verste hoek zitten om niet gezien te worden. Zijn kameraadjes vonden hem toch al zo anders.
Maar het nabije kwam niet terug. Wel het stille bij zichzelf zijn, dat hij ook kende van het samen met de buurvrouw uitkijken in de schemer, als haar man al naar het theehuis was.

Zo begon voor de jongen de weg naar binnen – die ook de weg naar buiten was als je ver genoeg doorging, had de priester gezegd.

De eerste grote verandering kwam toen hij belangstelling voor meisjes kreeg, in het bijzonder voor de mooie Mei Ling uit een naburig dorp.
Mei Ling was bijzonder geliefd bij de jongemannen uit de omtrek, ze had dan ook al vele aanzoeken gehad. Tot verdriet van haar ouders waren die afgeketst omdat de ouders van de jongemannen de grote, ongebonden voeten van Mei Ling een onoverkomelijk bezwaar vonden. Vrouwen met ongebonden voeten behoorden van oudsher tot het lagere personeel dat bestemd was voor zwaar werk. Zo een moest je niet tot vrouw nemen.
De ouders van Mei Ling vreesden met haar te blijven zitten, en besloten dan ook dat de voeten van haar kleine zusje, Tioe Lin – die ook een schoonheid beloofde te worden – met straffe hand moesten worden ingebonden.
De voeten van Mei Ling waren destijds niet ingebonden, omdat de ouders toen in behoeftige omstandigheden verkeerden en ze Mei Ling alleen als hulp in een rijke familie hoopten te kunnen aanbieden. Nu ze door een toeval in goede doen waren gekomen, moest Mei Ling maar helpen in het huishouden en misschien later worden uitgehuwelijkt aan een eenvoudige boer.

De zus met de grote voeten was eigenlijk niet meer dan een goedkope bediende, waar je verder geen aandacht aan behoefde te geven.
Een van haar plichten was water halen uit de rivier. Het zusje, waarvan ze zielsveel hield, ging dan met haar mee nadat haar voetjes waren ingebonden.
Mei Ling maakte de binding weer losser als ze een eindje van huis waren. Ze moest dan de zware aarden kruik op de grond zetten.
Op een dag bood Li, die haar dat vaak had zien doen, haar aan de kruik voor haar te dragen. Het was een stuk weg dat afgeschermd werd door een haag van manshoge struiken, die hen aan nieuwsgierige blikken onttrok.
Mei Ling had een kleur gekregen en alleen maar geknikt.
Daarop had Li de kruik op zijn ene schouder genomen en het zusje op de andere. Voor Mei Ling, die daarachter liep, was de wereld hierdoor helemaal veranderd. Ze had nu een vriend met wie ze alles kon delen, al zou ze dat nooit openlijk mogen tonen. Ze moesten het zusje dan ook inprenten dat ze thuis niet over Li mocht praten. Dat begreep ze heel goed en ze vond het erg gewichtig in een complot te zitten met Mei Ling en haar vriend.
Sinds die er bij was, werden haar voetjes nog losser ingebonden op de terugweg van het waterhalen. En ‘s avonds bij het slapen gaan, in bed bij Mei Ling – het gezin was maar klein behuisd –, werden de zwachtels bijna los gemaakt.
Li, die intussen alles wist van Mei Lings leven met haar zusje, begreep heel goed dat zijn vriendschap niet altijd geheim kon blijven. Hij vroeg zich af hoe hij het moest aanpakken, want hij kon er de buurvrouw en de priester zeker niet mee lastig vallen.

Toen de moeder merkte dat de voetjes van Tioe Lin nauwelijks ingebonden raakten, maar integendeel flinke proporties begonnen aan te nemen, raadpleegde ze de vroedvrouw. Die keek er een tijd lang ongelovig naar en meende dat er een boze geest in spel was. Die kon misschien door de priester worden uitgebannen, als ze voldoende offerden en zijn hulp inriepen – hoewel ze er niet zeker van was dat hij zijn medewerking zou willen verlenen.
Maar hoe kon ze de hulp van de priester inroepen, als ze voordien nooit naar het tempeltje was geweest?
Toen ze het met haar man overlegde, had die gezegd dat hij in het theehuis had gehoord dat hun oudste dochter wel eens met Li gezien werd bij het water halen. Hij had er geen verdere aandacht aan gegeven, maar bedacht nu dat ze Li misschien konden inschakelen om in contact te komen met de priester. Het was in het hele dorp bekend dat deze zonderlinge jongen iedere twee dagen naar het tempeltje ging, en Li zou ongetwijfeld bereid zijn de kwestie aan de priester voor te leggen.
Een paar dagen later gaf de moeder haar dochter opdracht de zaak met Li op te nemen. Ze had gehoord dat Mei Ling zich bij het waterhalen door Li liet helpen. Ze zou haar vergeven dat ze dat stilletjes had gedaan, als Li hen in contact kon brengen met de priester.

Li keek zorgelijk toen Mei Ling hem het verzoek overbracht.
Ze liepen op het pad binnendoor naar de rivier. Meestal was het zitten op zijn schouder een heerlijk avontuur, Mei Ling droeg dan de lege kruik. Maar vandaag leek alles grauw, ondanks de zon, die telkens vanachter de wolken vandaan kwam en dansende lichtjes tekende in het lange, zwarte haar van Mei Ling.
Na een poos – ze waren al bijna bij de rivier – pakte Li haar resoluut bij de hand en liet haar stil staan.
– Lieve Mei Ling, ik zal alles aan de priester voorleggen. Hij ziet wel hoe het moet.
Li had het zo rustig en vertrouwenwekkend gezegd, en er voor het eerst ‘lieve’ aan toegevoegd, dat ze hem stil en blozend bleef aankijken, alles om zich heen vergetend.
Ze omarmde hem zwijgend nadat ze de kruik had neergezet en bleef stil tegen hem aangedrukt staan. Ze wist dat ze zich hiermee helemaal aan hem gaf, zonder er iets over te zeggen.

Li voelde de verantwoordelijkheid nu ze hem toebehoorde nog zwaarder wegen, maar hij vermoedde dat het te maken moest hebben met ‘de nabijheid’.
Nadat hij het zusje op de grond had gezet, omarmde hij Mei Ling en kuste haar voorzichtig, zich verwonderend over de heerlijkheid van haar lichaam.
Toen ze elkaar loslieten leek alles beslist te zijn, zonder dat ze wisten waartoe dat zou leiden. Maar het kleine zusje, dat eerst een tijd aandachtig naar ze had opgekeken, omarmde plotseling hun benen, om ze nog langer bij elkaar te laten horen.
Mei Ling en Li keken vertederd naar beneden en bleven nog even zo staan, hoewel het moment al voorbij was.
Toen bukte Li zich en wilde het zusje weer op z’n schouder tillen. Maar ze liet zich in z’n arm omlaag glijden en drukte haar bedroefde gezichtje tegen z’n borst, zonder echt te huilen. De twee keken naar elkaar en dan weer naar het zusje. Het was duidelijk wat dit betekende.
Li begon haar te wiegen en kleine woordjes te zeggen, waarop het zusje haar hoofdje langzaam omdraaide en met een betraand gezichtje naar Mei Ling keek vanaf de sterke arm van Li.
– We blijven bij elkaar, Tioe Lin,’ zei Mei Ling – terwijl ze dat natuurlijk niet kon weten, al hoopte ze het vurig.
Het zusje hoorde alleen maar wat ze hoopten. Er kwam een begin van een klein lachje, terwijl ze opeens vastbesloten Li in z’n hals begon te kriebelen, die gek met z’n hoofd begon te draaien en haar handje quasi wegduwde.

Het ogenblik was voorbij en het gewone leven keerde terug, maar nu vergezeld van een onuitgesproken belofte voor de toekomst. De dag strekte zich tot ver over de rivier uit, met trillende lichtjes op het water en een blije glans in de ogen van Mei Ling, die telkens naar de twee achter haar omkeek.
De anders zware kruik leek licht en dunwandig en de zon nam nog steeds in kracht toe, terwijl de regenwolk van daarnet langzaam en vredig wegdreef.
Li had nog steeds een snel kloppend hart, zeker als Mei Ling omkeek, maar er kwam ook een donker vermoeden boven dat hij niet probeerde te tonen.
De priester zou luisteren naar wat ‘het nabije’ aangaf, daar was hij zeker van. Maar of ze ook bij elkaar mochten blijven, leek net zo onzeker als de kolk in de rivier in de bocht even verderop – die wel telkens terugkwam op ongeveer dezelfde plaats, maar soms ook een poos wegbleef.
De rivier zou er altijd zijn, breed en traag of snel en smal, maar wat het betekende wist je natuurlijk niet. Hij liet zo weinig mogelijk aan Mei Ling merken, nu ze zo gelukkig was en op hem rekende.

Ze bleven langer dan anders bij de rivier. Maar tenslotte schepten ze de grote kruik treuzelend vol, nadat ze lang naar de rivier, naar elkaar en het zusje hadden gekeken. Mei Ling kon thuis altijd zeggen dat ze lang met Li had moeten overleggen over het verzoek aan de priester.
Toen ze meer dan een uur te laat thuis kwamen, was de moeder tot hun verwondering alleen maar nieuwsgierig naar de uitslag van het overleg. Ze knikte Li, die ze voor het eerst zag, vriendelijk toe en nodigde hem binnen. Ze bood hem thee en koeken aan, die ze speciaal voor deze gelegenheid gemaakt moest hebben.
Terwijl ze gedrieën – een verlegen Li, een gehoorzame Mei Ling en het zusje bij de benen van Li – naar de moeder keken, die alles voor ze uitstalde en ze nodigde te gaan zitten, nam het donkere vermoeden in Li weer toe.
Hij had de ogen neergeslagen en wachtte de vraag van de moeder af … was hij maar al bij de priester, dan zou alles duidelijk zijn …
– We weten dat je een vertrouweling van de eerwaarde priester bent, Li, en daarom zou je misschien aan hem willen vragen wat er met de voetjes van Tioe Lin is. Je weet waarschijnlijk van Mei Ling dat ze zich niet laten inbinden. En dat is nodig voor later, opdat ze ons niet, als Mei Ling, tot last zal blijven.
Li voorvoelde dat hij afstand van Mei Ling zou moeten doen. En hoewel zijn hart samenkromp, maakte het hem ook vrij.
– Geëerbiedigde mevrouw Wu, ik neem op mij de moeilijkheid met de voetjes van Tioe Lin aan de priester voor te leggen en zijn raad aan U over te brengen. Maar Mei Ling is U niet tot last, zoals U wel weet. Zij zal ongetwijfeld een goed huwelijk doen en U groot aanzien brengen.
Hoewel dat eigenlijk niet was toegestaan, keek hij haar recht aan, zodat ze tot haar ergernis de ogen neersloeg.
Ze hield een terechtwijzing in dit stadium binnen, maar ze nam zich voor, als het met Tioe Lin naar genoegen geregeld was, Mei Ling te verbieden verder met die dwaas van een Li om te gaan. Ze had trouwens nooit begrepen waarom Mei Ling zoveel meer belovende jongelieden, die naar haar gunsten dongen, had versmaad, ten gunste van die dromer, die nog nooit een meisje had gehad.

De priester hoorde Li zwijgend maar niet onvriendelijk aan.
Eerst had hij over Li heen naar de verte gekeken, maar daarna had hij de ogen gesloten en even geglimlacht, toen Li vertelde dat hij van Mei Ling hield en bang was haar te verliezen.
– Natuurlijk ben je bang. Maar pas als ik Tioe Lin heb gezien en ik weet hoe het een bij het ander hoort, kan ik iets zeggen. We gaan nu eerst ‘zitten’.
Li sloot de ogen. Het leek of het ruisen van de rivier, die toch ver vandaar stroomde, steeds sterker werd.
Na afloop – de zon was al aan het zakken – ging Li naar huis en vertelde alles aan z’n tweede moeder. Ze had haar werk neergelegd en was met hem op de bank gaan zitten die naar de rivier uitkeek.
In tegenstelling tot de priester werd ze verdrietig toen hij van Mei Ling vertelde.
– Doe maar wat de priester je zegt, ook als je weg moet. De rivier heeft verhalen, die wel met jou, maar niet met mij te maken hebben. Maar je komt hier wel terug.
Ze sloeg een arm om Li heen.
– Dat van ons blijft, anders had ik je niet gehoord op het laatste ogenblik. Maar je leven vraagt meer dan hier mogelijk is, zegt de rivier.
Ze zaten nog een poos zwijgend bij elkaar voor ze weer aan het werk gingen.

Twee dagen later ging hij met Tioe Lin naar de tempel.
Ze vond het een heel avontuur en vroeg aan Li of ze iedere week met hem mee mocht, als Mei Ling thuis geen tijd voor haar had en ze bij de moeder moest zitten met strak gebonden voetjes. Mei Ling had haar in bed verhaaltjes verteld, waarin ze net als anderen goed konden lopen.
Bij de tempel had Li haar leren buigen voordat ze naar de priester gingen, die hen in z’n kamertje ontving dat op het zuiden lag waar je de rivier beter kon horen.
De priester was zo duidelijk het centrum van het kamertje, dat Tioe Lin, toen ze binnen was en voor hem had gebogen, vanzelf een plaatsje dicht bij hem opzocht.
Hij nam haar voetjes en wikkelde de windsels los, wat na een poos van gebonden zijn altijd pijn deed, maar nu een verwachting bij haar wekte – die haar zelfs Li deed vergeten, die stil bij de open deur was gaan zitten. Toen alle windsels eraf waren en de priester ze netjes had opgevouwen, nam hij beide voetjes in zijn handen en begon zacht te neuriën. Ze keek vol verwachting naar hem op, want na het neuriën zou er vast een verhaal komen, net als bij Mei Ling.
– Heel vroeger, daar weten Mei Ling en jij niets meer van, waren jullie draagvrouwen aan de rivier. Jullie droegen de goederen van de rijken naar of van de veerboot. Daar kregen jullie geld voor om eten te kopen. Dat deden jullie je hele leven. Maar jullie voeten hadden nog niet genoeg gelopen, toen jullie Mei Ling en Tioe Lin werden. Daarom is het goed dat de voeten van je grote zus niet gebonden werden. En die van jou moeten dat natuurlijk ook niet worden. Dat zal Li wel aan je moeder vertellen, die dat niet geweten heeft. De voorouders vonden dat je vader en moeder dat zelf hadden moeten uitvinden. Door mij weten ze dat nu, maar je moeder zal het niet willen begrijpen en Li wegsturen. Maar omdat je grote zus en Li bij elkaar horen, zullen ze weer bij elkaar komen.
De stem van de priester was nu streng en donker geworden. Maar het meisje schrok er niet van, want ze voelde net als de priester dat het zó gebeuren moest, al vond ze het verdrietig.
– Li moet je moeder erbij zeggen, dat als ze je voetjes toch bindt, ze een groot onheil over de familie afroept, dat nu nog in een donkere hoek van de toekomst wacht.
De priester legde nu z’n hand op het hoofdje van Tioe Lin, die stil voor zich uit zat te kijken. Het voelde heerlijk warm en veilig en haar voetjes waren weer helemaal van haar.
– Li komt over twee dagen op de gewone avond bij me, om te zorgen dat alles gaat zoals het gebeuren moet. Ook als hij weggaat, blijft hij voor jullie zorgen. Dat moet je maar bedenken, als je met je zus in het grote bed ligt en Mei Ling verdrietig is.

Het gebeurde zoals de priester voorzien had.
Mei Ling en Li zagen elkaar nog een paar keer in het geheim, voordat de jongen met een klein bundeltje afreisde naar de stad verder stroomafwaarts. Daar zou hij ongetwijfeld een plek vinden als hij te weten kwam wat de mensen daar aan werkkracht nodig hadden.
De moeder van Li, Mei-Ling en het zusje gingen ieder op hun manier met hem mee – al zagen de mensen in de stad alleen een oplettende en leergierige jongen, die waarschijnlijk hard kon werken.